Home Interview: Marco Mostert

Interview: Marco Mostert

  • Gepubliceerd op: 12 november 2009
  • Laatste update 11 apr 2023
  • Auteur:
    Geertje Dekkers
  • 5 minuten leestijd
Interview: Marco Mostert

De eerste duizend jaar lag het gebied dat later Nederland zou worden in een uithoek van Europa, in de marge van de beschaving. Of beter gezegd: van twee beschavingen, namelijk de zuidelijke beschaving van de Romeinen en hun opvolgers, en de noordelijke beschaving van de Duitse laagvlakte, Scandinavië en Engeland. ‘De scheiding liep ergens in de buurt van het rivierengebied,’ zegt Marco Mostert, mediëvist aan de Universiteit Utrecht en auteur van In de marge van de beschaving, het eerste deel van de nieuwe Algemene Geschiedenis van Nederland.

‘De grens tussen het noordelijke en het zuidelijke deel van Nederland lag nooit helemaal vast, ook niet in de Romeinse tijd,’ zegt Mostert. ‘Maar vele duizenden jaren voor het begin van onze jaartelling bestond hij ook al. Al die tijd viel niet te voorzien dat Nederland uiteindelijk één zou worden. Een Nederlands volk ontstond pas ruwweg vanaf de zestiende eeuw. Het is een romantisch idee dat het Nederlandse volk er altijd is geweest. Iedereen die dat gelooft, zou moeten kijken hoe dit gebied eruitzag in de eerste duizend jaar van de jaartelling.’

Mosterts nadruk op het gebrek aan eenheid in de late Oudheid en de vroege Middeleeuwen is politiek geïnspireerd, maar de wetenschappelijke vraag bestond al vóór Fortuyn en Wilders. ‘Vanaf de jaren zeventig en tachtig vragen historici zich al af wie de bevolkingsgroepen precies waren die deze gebieden bewoonden: de Friezen in het noorden en de Franken in het zuiden. Waren de Friezen in de Romeinse tijd dezelfden als de Friezen in de Middeleeuwen? Eigenlijk was er pas na de vijfde eeuw sprake van continuïteit.’

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Onderzoek naar etnogenese, de vorming van volkeren, is lastig omdat groepen die met dezelfde naam worden aangeduid lang niet altijd dezelfde waren. Neem de Longobarden, een Oost-Germaans volk. ‘Daarvan zijn wel vijf etnogeneses achterhaald,’ zegt Mostert.

Wie ze ook precies waren, de Friezen en Franken bewoonden het huidige Nederland. ‘Het is moeilijk die twee groepen met elkaar te vergelijken. Er zijn meer geschriften bewaard gebleven uit het zuiden, en zo ontstaat makkelijk het idee dat de Franken beschaafder waren dan de Friezen. Maar dat hoeft helemaal niet zo te zijn. De Friezen maakten deel uit van een rijke noordelijke cultuur met eigen mythen en een groot handelsnetwerk.

De Franken schreven over hen alsof het een soort wilden waren, en nog rond 900 stelde de bisschop van Utrecht dat ze half in het water leefden. Soms ging het ook wat subtieler: Engelse auteurs, die deel uitmaakten van dezelfde cultuur als de Friezen, beschreven bepaalde Friese potentaten als koningen. Frankische bronnen noemden hen hertogen. Dat klinkt toch heel wat minder.’

Hoe dan ook, achterlijk waren de Friezen niet. In een terp in het (moderne) Friese Tolsum is een wasplankje met de resten van een tekst gevonden. Mostert: ‘Het stamt uit het eerste kwart van de eerste eeuw en recent is duidelijk geworden dat de tekst gaat over een slaaf en dat de bewoordingen voldoen aan de regels van het Romeins recht. Dat is nieuw. We wisten niet dat deze mensen in dit deel van het gebied daarmee al zo vroeg in aanraking waren gekomen.’ Volgens Mostert schreven sommige bewoners van onze streken zelfs uitstekend Latijn. ‘Maar doordat ze vergankelijke materialen gebruikten, zijn de meeste van hun teksten verloren gegaan.’

De Friezen hadden dus contact met de Romeinen – ‘Je vond ze tot in Rome,’ zegt Mostert –, maar de Franken hadden toch aanzienlijk meer aansluiting met de Romeinse beschaving. Ook toen de Romeinen allang weer weg waren uit deze gebieden, bewaarden de Franken veel van hun cultuur. ‘Die continuïteit tussen de Romeinen en de Franken en later de Karolingers was een belangrijke reden om één boek over de eerste duizend jaar van de jaartelling te schrijven. Een boek als dit bestond nog niet en ik vond het interessant om het eens te proberen.’

Een grote verandering in deze lange periode was de komst van het christendom: eerst in het zuiden en daarna in het noorden. In de decennia rond 700 werkten geestelijken van de andere kant van de Noordzee onder leiding van Willibrord en Bonifatius hard aan de bekering van de Friezen. De kerstening ging gepaard met veel machtsvertoon. Missionarissen hadden vaak een militair escorte bij zich en zelf waren ze vaak indrukwekkend gekleed. ‘Het ging erom de macht van God te laten zien,’ zegt Mostert. ‘Dat was een belangrijk argument om je te laten bekeren. Daarom waren wonderen ook zo belangrijk: die lieten zien wat de God van de christenen allemaal kon.’

Het waarheidsgehalte van wonderen is voor Mostert niet relevant. Over Bonifatius wordt verteld dat hij bij Dokkum met zijn staf op de grond tikte en dat er toen een bron ontsproot. ‘Ik heb me weleens door een archeoloog laten vertellen dat de bodemgesteldheid daar zo is dat je maar op de grond hoeft te stampen of je hebt water,’ aldus Mostert. ‘Maar het belangrijke is dat middeleeuwers zo’n wonder nodig vonden. De auteur van het heiligenleven van Bonifatius vond dit verhaal blijkbaar zeer geschikt.’

Het schrift was in deze periode weer in opkomst, na een periode van schijnbare afwezigheid toen de Romeinen waren vertrokken. Hoewel Mostert betwijfelt of die neergang echt heeft plaatsgevonden: ‘In de late Oudheid zijn hier veel mensen weggetrokken. Deze gebieden werden veel dunner bevolkt. Ik vermoed dat je ook daardoor veel minder schrift uit deze periode ziet.’

Mostert houdt zich intensief bezig met de rol van schrift in de Middeleeuwen – hij is begin dit jaar aangesteld als hoogleraar Middeleeuwse schriftcultuur: ‘Momenteel doe ik met collega’s onder meer onderzoek naar het verschil tussen gebruik van schrift in de stad en op het platteland. Er wordt altijd van uitgegaan dat het schrift een stedelijke aangelegenheid was, maar ik vraag me af of dat wel klopt. Volgens mij werd er op het platteland wel degelijk ook geschreven.’

Marco Mostert, In de marge van de beschaving, 264 p. Bert Bakker, € 24,95. Deel 2 in de Algemene Geschiedenis van Nederland verscheen al in 2006: Arie van Deursen, De last van veel geluk (1555-1702). 384 p. Bert Bakker, € 22,50.