Home Jurist Robert Samkalden:`Men sprak van de Hoge Raad en de Hoogste Raad, daarmee werd dan Meijers bedoeld’

Jurist Robert Samkalden:`Men sprak van de Hoge Raad en de Hoogste Raad, daarmee werd dan Meijers bedoeld’

  • Gepubliceerd op: 4 juli 2002
  • Laatste update 07 mrt 2023
  • Auteur:
    Hasan Evrengun
  • 14 minuten leestijd
Jurist Robert Samkalden:`Men sprak van de Hoge Raad en de Hoogste Raad, daarmee werd dan Meijers bedoeld’

Grootvader Meijers schrijft het Nieuw Burgerlijk Wetboek. Oom Hugo Samkalden, jurist, sterft als lid van een verzetsgroep. Vader Ivo Samkalden wisselt de rechtswetenschap af met politieke functies en wordt ten slotte burgemeester van Amsterdam. De familie Samkalden combineerde haar juridische activiteiten steevast met bestuurlijke en maatschappelijke verantwoordelijkheid.

`De Samkaldens waren van oorsprong Duitse joden; de naam is een verbastering van een plaats in Thüringen: Schmalkalden. Onze familie was niet orthodox-joods. Misschien wel ergens in het begin, maar dat heeft duidelijk niet doorgezet. Mijn grootvader van vaderskant Jozef Samkalden heeft een paar jaar in Indië gewerkt en maakte later in Nederland carrière bij de firma R.S. Stokvis en Zoonen, van de bekende Erres-radio’s. Hij wilde dat ook mijn vader en zijn tweelingbroer Jaap in de handel zouden gaan. Maar dat deed alleen Jaap. Mijn vader en zijn oudere broer oom Hugo zijn beiden rechten gaan studeren.’

In het kantoor van Stibbe Advocaten in Amsterdam vertelt Robert Samkalden (1939) over de geschiedenis van zijn familie, waarin recht en bestuur een grote rol spelen. Zijn grootvader van moederskant, de vermaarde jurist Eduard Maurits Meijers, kijkt in gips vereeuwigd toe vanuit de vensterbank achter het bureau.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

De meisjes Meijers

Roberts vader, Ivo Samkalden, en diens broer Hugo studeerden in de jaren dertig aan de Leidse universiteit, waar de grote rechtsgeleerde Eduard Maurits Meijers college gaf in het burgerlijk recht. Meijers stond op een voetstuk binnen de universiteit, maar ook daarbuiten was hij bekend en populair. Nog steeds weet menigeen wie hij is, vanwege zijn werk aan het Nieuw Burgerlijk Wetboek. Meijers was een wetenschapper van de oude stempel, op juridisch vlak maar ook daarbuiten breed onderlegd. Samkalden: `Mijn grootvader Meijers was altijd aan het werk, las bijzonder veel en genoot hoog aanzien. Zijn juridische werk werd zo gewaardeerd en hooggeacht dat men soms sprak van de Hoge Raad en de Hoogste Raad. Daarmee werd dan Meijers bedoeld.’

Tijdens zijn studie indologie ontmoette Ivo Samkalden de dochter van Meijers, Olga. `Grootvader Meijers had vier dochters, die in Leiden bekendstonden als de “meisjes Meijers”. Opvallend was dat alle meisjes gestudeerd hebben; dat was uitzonderlijk. Mijn moeder studeerde farmacie.’ Met het huwelijk tussen Ivo en Olga werd de juridische dynastie beklonken. Niet alleen Ivo en Hugo Samkalden waren jurist, ook zijn zoon Robert studeerde rechten, net als diens broer Daan en hun neef Eduard Vermeulen, een andere kleinzoon van Meijers. En Roberts dochter Channa zet met haar studie bestuursrecht de traditie voort.

Als een rode draad door de familiegeschiedenis loopt Nederlands-Indië. `Toeval eigenlijk,’ zegt Robert Samkalden, `want we zijn geen familie met Indische roots, of een plantagefamilie. Maar het lijkt wel alsof iedereen er iets mee had.’ Ivo Samkalden vertrok in 1938 na zijn studie indologie met zijn vrouw Olga naar Indië om er te werken als aspirant-controleur voor het binnenlands bestuur. Robert Samkalden: `Mijn vader was gepromoveerd op “het College van Gedelegeerden in de Volksraad” en was dus goed op de hoogte van de bestuurlijke situatie in Indië.’

Ook broer Hugo was gaan werken als jurist in zijn geboorteland Indië. `Eigenlijk was hij vooral geïnteresseerd in pers en cultuur, met name literatuur. Hij promoveerde op het proefschrift Publieke mening, pers en staat. In Indië publiceerde hij naast zijn werk wetenschappelijke artikelen, maar ook literaire werken.’ Zijn liefde voor literatuur bracht hem in aanraking met de schrijver Ed. du Perron, die hem introduceerde in Indische culturele kringen. In 1939 echter werd Hugo veroordeeld tot een jaar gevangenisstraf wegens seksuele contacten met een minderjarige man. `Du Perron schreef in die tijd zijn boek Schandaal in Holland,’ vertelt Robert, `over een zedenschandaal in de zeventiende eeuw dat een einde maakt aan de carrière van een adellijke Fries aan het hof van Willem de Vierde. Hij droeg het boek op aan Hugo.’

Omdat zijn veroordeling een einde had gemaakt aan zijn Indische loopbaan, vertrok Hugo naar Nederland. Hij kwam daar aan op 3 mei 1940 en slaagde er nog net in Du Perron en Ter Braak te ontmoeten voordat beiden in mei 1940 overleden – Du Perron aan een hartkwaal, Ter Braak door zelfmoord. Samkalden sloot zich direct na het uitbreken van de oorlog aan bij een verzetsgroep en werd in 1941 wegens spionageactiviteiten gearresteerd. Uiteindelijk ging hij op transport naar concentratiekamp Mauthausen, waar hij in 1943 om het leven kwam. Van hem zijn de volgende versregels: `Men is niet alleen vrij wanneer men alles mag wat men wil,/ maar ook: wanneer men alleen wil wat men mag./ Vandaar dat zoveel mensen zich vrij voelen:/ zij hebben de vrijheid nooit gewild.’

Kwartetspel

`Het is deze Nederlander, deze nobele en ware zoon van ons volk, deze mensch, deze studentenvader, deze geleerde die de vreemdeling welke ons thans vijandelijk overheerscht “ontheft van zijn functie”! Ik zeide U niet over mijn gevoelens te zullen spreken; ik zal mij eraan houden, al dreigen zij als kolkende lava te barsten door al de spleten welke ik bij momenten de indruk heb dat zich, onder den aandrang ervan in mijn hart zullen gaan openen.’ Aldus sprak de Leidse hoogleraar Cleveringa op 26 november 1940 zijn studenten toe in de aula van zijn universiteit. Hij sprak op de plaats waar en het tijdstip waarop zijn collega professor Meijers daar had zullen staan. Maar die mocht, als joodse hoogleraar, niet meer werken op de universiteit. Cleveringa besloot te protesteren tegen de Duitse maatregel. Zijn emotionele rede leidde ertoe dat de Leidse studenten in staking gingen. De Duitse bezetter reageerde direct en sloot de universiteit.

Meijers werd vervolgens eerst in Barneveld opgesloten en later via Westerbork getransporteerd naar het concentratiekamp Theresienstadt. Daar overleefde hij de oorlog. Tijdens zijn gevangenschap had hij de tijd om na te denken over zijn stokpaardje: het Nieuw Burgerlijk Wetboek. Zijn geliefde rechtswetenschap hielp hem de ellende in het concentratiekamp door te komen. In een college vertelde Meijers eens dat hij met enkele medegevangen een juridisch kwartetspel had ontworpen. Bij elkaar horende arresten van de Hoge Raad vormden samen een kwartet: een kwartet `onrechtmatige daad’, een kwartet `te goeder trouw’, een kwartet `derdenbeding’. En dit alles op basis van hun geheugen, zonder wetboeken en studieboeken.

`Uiteindelijk zijn wij nog redelijk goed door de oorlog gekomen,’ concludeert zijn kleinzoon. `Dat is opmerkelijk voor een joodse familie. Slechts één van ons, oom Hugo, heeft het niet overleefd. Grootvader Meijers is met mijn grootmoeder en hun jongste dochter Clara levend uit Theresienstadt teruggekeerd, en ook ons gezin heeft het jappenkamp doorstaan. Mijn vader zat in een mannenkamp en ik zat met mijn moeder en mijn broertje Jaap in een vrouwenkamp, Lampesari. Daar kwam de studie farmacie van mijn moeder nog goed van pas, want ze beheerde er de apotheek.’

Met zijn moeder en broertje Jaap keerde Samkalden op het eerste repatriantenschip terug naar Nederland. `Er heerste een mazelenepidemie en aan boord was ik al ziek geworden. Bij aankomst werd ook mijn broertje ziek, en hij overleed aan de gevolgen. In 1963, na de Nieuw-Guinea-crisis, ben ik nog eens met een studentendelegatie naar Indonesië gereisd. Toen ben ik voor het eerst weer teruggegaan naar het kamp. Het was ongelofelijk, maar ik wist meteen de weg naar ons huis terug te vinden. En dat terwijl ik toen een jongetje was geweest van nog geen vijf, zes jaar oud.’

Linggadjati

Nederlands-Indië verklaarde zich in 1945 onafhankelijk van Nederland. Dat besloot bij de kabinetsformatie van 1946 een Commissie Generaal samen te stellen om in overleg te treden met de Republiek Indonesië. De commissie bestond onder anderen uit oud-premier Schermerhorn, de KVP’er Van Poll en had als tweede secretaris de indoloog Ivo Samkalden, die was gevraagd vanwege zijn kennis van het land en zijn ervaring met het binnenlands bestuur. Doel van de commissie was een overeenkomst over de status van het onafhankelijke Indonesië.

Het overleg leidde tot het akkoord van Linggadjati. De Republiek Indonesië werd erkend als feitelijk gezaghebber over Java en Sumatra, maar Nederland bleef wel betrokken bij het opzetten van een Verenigde Staten van Indonesië. Deze zouden met de andere Nederlandse gebiedsdelen overzee deel uitmaken van een unie, met de Nederlandse koningin als hoofd. Maar de overeenkomst kreeg in de daaropvolgende Kamerdebatten geen meerderheid. Sterker nog: als gevolg van een motie van KVP’er Romme en de PvdA’er Van der Goes van Naters werd de ondertekening van het akkoord gebonden aan nieuwe voorwaarden aan de Indonesische Republiek.

Samkalden: `Mijn vader zag de toestand tussen Nederland en Indonesië hierdoor alleen maar verslechteren. Al het vruchtbare werk om de relatie met Nederlands-Indië in stand te houden leek nu teniet te worden gedaan. Uit onvrede met de gang van zaken stapte hij op. Niet lang daarna besloot het kabinet-Drees tot de eerste politionele acties in Indonesië.’

Ook Ivo’s schoonvader was snel na de oorlog weer aan het werk. Professor Meijers keerde terug naar de universiteit. In 1947 verstrekte de regering hem de opdracht om een Nieuw Burgerlijk Wetboek te schrijven. Daarmee kreeg hij de kans een droom in vervulling te laten gaan. Helaas overleed Meijers in juni 1954, vlak na het aanbieden van de eerste vier boeken. `Mijn grootvader vond dat het recht te gefragmenteerd was,’ vertelt Robert Samkalden. `Hij wilde alles onderbrengen in een up-to- date wetboek. De verhoudingen in de samenleving waren gewijzigd; daar moest het recht in meegaan.

Door bijvoorbeeld de veranderende relaties tussen mannen en vrouwen was het erfrecht aan vernieuwing toe, en dat gold ook voor het arbeidsrecht. Meijers wilde het recht aanpassen aan de maatschappij. En daaraan zie je hoe geïnteresseerd hij was in wat zich in de samenleving afspeelde; hij was niet alleen een kamergeleerde. Zijn raadslidschap in Amsterdam, in de jaren voor zijn benoeming tot hoogleraar in Leiden in 1910, is daar een mooi voorbeeld van. Hij had een maatschappelijke betrokkenheid, die je later ook terugziet bij mijn vader. Die heeft altijd geprobeerd om zijn wetenschappelijke werk te koppelen aan een praktische invulling ervan.’

Ivo Samkalden wisselde bestuurlijke functies af met wetenschappelijke betrekkingen. Hij was hoogleraar aan de landbouwhogeschool in Wageningen, hoogleraar in het recht van internationale organisaties in Leiden, maar ook minister van Justitie onder Drees (1956-1958), Kamerlid en andermaal minister van Justitie in het kabinet-Cals (1965-1966), dat vroegtijdig aan zijn einde kwam in de `Nacht van Schmelzer’. In dat kabinet kreeg Samkalden te maken met een lastige kwestie. In de Bredase koepelgevangenis zaten in de jaren zestig vier Duitse oorlogsmisdadigers – Kotälla, Aus der Fünten, Fischer en Lages – hun straf uit. De laatste was volgens de gevangenisartsen ongeneeslijk ziek en zou binnen afzienbare tijd overlijden. Als minister van Justitie besloot Ivo Samkalden Willy Lages vrij te laten.

Zijn besluit kwam voort uit een rechtlijnig juridisch standpunt. Hij beriep zich op de beginselen van onze rechtstaat en vond dat `in het zicht van de dood straftoepassing ophoudt rechtstoepassing te zijn’. Lages vertrok naar Duitsland en bleef nog vijf jaar in leven. Zijn vrijlating leidde tot woedende reacties van oorlogsslachtoffers en mensen uit het voormalig verzet. Begrijpelijk, want Lages was als chef van de Sicherheitsdienst verantwoordelijk voor de vele razzia’s die in ons land waren uitgevoerd.

`Over die periode heeft mijn vader weinig met ons gesproken,’ herinnert Robert zich. `Hij heeft dat helemaal alleen afgehandeld. Maar het tekent wel zijn manier van optreden. Hij zag vooral de juridische kant van de zaak en hechtte erg aan de toepassing van onze rechtsbeginselen. Hij vroeg zich af: wordt het recht wel goed toegepast? Het was dezelfde houding waarmee hij in de Commissie Generaal probeerde een overeenkomst met Soekarno te bewerkstelligen.’

Maagdenhuis

Minister van Justitie Ivo Samkalden werd in 1967 burgemeester van Amsterdam. Hij was de eerste burgemeester die werd voorgedragen door de raad, en ook de eerste joodse burgemeester. De wetenschapper en bestuurder vond zijn plek. Zijn zoon: `Ik was van mening dat hij het niet moest doen. Ik vond Amsterdam toen een wespennest. Maar mijn vader deed het wel, en hij genoot ervan. Hij hield van uitdagingen!’

Samkalden kon zijn borst natmaken. Zijn voorganger Van Hall was de laan uit gestuurd vanwege het politieoptreden tijdens de Provo- en bouwvakkersrellen. Samkalden zelf werd niet door iedereen van harte verwelkomd. CPN-raadsleden hekelden hem vanwege zijn aandeel in de vrijlating van Lages. `Toch was het juist de manier waarop hij dit besluit tijdens een verkiezingsbijeenkomst in Amsterdam verdedigde, dat mede bijdroeg aan de overtuiging van de PvdA dat hij burgemeester moest worden,’ weet zijn zoon.

De gezagsverhoudingen werden eind jaren zestig in Amsterdam flink op hun kop gezet. De stad gonsde, door de protestacties van studenten en de ludieke acties van Provo. De manier waarop Samkalden de problemen aanpakte was niet altijd onomstreden. Met het verbod op de Dam te slapen maakte hij zich niet bijster populair onder jonge en hippe Amsterdammers. Ook zijn optreden tijdens de bezetting van het Maagdenhuis veroorzaakte irritatie. Ed van Thijn beschrijft in zijn memoires hoe hij als fractievoorzitter van de Amsterdamse PvdA optrad als bemiddelaar tussen burgemeester en bezetters. Totdat hij op een dag door de politie werd tegengehouden en bleek dat er besloten was het Maagdenhuis te ontruimen. Van Thijn was bijzonder verontwaardigd dat Samkalden hem dit niet had meegedeeld. Ook de bezetters waren woedend, zo blijkt uit de memoires van Ton Regtien: `Met de ene hand had hij ons uitgenodigd tot onderhandelen, met de andere had hij traangas naar binnen laten gooien.’

Robert Samkalden: `Mijn zus had wel discussies met hem over de Dam-slapers en wat er gebeurde in het Vondelpark. Zelf was ik wat rustiger. Wel heb ik me begin jaren zestig beziggehouden met studentenpolitiek en met anderen de Federatie van Democratisch-Socialistische Studentendisputen opgericht, die gelieerd was aan de PvdA. In 1963 werd ik daar voorzitter van. En in 1966 werd ik lijstaanvoerder van de Progressieve Studenten Organisatie. Het leuke is dat mijn dochter Channa ook actief is geweest in de studentenbeweging. Blijkbaar geef je daar onbewust toch iets van door.’

Amsterdam had een enorme achterstand ten opzichte van de andere grote steden. Er was veel achterstallig woningonderhoud, de stad kampte met verkeersproblemen en de verhouding met het bedrijfsleven was niet optimaal. `Ook de Amsterdamse politie was een probleemgeval,’ vertelt Samkalden. `Het was een in zichzelf gekeerde organisatie, die na de perikelen aan het eind van de jaren zestig geen best imago had.’ Ivo Samkalden begon met de reorganisatie van de politie en introduceerde een klachtencommissie – Roberts broer Daan was er nog een tijdje vice-voorzitter van. Ook de stadsvernieuwing, met collega’s Han Lammers en later Jan Schaefer, en de planning van de ringweg rond Amsterdam om de binnenstad te ontlasten zijn in gang gezet door Ivo Samkalden. Zijn zoon Robert houdt in diverse besturen eveneens bezig met de architectonische en culturele aspecten van de stad. `Ik ben altijd erg geïnteresseerd geweest in ruimtelijke ordening en de juridische aspecten van stedenbouw.’

Ivo Samkaldens vasthoudendheid en langetermijnvisie hebben Amsterdam een beter aanzien gegeven. Maar ook bij de stadsvernieuwing leidden deze tot confrontaties. `Voor de aanleg van de metrolijn bleef hij pal staan, ondanks de hevige protesten ertegen.’ Het harde politieoptreden tegen demonstranten die protesteerden tegen de sloop van huizen in de Nieuwmarktbuurt ten behoeve van de metro zette veel kwaad bloed. PvdA-partijleden konden zich niet voorstellen dat iets dergelijks kon plaatsvinden in een stad van linkse signatuur. Maar Samkalden stond voor zijn zaak. `Mijn vader was altijd erg rechtlijnig, daardoor wist je wel wat je aan hem had,’ vertelt Robert. `Hij was geen politieke draaikont en hield altijd zijn rug recht. Als hij ergens voor stond, dan was dat ook zo. Dat kon op anderen natuurlijk wel eens star overkomen.

Ik vind dat de huidige burgemeester, Job Cohen, wel iets van mijn vader weg heeft. En dan heb ik het niet alleen over zijn joodse achtergrond, maar ook over de switch die hij heeft gemaakt tussen wetenschap en bestuur. Dat heeft ook mijn vader gedurende zijn carrière steeds gedaan. Daarnaast heeft Cohens manier van besturen veel raakvlakken met die van mijn vader: hij staat voor zijn zaak, is rechtlijnig, komt daardoor soms wat afstandelijk over en is toch beminnelijk.’

Daarom was Samkalden, ondanks alles, populair als burgemeester. `Hij stond drie keer bij de Stadsschouwburg met Ajax en de Europa-cup. Hij was de eerste Amsterdamse burgervader na de Tweede Wereldoorlog die zijn functie heeft uitgediend tot aan zijn pensionering. Zo rond 1971-’72 is hij nog gevraagd vice-president van de Raad van State te worden, maar toen hij zeker wist dat de gemeenteraad achter een tweede burgemeesterstermijn stond, koos hij voor het laatste. Want sinds zijn burgemeesterschap is hij – en eigenlijk wij als hele familie – enorm veel van Amsterdam gaan houden.’