Home Jacob Israël de Haan (1881-1924)

Jacob Israël de Haan (1881-1924)

  • Gepubliceerd op: 27 mei 2016
  • Laatste update 07 apr 2023
  • Auteur:
    Maurice Blessing
  • 10 minuten leestijd
Jacob Israël de Haan (1881-1924)

Journalist Jacob Israël de Haan had een scherpe pen. Vanaf 1919 beschreef hij de toenemende haat tussen de Joden en de Arabieren in Palestina. Zijn felle kritiek op het zionisme werd hem uiteindelijk fataal.

Zo lang de oudste inwoners van Jeruzalem zich konden herinneren, hadden de Arabieren en Joden van de stad gebroederlijk het einde van het Mozes-festival gevierd. Traditiegetrouw werden de islamitische pelgrims bij hun terugkeer in de Heilige Stad door de Joden vanuit hun huizen toegejuicht en met rozenwater besprenkeld.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

‘De sfeer onder de Joden tijdens Nebi Musa was vooral opgetogen en enthousiast,’ zou een Joodse inwoner van Jeruzalem zich jaren later herinneren. ‘We wisten dat zij een profeet en heilige eerden die wij ook erkenden.’

‘De sfeer onder de Joden tijdens Nebi Musa was vooral opgetogen en enthousiast’, aldus een Joodse inwoner

Hoe anders was de sfeer in Jeruzalem toen de Nederlandse schrijver, dichter en jurist Jacob Israël de Haan daar op 1 maart 1919 arriveerde. De Balfour-verklaring van november 1917, de Britse verovering van Jeruzalem op de Ottomaanse Turken een maand later, en de daaropvolgende immigratiegolf van Europese zionisten hadden de lokale verhoudingen ernstig verstoord.

Niet alleen was er sprake van snel oplopende spanningen tussen de inheemse Arabische bevolking en de Europese nieuwkomers, er viel ook een groeiende verwijdering waar te nemen tussen de oudere Joodse gemeenschappen van voornamelijk orthodoxe gelovigen en de nieuwere groepen van overwegend seculiere Joodse migranten die zich in Palestina wilden vestigen.

Zionisten

Deze nieuwe seculiere of politieke zionisten keken neer op de gehele inheemse bevolking van Palestina – inclusief de oude orthodoxe yishuv en haar Arabisch-Joodse mengcultuur. Zij weigerden te wachten op de komst van de Messias die volgens de oude profetieën het gehele Joodse Volk zou verenigen in een nieuw, rechtvaardig Israël. Die profetieën van Verlossing waren slechts opium voor de lijdzamen en onnozelen van geest, meenden de zionisten.

Het ‘Joodse Volk’ diende zelf het heft in handen te nemen en een eigen staat te stichten.

Het ‘Joodse Volk’ diende zelf het heft in handen te nemen en een eigen staat te stichten. Precies zoals de Oostenrijkse journalist Theodor Herzl dit in 1896 had bepleit in zijn historische pamflet Der Judenstaat. En waar kon zo’n ‘Jodenstaat’ beter worden gevestigd dan in het bijbelse Beloofde Land: het recent door de Britten veroverde Palestina?

Ernstige bedenkingen

Het gevolg was een uiterst gespannen situatie in het gloednieuwe land, dat Jacob Israël de Haan, zoals hij de Britse zionistenleider Chaïm Weizmann had geschreven, wilde helpen ‘herbouwen’. Weizmann had ernstige bedenkingen over De Haan gehad. Hij was bepaald niet het prototype van de ideologisch kneedbare, onverzettelijke pionier waarop de jonge zionistische beweging haar hoop had gevestigd.

Integendeel, hij was een psychisch labiele en fysiek zwakke intellectueel, die het socialisme – de dominante politieke ideologie van het seculiere zionisme – jaren eerder al gedesillusioneerd de rug had toegekeerd. Sindsdien beleed hij vol overgave het orthodox-Joodse geloof van zijn voorouders.

De Haan: Schaamteloze homoseksueel, sadomasochist en pederast

Daar kwam nog bij dat De Haan in Nederland bekendstond als een schaamteloze homoseksueel, sadomasochist en pederast, en een scherpe observator met het hart op de tong. Zo vertrok hij met het vaste voornemen de lezers van het Algemeen Handelsblad, waarvoor hij in Palestina als correspondent zou optreden, de waarheid te vertellen over zowel de vorderingen als de teleurstellingen van het zionistische experiment.

Mizrachie

De Haan had zich aanvankelijk aangesloten bij de Mizrachie. Dit was een beweging van Europese Joden die de oude Joodse religie met de seculiere ideologie van het politieke zionisme trachtten te verzoenen. De Haan meende dat een Joodse staat enkel bestaansrecht had wanneer deze de Joodse religieuze tradities in ere hield. Daar was in de zionistische praktijk echter geen sprake van, constateerde De Haan.

De Haan maakte met zijn kritische opmerkingen geen vrienden

‘Een heilig Mizrachistisch leven, gelijk wij dat in Amsterdam hadden, is hier niet,’ noteerde hij. ‘Dat komt omdat toch al het geld van buiten komt, uit Amerika. De betaalde propagandist heeft een aantal mensen betaalde betrekkingen gegeven. En zij bedisselen samen alles. Natuurlijk moeten zij de indruk wekken, alsof zij veel hebben bereikt.’

Dat De Haan met deze kritische observaties geen vrienden maakte onder zijn medezionisten, mag duidelijk zijn. In brieven aan zijn vrienden in Nederland klaagde hij dan ook over de gevoelens van eenzaamheid en depressie die hem in Palestina regelmatig overvielen.

‘Nationaal Joods tehuis’

De zionisten en hun niet-Joodse sympathisanten in het Westen omschreven Palestina standaard als een ‘leeg en maagdelijk land’. Palestina was in de ogen van veel westerlingen ‘een woestijn’ die, de bijbelse opdracht indachtig, ‘tot bloei moest worden gebracht’. En wie konden dat ‘braakliggende land’ beter ontginnen dan de ‘verlichte’ migranten?

Maar De Haan drukte de lezers van het Algemeen Handelsblad wekelijks met de neus op het onwelkome feit dat Palestina verre van onbewoond en onontgonnen was. Met name zijn vaststelling dat ‘het Joodse Volk’ dan een ‘volk zonder land’ mocht zijn, maar Palestina zeker geen ‘land zonder volk’ kon worden genoemd, was voor veel zionisten een onwelkome constatering, die de officiële ideologie in het hart raakte.

In het voorjaar komen de spanningen tussen de Palestijnse Arabieren en de zionisten tot uitbarsting

In het voorjaar van 1920 kwamen de spanningen tussen de Palestijnse Arabieren en de zionistische nieuwkomers tot een gewelddadige uitbarsting. Een belangrijke aanleiding vormde de aankondiging van het Britse bestuur dat de Balfour-verklaring, waarin de Joden een ‘Nationaal Tehuis’ in Palestina werd beloofd, daadwerkelijk zou worden uitgevoerd.

Hoewel de Arabische bevolking werd gerustgesteld met de verzekering dat hun politieke rechten niet geschonden zouden worden, was die daar uiteraard niet gerust op. Had Weizmann niet verklaard dat Palestina zich door grootschalige Joodse immigratie tot een ‘Joodse Commonwealth’ zou ontwikkelen? Zodat zijn eerdere voorspelling dat Palestina ‘even Joods zou worden als Engeland Engels is’ nu uit dreigde te komen?

Negen doden

‘Geweld?’ schrijft de Haan begin april. ‘Toch ruikt mijn ziel brandlucht van haat. En sommige Arabische vrienden verzekeren mij, dat het dezen Nebi-Musa niet rustig blijven zal.’ De volgende dag, tijdens het feest van Nebi Musa, slaat de vlam in de pan. Wat zo lang een feestelijke religieuze optocht was geweest, is omgeslagen in een grimmige, antizionistische demonstratie.

Sommige pelgrims dragen spandoeken met het opschrift ‘Palestina is een deel van Syrië’. Wanneer zij de Joodse wijk bereiken, komt het tot een gewelddadige confrontatie tussen nationalistische Arabieren en zionistische jongeren en, uiteindelijk en onvermijdelijk, tussen de Arabische en Joodse bevolkingsgroepen.

Negen mensen vinden de dood, en een dag later wordt de staat van beleg afgekondigd. ‘Onze mensen zijn mishandeld en geplunderd door hun buren, met wie ze jaren en jaren hebben geleefd,’ schrijft De Haan. ‘Een wilde verdwazing. Hoe ver? Zelfs de Joodsche graven zijn door de gemeene Arabieren geschonden.’ Jeruzalem, met zijn belofte van heiligheid en geestelijke verheffing, is voor De Haan veranderd in een ‘hatelijke markt’. Over een bezoek aan de Klaagmuur schrijft hij: ‘Het is hier doodstil. Er is geen mensch. De zoele, blauwe hemel. Scherende zwaluwen. En dadelijk terug. Het is doodgevaarlijk. Schelden. En ik terugschelden, loopen. De straat uit.’

Bedreigingen: Hij moet “worden doodgeschoten als een gemene hond”‘

De jaren daarop moet hij toezien hoe de beide gemeenschappen steeds verder uiteendrijven. Zijn kritische berichtgeving, waarin hij openlijk zijn teleurstelling over de dagelijke praktijk van het zionisme laat blijken, wordt van steeds meer zijden gehekeld. Zo valt in 1921 in Mizrachie, het lijfblad van De Haans eigen orthodoxe zionisten, de eerste openlijke bedreiging aan het adres van de correspondent te lezen: ‘Er zijn grenzen aan verdraagzaamheid en vergevingsgezindheid,’ stelt een anonieme briefschrijver. ‘En die grenzen heeft Mr. De Haan tegenover ons overschreden.’

Ook worden zijn stukken in het Algemeen Handelsblad volgens De Haan zelf regelmatig gecensureerd. ‘De Zionisten hebben een completen dienst tegen mij georganiseerd,’ schrijft hij zijn vriend Frederik van Eeden. ‘De hoofdredactie wil liefst zoo min mogelijk last en geloop en geschrijf hebben. En geeft dan maar toe.’

Enorme fout

In 1923 sluit De Haan zich aan bij de antizionistische orthodoxe beweging Agoedath Israël. Zijn kritiek op het politieke zionisme wordt nu nog uitgesprokener. Het is volgens De Haan een enorme fout geweest de Joodse religie ondergeschikt te maken aan het seculiere project van een Joodse nationale staat. In mei van dat jaar ontvangt hij zijn eerste doodsbedreiging: hij moet voor de 24ste het land verlaten, of hij zal ‘worden doodgeschoten als een gemeene hond’. Hij wordt die dag door de politie bewaakt. De 25ste noteert De Haan: ‘Ach – hoe onnoozel is de vijf-en-twintigste, wanneer men den vier-en-twintigste niet vermoord is.’

‘Ach – hoe onnoozel is de vijf-en-twintigste, wanneer men den vier-en-twintigste niet vermoord is.’ schreef Den Haan.

De Haan weigert in te binden. Ook mengt hij zich steeds meer in het politieke proces – onder meer door vriendschappelijke banden aan te knopen met Arabische politiek leiders in de regio. Daarnaast dreigt hij de zionistische beweging in diskrediet te brengen door vooraanstaande leden te beschuldigen van zwendel, intimidatie en moord.

Plas bloed

Op 29 juni 1924 wordt bekend dat De Haan met een orthodoxe delegatie naar Londen zal afreizen om bij de regering te pleiten voor erkenning van de rechten van orthodoxe Joden en te protesteren tegen het nepotisme binnen het mandaatsbestuur. Daarop besluit de leiding van de paramilitaire zionistische organisatie Haganah dat De Haan uit de weg moet worden geruimd. Het plan voor zijn liquidatie ligt al geruime tijd klaar. Het dient alleen nog te worden uitgevoerd door de 21-jarige ondercommandant van de Haganah, Avraham Tehomi.

En de Arabieren dan? Palestina was geen ‘land zonder volk’

De volgende dag stuurt David Thidar, lid van de Haganah en commandant van de Palestijnse politie in Jeruzalem, zijn Arabische ondergeschikten naar huis. Hij vervangt ze door Joodse collega’s. Die avond worden er drie schoten gelost bij de uitgang van het orthodoxe ziekenhuis Schaäré-Zedek aan de Jaffa-straat, waar De Haan dagelijks de sjoel bezoekt. Tidhar is een van de eersten die op de plek van de misdaad verschijnen. De Haan is dan al overleden: een van de van dichtbij afgevuurde kogels heeft hem in het hart geraakt. Hij ligt blootshoofds in een plas met bloed, zijn hoofddeksel naast hem. Tehomi is nergens meer te bekennen.

Begrafenis

Jacob Israël de Haan wordt op 1 juli onder grote belangstelling van de treurende Joods-orthodoxe gemeenschap op de Olijfberg begraven. Ze bidden voor zijn ziel, zoals vandaag de dag nog altijd gebeurt. Tegelijkertijd wordt elders in de stad door zionistische Joden het glas geheven, of een dankgebed uitgesproken.

Ook in Nederland zijn de reacties even emotioneel als uiteenlopend. Zo schrijft het Nieuw Israëlitisch Weekblad, geheel in de geest van De Haans eigen, humanistisch-polemische stijl: ‘En als dit dan Zionisme heet: dit contra-agumenteeren met moord: dit felle stoken tegen den, misschien te critischen, enkeling – met als gevolg het brengen van warhoofdigen tot wanhoopsdaden als deze: dan heeft het Zionisme veel van den antisemietische Völkische geleerd.’

Maurice Blessing is arabist en journalist.

Meer weten:

Onrust. Het leven van Jacob Israël de Haan 1881–1924 (2015)

prachtige biografie van Jan Fontijn.

Het eind dat niemand keren kan (1991) documentaire van Emile Fallaux (1991). Te bekijken op vimeo.com.

www.dbnl.org De Haans gehele literaire en journalistieke productie is hier online te lezen of te downloaden.

Dit artikel is gepubliceerd in Historisch Nieuwsblad 6 - 2016