Home Dossiers Nederlandse politiek Kamerleden stemden mede uit eigenbelang

Kamerleden stemden mede uit eigenbelang

  • Gepubliceerd op: 28 februari 2023
  • Laatste update 28 feb 2023
  • Auteur:
    Geertje Dekkers
  • 2 minuten leestijd
Nederland Tweede Kamer
Cover van
Dossier Nederlandse politiek Bekijk dossier

Dit artikel krijgt u van ons cadeau

Wilt u onbeperkt toegang tot de artikelen op Historischnieuwsblad.nl? U bent al lid vanaf €1,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en u heeft direct toegang.

Rijke Kamerleden stemden in de periode 1870-1920 met hun eigen portemonnee in het achterhoofd. Of preciezer gezegd: belastinghervormingen die de meest vermogende burgers geld zouden kosten, kregen minder stemmen van rijke politici dan van armere.

Bas Machielsen heeft het stemgedrag van Kamerleden onderzocht voor zijn proefschrift The Political Elite, Self-Interest and Democratization, waarop hij onlangs promoveerde aan de Universiteit Utrecht. In de periode die Machielsen behandelt, deden ministers pogingen om een algemene inkomstenbelasting in te voeren. In 1863, 1872 en 1884 lukte het niet daar een meerderheid voor te vinden, maar in 1893 ging het parlement akkoord, waarbij het hoogste tarief op 3,2 procent kwam te liggen. In de Eerste Wereldoorlog ging het tarief omhoog en werd het stelsel progressiever, waardoor de hoogste inkomens naar verhouding meer gingen betalen. Het stemgedrag was in de tussenliggende periode dus veranderd.

Meer historische context bij het nieuws? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.

Ontvang historische artikelen, nieuws, boekrecensies en aanbiedingen wekelijks gratis in uw inbox.

Dat hield verband met een gewijzigde samenstelling van het parlement. Aan het begin van de onderzochte periode waren Kamerleden vaak opvallend rijk, maar daarna werden ze door de bank genomen armer. Een gemiddelde parlementariër in 1920 ondervond daardoor persoonlijk minder negatieve effecten van hogere belastingtarieven dan zijn collega in 1870. Politici lieten zich niet alleen leiden door eigenbelang, want met name hun partijstandpunten hadden een groter effect op hun stemgedrag. Maar de gevolgen voor hun eigen welvaart speelden aantoonbaar mee.

Lucratief beroep

Wie in de periode 1870-1920 een paar jaar actief was in de politiek, had aan het einde van zijn leven gemiddeld meer geld dan andere burgers met verder vergelijkbare kenmerken. Door het salaris kwam dat niet, want dat was niet heel hoog. Vermoedelijk maakte een deel van de politici zijn positie op een oneigenlijke manier te gelde, bijvoorbeeld door zich te laten betalen voor stemmen. Het effect nam af naarmate politieke partijen meer invloed kregen, de fractiediscipline sterker werd, en er voor Kamerleden minder ruimte overbleef om individueel besluiten te nemen.

Opvallend genoeg had rijkdom geen effect op het stemgedrag als het ging om een kwestie die op langere termijn gevolgen zou hebben: de uitbreiding van het kiesrecht. Eerst was dat recht voorbehouden aan mannen die een vastgesteld bedrag aan belasting betaalden, maar geleidelijk werd het uitgebreid. Dat betekende dat er nieuwe kiezers bij kwamen, met andere financiële belangen dan de gevestigde orde. Daardoor veranderde de samenstelling van de Kamer en volgden er besluiten die de rijkste burgers geld kostten. Dat viel te voorzien, maar toch lieten politici zich op dit punt niet leiden door eigenbelang.

Dit artikel is gepubliceerd in Historisch Nieuwsblad 3 - 2023