Home Dossiers Amerikaanse presidenten JFK – Fredrik Logevall

JFK – Fredrik Logevall

  • Gepubliceerd op: 19 november 2020
  • Laatste update 17 apr 2023
  • Auteur:
    Rob Hartmans
  • 5 minuten leestijd
JFK – Fredrik Logevall
Cover van
Dossier Amerikaanse presidenten Bekijk dossier

Dit artikel krijgt u van ons cadeau

Wilt u onbeperkt toegang tot de artikelen op Historischnieuwsblad.nl? U bent al lid vanaf €1,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en u heeft direct toegang.

De bibliotheek puilt uit van de boeken over John F. Kennedy, maar dit vuistdikke eerste deel van een nieuwe biografie voegt echt iets toe. Historicus Frederik Logevall veegt de minder aangename eigenschappen van Kennedy geenszins onder het tapijt, maar laat tegelijkertijd haarfijn zien waarom de man kon uitgroeien tot een mythe.

Over John Fitzgerald Kennedy – roepnaam Jack – en diens tamelijk disfunctionele familie zijn reeds talloze boeken geschreven. Vooral na zijn tragische dood groeide hij al snel uit tot een mythe – 65 procent van de Amerikanen beweerde toen dat ze op hem hadden gestemd, terwijl hij met 49,7 procent van de stemmen zijn rivaal Nixon (49,5 procent) slechts zeer nipt had verslagen – maar in de decennia erna deden veel auteurs hun best om hem te debunken, van zijn voetstuk te stoten. In plaats van de nobele, intellectuele en onbaatzuchtige staatsman die de VS hoop en optimisme had geboden, was hij een verwend rijkeluiszoontje geweest dat door zijn gewetenloze, antisemitische en isolationistische vader alleen in de politiek was geparachuteerd omdat diens oudste en favoriete zoon – Joe junior – in de oorlog gesneuveld was. Bovendien was Jack een leeghoofd, een racist en McCarthy-aanhanger, een seksueel roofdier en een cynicus geweest, die mensen louter had gebruikt om hogerop te komen.

Om deze beelden te nuanceren, en om te begrijpen hoe zowel de mythe als het negatieve imago kon ontstaan, besloot de Harvard-historicus Frederik Logevall een nieuwe, grote biografie te schrijven waarin hij Kennedy stevig plaatst in de twintigste-eeuwse geschiedenis van de VS. Hij heeft gebruik kunnen maken van veel persoonlijke documenten die niet eerder toegankelijk waren en schrijft heel leesbaar en met veel schwung. Veel aandacht besteedt hij onder meer aan Kennedy’s afschuwelijke vader en zijn oudste broer. Als Amerikaans ambassadeur in Londen wilde Joe senior het op een akkoordje met Hitler gooien en zonder overleg met zijn vrouw liet hij een lobotomie uitvoeren op een van hun dochters, die geboren was met een hersenafwijking en als gevolg van de ingreep voortleefde als kasplantje. Joe junior wilde bewijzen dat hij in tegenstelling tot zijn vader niet laf was en gaf zich als piloot op voor een levensgevaarlijke missie waarbij hij uit een met explosieven volgestouwde bommenwerper moest springen, waarna het toestel zich in een Duits doelwit moest boren. Het vliegtuig ontplofte met de bemanning nog aan boord.

Biografen van Jack Kennedy hebben vaak gesuggereerd dat Joe junior zich voor deze missie opgaf omdat zijn jongere en fysiek minder sterke broer inmiddels een oorlogsheld was geworden, nadat hij als commandant van een door de Japanners tot zinken gebrachte motortorpedoboot met gevaar voor eigen leven zijn bemanning in veiligheid had gebracht. Joe junior was degene op wie hun vader, na zijn eigen politieke falen, alle hoop en presidentiële ambities had gevestigd, zodat hij zich wel moest bewijzen. Vakkundig nuanceert Logevall dit verhaal – wat was dan de motivatie van Joe’s kameraden bij dezelfde eenheid? – zoals hij dat doet met tal van andere onderdelen van de Kennedy-mythe.

Logevall is bepaald niet blind voor de minder fraaie kanten van Jack Kennedy. Dat hij een dwangmatige rokkenjager was en zijn vrouw onophoudelijk bedroog, dat hij vreesde dat het verlenen van volledige burgerrechten aan de zwarte bevolking een einde zou maken aan de Democratische hegemonie in het Zuiden, dat hij zich niet durfde uit te spreken tegen de heksenjacht tegen al dan niet vermeende ‘communisten’, en dat hij vrouwen en zelfs ook mannelijke vrienden vaak louter zag als mensen die tijdelijk nut hadden of plezier opleverden – dat alles was allang bekend en wordt ook door Logevall uitgebreid beschreven.

Daarnaast laat hij zien dat Kennedy intellectueel wel degelijk iets voorstelde, een uitstekend gevoel voor internationale verhoudingen en nationale gevoeligheden had, snel en scherp kon analyseren, tegen zijn tirannieke vader durfde in te gaan en ondanks zijn ijdelheid en de privileges van het rijkeluiszoontje oprecht bereid was de publieke zaak te dienen. Natuurlijk was hij met een gouden lepel in zijn mond geboren en is het de vraag of hij zonder de connecties en het geld van zijn vader president was geworden, maar een van zijn commandanten bij de marine merkte terecht op: ‘Er zijn heel veel mensen in Amerika die politieke invloed gebruiken om buiten de strijd te blijven,maar Jack Kennedy gebruikte die om juist in de strijd te komen!’

Wat dit betreft – maar ook in veel andere opzichten – was hij dus uit heel ander hout gesneden dan latere presidenten als George W. Bush en Donald J. Trump. Nu die laatste naam toch gevallen is: het contrast tussen de 35ste en 45ste president van de Verenigde Staten is werkelijk onvoorstelbaar, en vergeleken met de laatste was zelfs de corrupte zakenman, racist en dictatorknuffelaar Joe Kennedy senior bijna een fatsoenlijk man. En dat is maar een van de vele dingen die de lezer kan leren uit deze prachtige biografie.

JFK. Kennedy’s jonge jaren, 1917-1956.

Fredrik Logevall, 828 p. Spectrum, € 59,99