Door het nijpend lerarentekort overwegen sommige scholen een vierdaagse schoolweek in te voeren. In de jaren zestig bogen politici zich over de vraag of leerlingen voortaan beter vijf in plaats van zes dagen naar school konden gaan, omdat steeds meer ouders een vijfdaagse werkweek kregen. Beleidsmakers voorzagen een hoop problemen als kinderen op zaterdag thuisbleven. ‘Het aanwezig zijn van deze kinderen zal bij vele ouders voorlopig meer als een last dan als een lust worden ondervonden.’
Door het huidige docententekort worden klassen noodgedwongen samengevoegd en moeten leerlingen online lessen volgen. Jacques Dane, hoofd onderzoek en conservator van het Nationaal Onderwijsmuseum in Dordrecht, pleit voor meer historisch onderzoek naar onderwijskeuzes uit de vorige eeuw. ‘Ik vind het opvallend dat onderwijsbeleidsmakers de geschiedenis vaak veronachtzamen. Ze kijken niet hoe hun voorgangers het deden, terwijl ze vaak met dezelfde soort problemen geconfronteerd worden.’
Als er serieus nagedacht moet worden over het inkorten van de schoolweek, zouden beleidsmakers moeten kijken naar de jaren vijftig en zestig. In 1958 vroeg het kabinet de Algemene Nederlandse Onderwijs Federatie (ANOF) om de gevolgen van een vijfdaagse schoolweek in kaart te brengen. Die optie lag op tafel omdat steeds meer werknemers de zaterdag vrij kregen; een ontwikkeling die de leerkrachten graag wilden volgen.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
In mei 1961 schreef een ANOF-commissie een rapport over de wenselijkheid van de vrije zaterdag. Als de scholen niet mee zouden bewegen met de vijfdaagse werkweek, dacht de commissie, dan zou dat voor maatschappelijke problemen kunnen zorgen. ‘Wij denken hierbij aan de ongunstige toestand waarbij kinderen op zaterdag verlof vragen om met de ouders een z.g. lang weekeinde te houden.’
Uitslapen en winkelen
Toch werd er niet lichtzinnig gedacht over het inkorten van de schoolweek. Dane vertelt dat beleidsmakers zich vooral druk maakten over het compenseren van de verloren lesuren. De ANOF-commissie maakte zich bovendien zorgen over de gevolgen voor ouders. ‘Deze organisatie betekent een brutale ingreep in de sfeer van de private, ouderlijke opvoeding.’
In het rapport werden de belangrijkste tijdsbestedingen van de vrije zaterdag voor ouders op een rij gezet: uitslapen, het huishouden doen, boodschappen doen en winkelen. ‘Moeder verricht bovenstaande handelingen en vader houdt zich bezig met zijn liefhebberijen,’ schreef de commissie. Kinderen zouden hun ouders bij deze bezigheden vooral in de weg lopen. In 1963 schreef een tweede commissie dat dit alleen voor jongens zou gelden, want meisjes konden op de extra vrije dag helpen in het huishouden.
Bang voor lange schooldagen
Er waren ook zorgen over het effect van een kortere schoolweek op leerlingen. ‘Het gevaar kan bestaan dat het kind van de morgen tot de avond door onderwijsuren in toom gehouden wordt en niets meer beleeft en ziet.’ De vermoeidheid van kinderen die een lang weekend vierden, was ook een reden voor terughoudendheid. Aan de ene kant zouden schoolkinderen na een lang weekend misschien uitgeruster op school komen, maar: ‘door een lang weekeinde wordt het ritme verbroken en duurt het op gang komen op de maandagmorgen veel langer.’
‘Deze organisatie betekent een brutale ingreep in de sfeer van de private, ouderlijke opvoeding.’
Gek genoeg waren zelfs leerlingen niet erg enthousiast over een langer weekend. ‘Net als in het buitenland waren kinderen het er niet mee eens, omdat ze vreesden dat ze doordeweeks langer naar school zouden moeten,’ vertelt Dane. Toch had de vrije zaterdag uiteindelijk veel positieve maatschappelijke gevolgen. ‘Sportverenigingen konden ineens op zaterdagochtend wedstrijden gaan houden. Dat was prettig voor veel kinderen.’
Compensatie voor de zaterdag
Als er een vrije zaterdag moest komen, concludeerde de ANOF-commissie, zou die dag gecompenseerd moeten worden om aan het wettelijk voorgeschreven minimum van 1040 jaarlijkse schooluren te voldoen. De commissie droeg daarvoor verschillende oplossingen aan: lesgeven op de woensdagmiddag, de schooldagen verlengen of de vakanties inkorten.
‘Uiteindelijk kozen veel scholen ervoor om doordeweeks meer les te geven, zodat het totaal aantal uren gelijk bleef,’ vertelt Dane. In tegenstelling tot scholen in het buitenland konden Nederlandse scholen hun urenindeling grotendeels zelf maken. ‘In Frankrijk werden schooldagen uniform geregeld, maar in Nederland mochten scholen schipperen met de lestijden. De enige regel was dat de lessen niet voor 06.15 uur mochten beginnen, en niet na 18.00 uur door mochten gaan.’
Het verkorten van de schoolweek was een zaak die ‘met de grootst mogelijke bedachtzaamheid’ afgewogen moest worden, besloot de commissie haar rapport. Ze adviseerde daarom een proefperiode en stelde voor om te experimenteren met een aantal vrije zaterdagen rond de vakanties. Uiteindelijk sloten de meeste scholen rond 1964 hun deuren op zaterdag, terwijl de laatste scholen pas in de jaren zeventig overstag gingen.