Dimdammen – kent u dat woord? Ik ken het pas sinds het vraaggesprek (in de Volkskrant van 22 augustus) met de Rotterdamse GroenLinks-wethouder R. Grashoff, de man die ten langen leste de bruggenbouwer ontsloeg die helemaal nooit had moeten worden aangesteld – de bruggenbouwer die weigert het stenigen van vrouwen te veroordelen.
Dimdammen is gezeur, zo blijkt uit het interview. In Nederland wordt volgens Grashoff te veel gedimdamd over hoofddoekjes. Op reis naar Canada had hij genoten van de aanblik van een behoofddoekte douanière. In dit licht bezien mag het bepaald een wonder heten dat de wethouder het contract verbrak. Want de aanleiding daarvoor was het werk van de bruggenbouwer voor een door Iran gefinancierde tv-zender.
En laten het nu net de vrouwen zijn die maar niet ophouden te dimdammen over hoofddoeken op wie dat regime het heeft gemunt. Het is illustratief voor de diepe vrouwenhaat van de islamofascisten dat demonstrantes tegen Ahmadinejad – als ze al niet worden doodgeschoten – in hun cel worden verkracht. Grashoffs solidariteit is verkeerd gericht. Demonstreren voor de ambassade in Den Haag tegen het geweld en de verkiezingsfraude moesten Iraanse vluchtelingen deze zomer doen zonder steun van Nederlandse activisten.
Het is een ijzeren historische wet: modernisering en democratisering van de monotheïstische wereldgods¬diensten betekenen strijd voor de rechten van vrouwen tegen de macht van mannen. Naast de dood is immers de macht van mannen en vaders over vrouwen en meisjes de core business van deze religies. De taliban verbranden leraressen, in Saudi-Arabië sleurt een vader zijn tienjarige dochter terug naar haar wettige, 80-jarige eigenaar en in Iran schuimt de zedelijkheids-Gestapo de straten af om vrouwen te betrappen wier handen of haren een centimeter te zichtbaar zijn.
Men leze Azar Nafisi’s briljante betoog over de betekenis van literaire verbeelding onder totalitaire regimes in Reading Lolita in Teheran (2003), om de ‘perverse intimiteit’ te vatten waaraan het Iraanse regime vrouwen onderwerpt. Tot in handtasjes wordt gespeurd naar verboden lippenstiften.
In haar Things I’ve Been Silent about (2008) laat Nafisi haar teleurstelling blijken over de ‘morele nonchalance’ en ‘mentale luiheid’ waartoe het leven onder dit regime ook critici verleidt: ‘Je zag het bij onze mannelijke kennissen die met een spottende gezichtsuitdrukking zeiden: “Waarom zo moeilijk doen over een lap stof?”’
‘Seculiere, verlichte mannen’, die ze had aangezien voor vrienden, maakten intellectuele, werkende vrouwen als Nafisi nu uit voor ‘lastpakken’, omdat ze ‘bezwaar maakten tegen de verplichte sluier’, terwijl ze zelf maar al te graag de nieuwe wetgeving benutten om ‘van hun vrouw te scheiden zonder haar toestemming’.
Na het lezen van deze memoires had ik het gevoel dat ik eindelijk iets begreep van de Iraanse geschiedenis. Prachtig vervlochten met een persoonlijk familieverhaal, schetst Nafisi in Alles wat ik verzwegen heb de traditie van conflicten tussen de repressieve, antidemocratische geestelijkheid en de seculiere elite, waartoe haar moslimouders behoorden.
Ze legt de fatale vergissing uit van linkse studenten als zijzelf, die zich eind jaren zeventig achter Khomeini schaarden in de hoop op meer vrijheid en democratie, en bedrogen uitkwamen met een theocratisch terreurbewind. Dat draaide direct de rechten van vrouwen terug, die waren ingevoerd onder de ook weinig democratische, maar wel westers georiënteerde sjah.
De Perzische strijd voor vrouwenrechten stamt van voor de sjah. Nafisi’s moeder en grootmoeder waren er trots op dat ze als moslima hun sluiers hadden afgelegd. Nafisi zelf werd als literatuurdocent door de universiteit ontslagen toen ze weigerde haar hoofd te bedekken. Ze is nu hoogleraar in de Verenigde Staten en spreekt op 26 november in Utrecht de vijfde Belle van Zuylenlezing uit.
Dit artikel is exclusief voor abonnees