De oogst van Duitse boeken is weer rijk. Ook letterlijk, want de drie hier besproken boeken zijn niet alleen dik, het dikste boek gaat ook over een van de rijkste families van Duitsland.
In een televisiedocumentaire uit 2007 getiteld Das Schweigen der Quandts werd deze familie – met grote belangen in tal van bedrijven – beschuldigd van harteloosheid en hardnekkig zwijgen over haar rol ten tijde van het Derde Rijk. De Quandts, die bij het grote publiek vooral bekendstaan als eigenaren van BMW, werden doelwit van harde kritiek. Hun discretie en hang naar anonimiteit – een handelsmerk van ‘stamvader’ Günther – keerde zich nu tegen hen.
Om verdere speculaties over de herkomst van de immense rijkdom te voorkomen, besloot de familie open kaart te spelen. Dat deed ze dan ook ruimhartig. Historicus Joachim Scholtyseck kreeg genereuze financiële middelen en onbeperkte toegang tot de familie- en bedrijfsarchieven. Met een team van meer dan tien medewerkers toog hij aan het werk.
Het resultaat is onthullend, om niet te zeggen ontluisterend. Net als tal van andere ondernemers, militairen, hoge ambtenaren en andere leden van de Duitse elite was Quandt geen overtuigde nazi en niet uit op oorlog. Maar toen de nazi’s eenmaal aan de macht waren, paste hij zich moeiteloos aan, en toen de bewapening eenmaal begon sprong daar hij vol enthousiasme in. Voor een producent van accu’s (Varta), geweren (Mauser) en tal van andere producten was hier flink geld te verdienen.
Natuurlijk waren hij en zijn oudste zoon Herbert ook betrokken bij het tewerkstellen van dwangarbeiders en concentratiekampgevangenen. Meer dan 50.000 waren er werkzaam bij de verschillende bedrijven van het concern. Zowel Günther als beoogd opvolger Herbert was hiervan volledig op de hoogte en bemoeide zich met de exploitatie van de dwangarbeiders. Ook voor arisering en het opkopen van bedrijven in de bezette gebieden deinsde Quandt niet terug.
Scholtyseck is geen pionier op het terrein van bedrijfsgeschiedenis, maar staat wel in een inmiddels respectabele traditie. Sinds de jaren negentig zijn er werken over Volkswagen, Flick, Krupp en andere concerns en ondernemers verschenen. De vraag naar schuld en collaboratie is hierbij telkens moeilijk te beantwoorden.
Quandt was een geniale én gewetenloze ondernemer. Onder elk politiek regime en onder alle economische omstandigheden wist hij met succes zaken te doen. In zijn zucht naar macht en uitbouw van het concern – aldus Scholtyseck – verloor hij elk gevoel van fatsoen en moraal. Impliciet laat Scholtyseck ook de kameleontische karakterloosheid van Quandt zien. Begin 1933 werd hij in het kader van ‘antikapitalistische’ propaganda enige tijd in de gevangenis gezet. Ondanks deze vernedering meldde hij zich in mei 1933 als lid bij de NSDAP.
Na 1945 werd Günther Quandt slechts gekwalificeerd als Mitläufer. Dat is volgens Scholtyseck volkomen ten onrechte: hij was een opportunistische profiteur en collaborateur die nergens voor terugschrok zolang zijn eigen belangen maar veilig waren gesteld. Hij verschilde daarin overigens niet veel van andere succesvolle ondernemers.
De familie was not amused over de harde conclusies, maar nam met elegantie haar verlies. Een aanrader voor alle geïnteresseerden in de vervlechting van economie en politiek en ondernemersbiografieën.
Günther Quandt verdedigde zich tijdens de denazificatie door te wijzen op zijn vijandschap met Joseph Goebbels. Scholtyseck wijst er fijntjes op dat deze ruzie niets te maken had met politiek of ideologie. Goebbels en Quandt hadden een ordinaire ruzie over de voogdij van Quandts jongste zoon Harald. Deze was geboren uit het huwelijk van Günther en zijn jeugdige echtgenote Magda, maar Magda was sinds 1931 de echtgenote van… Joseph Goebbels.
Scholtyseck baseert zijn oordeel mede op de dagboeken van Goebbels. Dit toont maar weer eens aan dat deze dagboeken een onuitputtelijk bron voor historici zijn. Dat blijkt ook uit de voorbeeldige studie van Angela Hermann over de lange crisis in de internationale politiek van 1938-1939. Om deze crisis als opmaat naar de Tweede Wereldoorlog nog beter te doorgronden heeft zij de dagboeken aan een minutieus onderzoek onderworpen. Naast een rijke oogst aan nieuwe details laat zich ook een aantal duidelijke en soms nieuwe conclusies trekken.
Om de belangrijkste te noemen: in de eerste plaats was Hitler geen ‘zwakke dictator’, zoals Hans Mommsen en anderen beweren. Hitler nam voortdurend initiatieven. Hij overlegde weliswaar veel en soms lang, maar uiteindelijk nam hij ook de beslissingen. In de tweede plaats bevestigen de dagboeken dat Hitler al vanaf 1933 uit was op oorlog. Hij gebruikte het herzien van Versailles als een ‘dekmantel’ voor een raciale en territoriale herordening van Europa of, zoals Hitler het zelf noemde, de ‘große Weltauseinandersetzung’.
Aan de eeuwige discussie over de vraag of de dagboeken van Goebbels wel ‘echte’ dagboeken zijn in de zin van ‘eerlijk’ draagt Hermann een aantal overtuigende argumenten bij. Ze wijst erop dat ze feitelijk zeer goed kloppen; van Dichtung of onwaarheden is geen sprake.
Een nog zwaarder argument is het simpele feit dat Goebbels – anders dan veel andere dagboekauteurs – nooit de kans heeft gehad ze te herschrijven. Dat hij een contract had met een uitgever doet daar niets aan af. Hij wilde ze gebruiken als uitgangspunt voor publicaties, maar in deze (voorlopige) vorm komen ze zeer dicht bij openhartige en authentieke dagboeken.
Voor de liefhebbers van de buitenlandse politiek van het Derde Rijk is deze studie een absolute aanrader.
Een wat vrolijker stemmend boek is Die deutsche Seele, een leerzaam en amusant ‘naslagwerk’ waarin alfabetisch een vijftigtal ‘typisch Duitse’ begrippen in een historisch kader wordt geplaatst. De lemma’s lopen van Abendbrot tot en met Zerrissenheit en passeren onderweg Duitse emoties, normen en waarden als Arbeitswut, Fahrvergnügen, Kulturnation, Reinheitsgebot, Sehnsucht, en natuurlijk Wurst.
De kortste bijdragen tellen slechts een paar bladzijden. De grootste – over Musik – is maar liefst 38 pagina’s lang. Het boek is rijk geïllustreerd en leest als een trein. De auteurs zijn Thea Dorn, een populaire televisiepresentatrice én schrijfster, en Richard Wagner, romancier van Duits-Roemeense komaf. Dat laatste helpt zeker om met enige ironische distantie naar de zwaarwichtige Duitse ziel te kijken.
Het boek is interessant, omdat de auteurs de verschillende ‘lagen’ van de begrippen beschrijven. Zo is de primaire betekenis van het Reinheitsgebot een verordening over de samenstelling van bier. Maar zij gaan een stapje verder en beschrijven in dit kader ook zaken als antisemitisme, kuisheid, schoonmaakwoede en taalpurisme.
Fahrvergnügen gaat dieper in op de mystieke band tussen Duitsers met hun auto en de snelweg, maar memoreert natuurlijk ook Hitlers Autobahnen, de erotische potentie van de automobiel, het ontbreken van een maximumsnelheid en natuurlijk het nummer van de legendarische groep Kraftwerk.
Het boek is expliciet een bijdrage aan het debat over de multiculturele samenleving. Dorn ziet zichzelf als een kosmopoliet, maar tegelijkertijd ook als Kulturpatriotin. Globalisering kan volgens haar samengaan met koestering van het bijzondere van de eigen cultuur en identiteit.
Dat een dergelijk boek ook heel goed voor Nederland geschreven kan worden moge duidelijk zijn. Wat te denken van begrippen als ‘spaarzaamheid’, ‘nuchterheid’, ‘schaatstocht’ en ‘poldermodel’? Dat Nederland en Duitsland fundamenteel verschillen blijkt wel uit lemma’s als Abgrund, German Angst en natuurlijk Sehnsucht. Die zouden in het nuchtere Nederland ondenkbaar zijn – toch?
Een aanrader voor iedereen die ook maar iets met de Duitse cultuur en geschiedenis heeft, al was het maar met Winnetou.
Dit artikel is exclusief voor abonnees