Home Karl Marx en de Internationale

Karl Marx en de Internationale

  • Gepubliceerd op: 28 augustus 2014
  • Laatste update 05 apr 2023
  • Auteur:
    Rob Hartmans
  • 13 minuten leestijd
Karl Marx en de Internationale

De gevreesde Internationale kwam in het najaar van 1872 bijeen in Den Haag. De burgerlijke pers waarschuwde voor dit ‘Europese bandietenverbond’ onder leiding van Karl Marx. De regering hield voor de zekerheid soldaten achter de hand.

Op donderdag 5 september 1872 loopt een keurig geklede heer zoekend door de Lange Lombardstraat in Den Haag, een wat vervallen straat in een sjofele wijk in het centrum van de residentie. Hij is op weg naar het armoedige danslokaal Concordia, een gelegenheid die iemand van zijn stand niet pleegt te betreden.

Hoewel de 38-jarige Hendrick Quack niet rijk is, behoort hij wel tot de elite van Nederland. Hij is een neef van bierbrouwer Gerard Heineken, secretaris van de Maatschappij ter Exploitatie der Staatsspoorwegen, hoogleraar staatswetenschappen aan de universiteit van Utrecht en redacteur van het deftige tijdschrift De Gids. Quack is een maatschappelijk geëngageerd man, die een scherp oog heeft voor wat de ‘sociale quaestie’ wordt genoemd. Al sinds enkele jaren maakt hij studie van een nieuwe beweging, die door de heersende klasse met grote argwaan en bezorgdheid wordt gadegeslagen, en waarover hij tussen 1875 en 1899 een zesdelig standaardwerk zal publiceren: De socialisten. Personen en stelsels.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Vanwege dit onderzoek heeft Quack zich naar de Lange Lombardstraat gespoed, want de gehele eerste week van september 1872 vergaderen hier afgevaardigden van een club die vorsten, ondernemers en kerkleiders in heel Europa de stuipen op het lijf jaagt: de vanuit Londen geleide International Working Men’s Association. In zijn Herinneringen beschrijft Quack later hoe hij plaatsneemt op de stoffige tribune van het uitgewoonde zaaltje, te midden van enkele tientallen arbeiders, bohemienachtige beroepsrevolutionairen en politiemannen in burger. Zijn aandacht gaat vooral uit naar de onmiskenbare leider van dit gezelschap, de Duitser Karl Marx, die in Londen in ballingschap leeft. Deze kloeke, forse vijftiger, met zijn reeds grijzende baard en strenge gelaat, is officieel slechts een van de leden van de algemene raad van de ‘Internationale’, maar wordt alom gezien als de grand chef van wat in de burgerlijke pers het ‘Europese bandietenverbond’ wordt genoemd.

Toen in juli 1872 bekend werd dat de Internationale in Den Haag zou vergaderen, had het conservatieve Dagblad van Zuid-Holland en ’s-Gravenhage geschreven dat het een teken aan de wand was dat de leden van dit sinistere gezelschap zonder voor vervolging te hoeven vrezen ons land uitkozen als ‘brandpunt der revolutionaire beroeringen’. Maar ja, echt vreemd was dat volgens deze krant ook niet, aangezien de liberale regering van de in juni overleden Thorbecke in feite de ‘politieke geestverwante’ van deze revolutionairen was. Er werden petities ingediend bij de koning en de minister van Binnenlandse Zaken om de komst van de gevaarlijke oproerkraaiers te verbieden. Op basis van de vrijheid van vereniging en vergadering, die in de Grondwet van 1848 was vastgelegd, besloot de regering echter dat er geen redenen waren om het congres te verbieden, al zou ze de zaak uiteraard nauwlettend in de gaten houden en militairen achter de hand houden.

Er werden petities ingediend om de komst van de oproerkraaiers te verbieden

Maar hoe gevaarlijk was die Internationale eigenlijk? Wat was dit voor een club? Waren de aanhangers ervan allemaal gevaarlijke revolutionairen? Welke rol speelde die geheimzinnige dr. Marx? En wat klopte er van de voorspelling van de Franse minister van Buitenlandse Zaken dat de Internationale op het Haagse congres uit elkaar zou vallen?

Aanvankelijk had de Internationale weinig te maken met socialisme, laat staan dat het een revolutionaire organisatie was. Nadat in januari 1863 in Polen een opstand tegen de Russische overheersing was uitgebroken, werd in juli van dat jaar in Londen een grote solidariteitsbijeenkomst georganiseerd, waar ook een aantal radicale nationalisten en socialisten uit Frankrijk, Italië, Duitsland en Polen aanwezig was. Daar ontstond het idee om samen te werken en een internationale organisatie op te richten. Dit gebeurde op 28 september 1864 tijdens een bijeenkomst in St. Martin’s Hall bij Covent Garden, waar de International Working Men’s Association werd opgericht. In het voorlopige comité van 34 leden zat onder meer de tot dan toe vrijwel onbekende filosoof Karl Marx, die reeds vijftien jaar in Londen woonde.

Tijdens de oprichtingsvergadering speelde Marx geen noemenswaardige rol. Maar toen de anderen er niet in slaagden een bevredigende beginselverklaring te produceren, schreef Marx een ‘Adres aan de arbeidende klassen’ plus een reglement voor de organisatie, die beide door de algemene raad van de Internationale werden aangenomen. In het ‘Adres’ beschreef Marx de ontwikkeling die de Engelse arbeidersklasse sinds het revolutiejaar 1848 had doorgemaakt. Een ontwikkeling die volgens hem model stond voor wat er zou gebeuren in landen waarin de Industriële Revolutie later op gang kwam. Hoewel er door vakbondsstrijd en de oprichting van inkoopcoöperaties, waar arbeiders goede en goedkope producten konden kopen, wel bescheiden successen geboekt waren, kon de arbeidersklasse alleen werkelijk iets bereiken als zij de politieke macht wist te veroveren. Uiteindelijk diende het te gaan om ‘de afschaffing van elke klassenheerschappij’.

Dat Marx de belangrijkste documenten van de Internationale had geschreven, betekende niet dat dit nu een zuiver ‘marxistische’ organisatie was. Om te beginnen bestond deze internationale organisatie niet alleen uit individuele leden, maar konden ook organisaties collectief lid worden. Meestal ging het om vakbonden, die over het algemeen tamelijk gematigd waren en vooral geïnteresseerd in verbetering van de materiële omstandigheden van hun leden. Lang niet iedereen deelde de opvattingen van Marx.

In de eerste jaren na 1864 groeide de Internationale voorspoedig. In tal van landen werden secties opgericht, waarbij vakbonden en politieke verenigingen zich konden aansluiten. De Internationale fungeerde vooral als verbindingscomité tussen vakbonden in de verschillende landen. Ze steunden elkaar in geval van stakingen met solidariteitsbetuigingen en bescheiden financiële hulp. De omvang van hun activiteiten was beperkt, maar alleen al het feit dat arbeiders een internationaal netwerk opzetten en elkaar bijstonden in de strijd tegen de ondernemers baarde veel opzien en leidde tot flinke bezorgdheid bij de regeringen en de heersende klasse. Die werd nog versterkt door de jaarlijkse congressen, die vanaf 1867 in Lausanne, Brussel en Basel werden gehouden en waarop driftig werd gedebatteerd over de koers van de internationale arbeidersbeweging. De publiciteit die dat opleverde, stond meestal niet in verhouding tot de daadwerkelijke activiteiten van de ‘Internationalen’.

In Nederland werd pas eind 1869 een sectie van de Internationale opgericht: het Nederlandsch Werklieden-Verbond. Vakbonden bestonden nog nauwelijks in ons land – drie jaar daarvoor hadden typografen de eerste vakvereniging opgericht. De Nederlandse afdeling, die zich al spoedig afficheerde als het Internationaal Werklieden-Verbond, zou nooit meer dan enkele honderden leden tellen, van wie de meesten in Amsterdam woonden. De contacten met de algemene raad in Londen verliepen gebrekkig en moeizaam doordat geen van de Nederlandse bestuurders het Engels beheerste.

De reputatie van de Internationale was groter dan de werkelijkheid rechtvaardigde

Hoewel de Internationale voor de prille Europese arbeidersbeweging niet zonder belang was, was haar reputatie veel en veel groter dan de werkelijkheid rechtvaardigde. Niet alleen haar aanhangers overdreven de betekenis ervan, maar het waren vooral de tegenstanders die de Internationale opbliezen tot een immense, dreigende nachtmerrie. Zij zagen het ‘spook’ door Europa rondwaren dat Marx en Engels al in 1848 in het Communistisch Manifest hadden beschreven, en vreesden een herhaling van de Commune van Parijs.

Dat zat zo: aan het begin van de Frans-Duitse Oorlog, die uitbrak in de zomer van 1870, werden de Franse troepen verpletterend verslagen. De Duitse troepen rukten op naar Parijs, dat vanaf eind september werd belegerd. Behalve door een betrekkelijk klein garnizoen beroepssoldaten werd de stad verdedigd door de Nationale Garde, die bestond uit nauwelijks getrainde vrijwilligers uit diverse wijken van Parijs. De inwoners van de Franse hoofdstad leden honger. Begin 1871 sloot de nieuwe Franse regering een wapenstilstandsverdrag met Duitsland.

De vernedering was groot. Duitse troepen defileerden over de Champs-Élysées en er bleef bezettingsmacht achter. Toen in maart de voorlopige Franse regering de Nationale Garde wilde ontwapenen, sloeg de vlam in de pan en joegen de Nationale Gardisten uit de arbeiderswijken de regering Parijs uit. Er werd een revolutionair stadsbestuur gevormd, de Commune, en de arbeiders en handwerkslieden van de Nationale Garde verweerden zich tegen de regeringstroepen, die de stad probeerden te heroveren. Uiteindelijk slaagde de voorlopige regering daar eind mei in, na een week van bloedige straatgevechten, waarbij duizenden communards sneuvelden of na hun overgave werden gefusilleerd.

In de Commune speelden socialisten, onder wie enkele leden van de Internationale, een rol en er werd ook geëxperimenteerd met vormen van arbeiderszelfbestuur. Toch was de Commune geen onversneden socialistische republiek. Dat kon ook niet, omdat de verdediging tegen de regeringstroepen absolute prioriteit had en veel deelnemers zich primair uit nationalistische motieven hadden gekeerd tegen een regering die werd gezien als een stelletje landverraders.

Dat nam niet weg dat ‘burgerlijke’ kranten in Frankrijk en daarbuiten de Commune afschilderden als een socialistische revolutie, gericht tegen de bestaande politieke en economische machtsverhoudingen. De Internationale werd gezien als de geheimzinnige organisatie die de revolutionairen van buitenaf aanstuurde. Volgens het Nederlandse katholieke dagblad De Tijd zou de Internationale niet minder dan 2,5 miljoen leden tellen, die bovendien blinde gehoorzaamheid verschuldigd waren aan de gewetenloze leiders van deze boevenbende. Wie toetrad tot de Internationale zou zijn eigen persoonlijkheid moeten opgeven en alle banden met familie en vrienden verbreken: ‘Geen negerslaaf droeg ooit zoo zwaar een juk.’

De spin in dit wereldwijde web van opstandelingen en brandstichters was de ‘Red Terror Doctor’, de ‘Grootmeester der Internationale’: dr. Karl Marx, die tot dan toe slechts in kleine kring bekendheid genoot als auteur van een even dik als onleesbaar boek over economie, Das Kapital. De wildste verhalen deden de ronde over deze baardige Duitse filosoof en ‘zijn’ organisatie. Volgens conservatieve Franse kranten was hij al sinds 1857 de privésecretaris van de Pruisische ‘IJzeren Kanselier’, vorst Otto von Bismarck, die hem ruimhartig van financiële middelen voorzag. Dit betekende dat de Franse nederlaag niet het resultaat was van een eerlijke strijd op het slagveld, maar van een achterbakse samenzwering van Pruisen en de socialistische Internationale. Door er steevast op te wijzen dat Marx van Joodse afkomst was, kreeg deze Franse dolkstootlegende bovendien een giftig antisemitisch randje.

In werkelijkheid hadden Marx en de algemene raad van de Internationale heel weinig te maken gehad met de Commune. Terwijl in Parijs de communards op de barricaden streden, kwamen op de wekelijkse vergadering van de algemene raad vooral andere zaken aan de orde. Hoewel Marx had beloofd een officiële verklaring te schrijven, stelde hij dit telkens uit. Vreemd was dit niet, want volgens zijn eigen theorie was het nog veel te vroeg om een socialistische revolutie te ontketenen. Daarvoor zouden eerst de kapitalistische productieverhoudingen en de liberale democratie zich verder moeten ontwikkelen. Hij meende dat de revolutie het eerst in Engeland zou uitbreken. Tien jaar later verklaarde hij in een brief aan de Nederlandse socialistenleider Ferdinand Domela Nieuwenhuis zonder omhaal dat de communards veel te voorbarig waren geweest en beter een compromis met de Franse regering hadden kunnen sluiten.

De spin in dit wereldwijde web van opstandelingen was ‘Red Terror Doctor’ Karl Marx

Maar toen de Commune op uiterst bloedige wijze was onderdrukt en onder socialisten de mythe ontstond dat het proletariaat voor het eerst een serieuze poging had ondernomen een rechtvaardige samenleving te grondvesten, kon Marx moeilijk in het openbaar van zijn scepsis getuigen. Vandaar dat hij in de officiële verklaring van de algemene raad van de Internationale, zijn brochure De burgeroorlog in Frankrijk, de Commune alsnog annexeerde en bejubelde als ‘de roemrijke voorbode van een nieuwe maatschappij’. Hoewel hij in het voorjaar van 1871 slechts twee briefjes aan leiders van de Commune had geschreven, beweerde hij later dat hij middels honderden brieven en memo’s koortsachtig contact had onderhouden met de dappere strijders in Parijs, iets wat door latere communistische historici klakkeloos werd overgenomen.

Doordat de buitenwereld hiervan niet op de hoogte was en de antisocialistische pers de Internationale veel groter en gevaarlijker maakte dan ze was, was het niet vreemd dat het Haagse congres van 1872 met argwaan en bezorgdheid werd gadegeslagen. Maar zoals de undercover agenten van de hoofdstedelijke politie en Hendrick Quack merkten, was daar weinig reden toe. Er werd eindeloos gesteggeld over procedures en resoluties, en van een internationale samenzwering was geen sprake. Bovendien kreeg de Franse minister van Buitenlandse Zaken gelijk: hier in Den Haag viel de Internationale uit elkaar.

Marx’ theorie over het socialisme en vooral zijn autoritaire ideeën over de organisatie van de Internationale hadden van het begin af aan irritaties en tegenstand opgeroepen. In Den Haag behaalde Marx nog een overwinning doordat hij erin slaagde zijn belangrijkste tegenstander de Russische anarchist Michail Bakoenin en diens aanhang uit de Internationale te laten gooien. Maar de organisatie kwam deze scheuring niet meer te boven en werd in 1876 officieel opgeheven.

Als symbool van de internationale solidariteit van arbeiders bleef het idee echter voortleven, en latere internationale socialistische organisaties presenteerden zich vaak als opvolger van deze ‘Eerste Internationale’ (zie kader). En niet te vergeten: ‘De Internationale’ werd hét strijdlied van de socialistische beweging. Het werd in 1888 op muziek gezet door de Belgische componist Pierre de Geyter, met een tekst van de ex-communard Eugène Poittier. Daarin werd hoopvol gezongen dat de Internationale ooit zou ‘heersen op Aard’.

De verschillende Internationales

De International Working Men’s Association (1864-1876) staat tegenwoordig te boek als de Eerste Internationale. Op 14 juli 1889 werd in Parijs de Tweede Internationale opgericht, die werd gedomineerd door de marxistische Sozialdemokratische Partei Deutschlands en waarin voor anarchisten en syndicalisten geen plaats was. Tijdens de Eerste Wereldoorlog viel deze organisatie uiteen. In 1920 organiseerden de sociaal-democratische partijen zich opnieuw in de Socialistische Arbeiders Internationale, die een voortzetting van de Tweede Internationale wilde zijn, maar door tegenstanders doorgaans werd uitgemaakt voor ‘Tweeënhalfde’ Internationale.

Ondertussen hadden de communisten zich georganiseerd in de door Moskou geleide Communistische Internationale of Komintern, die ook wel de Derde Internationale werd genoemd. In 1938 richtten aanhangers van de verbannen Lev Trotski de piepkleine Vierde Internationale op, die de strijd aanbond met zowel de sociaal-democraten als de stalinisten. Officieel bestaat deze organisatie nog steeds.

Meer weten

Het standaardwerk over de Eerste Internationale is het eerste deel van Julius Braunthals driedelige Geschichte der Internationale (1961). Goede recente biografieën van Marx zijn Karl Marx: een biografie van Francis Wheen (2002) en Karl Marx: a Nineteenth Century Life van Jonathan Sperber (2013). Nog altijd bruikbaar is David McLellan, Marx’ leven en werk (1975). Voor Marx’ denken en zijn relatie tot de Internationale is het eerste deel van Leszek Kolakowski’s Geschiedenis van het marxisme (1980) nog altijd onmisbaar.

De Nederlandse sectie van de Internationale komt uitgebreid aan bod in Waarachtige volksvrienden (2001) van Dennis Bos, die dit jaar tevens het vuistdikke Bloed en barricaden publiceerde, over de rol van de Parijse Commune in de socialistische mythevorming. Hierin wordt ook kritische aandacht besteed aan de rol van Marx. Een goede geschiedenis van de Commune is nog altijd Steward Edwards, The Paris Commune 1871 (1971).

‘De tijd is gekomen dat een nieuwe poging mag worden gewaagd, om den ganschen stroom van het Socialisme in zijn dwalenden en kronkelenden loop stap voor stap na te gaan.’ Lees alle delen van Quacks De socialisten op historischnieuwsblad.nl/communisme.

De financiële crisis heeft geleid een herwaardering voor Marx’ ideeën. Krijgt hij alsnog gelijk? Bekijk een BBC-documentaire die deze vraag probeert te beantwoorden op historischnieuwsblad.nl/communisme.

Zonder Friedrich Engels was Marx’ theorie nooit tot stand gekomen. Lees een portret van de man die onterecht wordt beschouwd als Marx’ bijzettafeltje op historischnieuwsblad.nl/communisme.

Over het communisme heeft Historisch Nieuwsblad een themapagina samengesteld met artikelen, filmpjes, sites en meer. Ga naar historischnieuwsblad.nl/communisme voor bijvoorbeeld artikelen over Radio Moskou en de Nederlandse erkenning van de Volksrepubliek China, maar ook voor een Andere Tijden-uitzending over de Praagse Lente.