Home Joseph Dalton Hooker (1817-1911)

Joseph Dalton Hooker (1817-1911)

  • Gepubliceerd op: 28 juni 2017
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Norbert Peeters
Joseph Dalton Hooker (1817-1911)

De Engelsman Joseph Dalton Hooker geldt als de belangrijkste botanicus van de negentiende eeuw, maar vaak wordt hij enkel genoemd als boezemvriend van bioloog Charles Darwin. Hooker bracht de verspreiding van planten over de wereld in kaart en onder zijn leiding veranderde de beroemde botanische tuin Kew Gardens van hoftuin in de proeftuin van het Britse imperium. Dit jaar vieren de Britten Hookers tweehonderdste geboortedag.

Op 30 juni 1817 wordt Joseph Hooker geboren in Halesworth in Suffolk. Al vanaf zijn zevende jaar woont hij de colleges en excursies bij van zijn vader, William Jackson Hooker, die professor in de Botanie is aan de Universiteit van Glasgow. De jonge Joseph droomt van een leven als ontdekkingsreiziger. In een brief aan een vriend beschrijft hij hoe hij als kind op grootvaders schoot bladerde door Voyages and Travels  van kapitein James Cook.
 
Rhododendron campylocarpumAls hij 22 jaar is, wordt Hookers droom werkelijkheid. Hij weet een plek te bemachtigen aan boord van de HMS Erebus als assistent-chirurgijn. Dit schip zal samen met het zusterschip HMS Terror vier jaar magnetische metingen verrichten rondom het poolgebied. Hooker mag naast zijn reguliere taken de titel van officiële botanicus van de expeditie dragen. Hij hoopt in de voetsporen te treden van zijn voorbeeld, Charles Darwin. Onder zijn kussen bewaart hij een proefdruk van Darwins Voyage of the Beagle, die hij als vast ochtendritueel bestudeert.
 

Rhododendron campylocarpum is een van de rododendronsoorten die Hooker ontdekt.


Maar zijn expeditie verloopt minder romantisch dan gehoopt. Darwin reisde mee op een schip als gentleman companion met een persoonlijke assistent. Hierdoor had hij voldoende tijd om monsters van flora en fauna te verzamelen en natuurobservaties te doen. Maar Hooker moet de handen flink uit de mouwen steken. Daarnaast moet hij ijzige poolwinden trotseren en ontsnapt hij verschillende malen ternauwernood aan de verdrinkingsdood. Niettemin slaagt hij erin om maar liefst 1500 plantenmonsters mee terug te slepen naar Engeland.
 

Dienstmaagd van de geneeskunde

Na zijn aankomst in Engeland begint Hooker aan een zesdelig werk over de flora van het zuidelijk halfrond. Vanwege geldnood komt hij echter nauwelijks toe aan schrijven. Met tegenzin solliciteert hij in 1845 naar een leerstoel in de Botanie aan de Universiteit van Edinburgh. Hoewel hij een passie heeft voor plantkunde, heeft hij als professor een onderwijsplicht aan ‘that lowest of all classes of students, the medical’. In Hookers tijd is botanie nog altijd de dienstmaagd van de geneeskunde. Ook het botaniseren zelf geniet weinig aanzien en wordt gezien als een onbeduidend tijdverdrijf dat geschikter is voor vrouwen en kinderen. Echte Victoriaanse natuurvorsers houden zich bezig met natuurkunde, astronomie en geologie.
Joseph Dalton Hooker in 1897.
 
In 1847 gaat Hooker in dienst van de Royal Botanic Gardens in Kew op expeditie naar India, Nepal en Tibet. Een ideale gelegenheid om naar eigen zeggen ‘kennis te vergaren over exotische botanie’. Ditmaal heeft hij zijn handen vrij om zich volledig te storten op plantkundig onderzoek. In drie jaar tijd verzamelt hij meer dan zevenduizend plantensoorten, waaronder vijfentwintig nieuwe soorten rododendron. Later onderneemt hij ook botanische expedities naar Palestina, Syrië, Libanon, Marokko en de Verenigde Staten.
 

God zou elke soort volgens een vooropgesteld plan een vaste niche hebben toegewezen in de natuur. Hooker ontdekt dat dit dogma niet klopt

Hookers expedities zijn meer dan louter verzameltochten. Tijdens deze tochten brengt hij als plantgeograaf de verspreiding van plantensoorten over het aardoppervlak, de zogeheten biogeografie, in kaart. In Hookers tijd heerst, naast het dogma van de onveranderlijkheid van soorten, ook het dogma van de plaatsgebondenheid van soorten. God zou elke soort, volgens een vooropgesteld plan, een vaste niche hebben toegewezen in de natuur (locus naturalis). Maar Hooker ontdekt dat het dogma van plaatsgebondenheid niet klopt.
 

Reislustige zaden

Duidelijk verwante soorten bewonen vaak totaal verschillende plaatsen. De plantensoorten op de Galapagoseilanden bijvoorbeeld hebben allemaal hun evenknie op het Zuid-Amerikaanse continent. Vanuit het dogma van de plaatsgebondenheid zou dat betekenen dat de soorten op de Galapagos speciaal zijn geschapen om een plaats in te nemen op deze archipel. Volgens Hooker gaan er natuurlijke oorzaken schuil achter de gelijkenis in soorten. De planten van het vasteland zouden de archipel hebben bereikt via wind, water en dieren.

Ook rhododendron dalhousie verzamelde Hooker op expeditie naar India, Nepal en Tibet.

Zaden zouden op allerlei manieren zijn aangepast voor verspreiding. Sommige zaden hebben haken of grijpers met gekartelde tanden, zodat zij gemakkelijk komen vast te zitten in het verenkleed van vogels. Andere zaden tonen zich dankzij hun drijfvermogen zeewaardig. Weer andere zaden zijn donzig of gevleugeld en leggen lange afstanden af op de zachtste zeebries. Voldoende aanpassingen om eens in de zoveel tijd de zee-engte van 900 kilometer te overbruggen.
 

Hooker oppert dat er een mega-continent moet hebben gelegen op het zuidelijk halfrond dat inmiddels is verzwolgen door zee

Toch is niet alles vanuit de reislustigheid van zaden te verklaren. Tijdens zijn Zuidpoolexpeditie verblijft Hooker tweeënhalve maand op de Kerguelen. Daar ontdekt hij dat de vegetatie veel overeenkomsten vertoont met die van Vuurland, het zuidelijkste uiteinde van Zuid-Amerika, duizenden kilometers in westelijke richting. Hij schrijft aan Darwin dat de immense zee-engte tussen deze gebieden al zijn ideeën over de migratie van planten aan het wankelen brengt.
 
Later oppert hij de hypothese dat er op het zuidelijk halfrond een mega-continent moet hebben gelegen, dat inmiddels is verzwolgen door de zee. De geologische geschiedenis van de aardkorst zou een verklaring kunnen bieden voor de overeenkomsten tussen de flora van Zuid-Amerika, Zuid-Afrika, Australië en Nieuw-Zeeland. Meer dan een eeuw later toont Alfred Wegener aan dat deze continenten ooit onderdeel zijn geweest van een enorme landmassa genaamd Gondwana.
 

Vegetatief vogelbekdier

De Oostenrijkse botanicus Friedrich Welwitsch stelt Hooker voor een ander raadsel. Welwitsch neemt uit de Namibwoestijn in Angola vreemde planten mee, stompen met lange leerachtige sluiers. Wekenlang bestudeert Hooker in Londen elk detail ervan. Hij stuurt Darwin een brief met zijn bevindingen en hij krijgt als antwoord: ‘Your African plant seems to be a vegetable Ornothorhynchus’. Hooker heeft volgens Darwin een ‘vegetatief vogelbekdier’ in handen.


Welwitschia mirabilis, het ‘vegetatieve vogelbekdier’.
 
Net als het vogelbekdier, een eierleggend zoogdier, vertoont deze plant de karakteristieken van twee duidelijk gescheiden plantengroepen: van de kegeldragende coniferen (naaktzadigen) en de bloemplanten (bedektzadigen). Zo vormt de plant kegels, maar zorgen insecten voor de overdracht van stuifmeel. Ook draagt deze plant bladeren in plaats van naalden. Om precies te zijn: twee bladeren. Honderden jaren blijven deze bladeren langzaam doorgroeien, alsof de plant gevangen zit in een eeuwigdurende embryonale fase. Hooker vernoemt het vegetatief vogelbekdier naar zijn ontdekker: Welwitschia mirabilis.
 

Op latere leeftijd omschrijft Hooker zichzelf als ‘naturalist en reiziger’

 Hooker ontwikkelt zich tot de heraut van de biogeografie. Hij is de eerste plantgeograaf die de biogeografie beziet vanuit een evolutionair perspectief. Hij verklaart de verspreiding van plantensoorten vanuit geologische en ecologische processen.
 
Zijn bevindingen zijn ook van grote economische betekenis. Het Britse wereldrijk verdient veel geld met het verbouwen en verhandelen van exotische planten, zoals koffie, thee, kinine, opium en rubber. Het is dan belangrijk om te weten in welke omgeving een soort goed gedijt of goed zou kunnen gedijen. Dat wordt onderzocht in een botanische tuin. Onder leiding van Hooker verandert Kew Gardens van hoftuin in dé proeftuin van het Britse imperium. Ook voorziet Hooker de proeftuin van het eerste laboratorium voor de Engelse plantkunde, the Jodrell.
 
Met typische Engelse bescheidenheid omschrijft Hooker zich op latere leeftijd als ‘naturalist en reiziger’. Maar hij is onbetwistbaar de belangrijkste Britse botanicus van zijn tijd, vermaard als (mede-)auteur van botanische standaardwerken als Flora Indica (1855), The Handbook of the British Flora (1872-97) en Genera Plantarum (1862-83). Onder zijn kundige begeleiding verheft de Engelse botanie zich van onbeduidend tijdverdrijf tot een serieuze natuurwetenschap.
 
Norbert Peeters is filosoof en auteur van Botanische Revolutie. De plantenleer van Charles Darwin, 336 p, KNNV Uitgeverij, € 24,95.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.