Home ‘Ik voel geen verdriet, wel compassie’

‘Ik voel geen verdriet, wel compassie’

  • Gepubliceerd op: 26 maart 2024
  • Laatste update 03 apr 2024
  • Auteur:
    Alies Pegtel
  • 4 minuten leestijd
Studioportret van de heer Van der Velden met zijn dochter Johanna en zijn njai in Bandoeng, circa 1900.

Dit artikel krijgt u van ons cadeau

Wilt u onbeperkt toegang tot de artikelen op Historischnieuwsblad.nl? U bent al lid vanaf €1,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en u heeft direct toegang.

In elk nummer vraagt Alies Pegtel een historicus naar zijn of haar historische sensatie. Naar het moment waarop, zoals Johan Huizinga het formuleerde, heden en verleden lijken samen te vallen. Een gevoel dat vaak onverwacht wordt opgewekt door een document, voorwerp, geluid, geur, locatie of inzicht. Deze maand Reggie Baay. ‘Er zit maar één generatie tussen mij en mijn ongeregistreerde Indische grootmoeder.’ 

Kent u de historische sensatie, zoals door Johan Huizinga omschreven?
Pecunia vincit omnia: geld overwint alles. Deze sensatie trof me tijdens het schrijven van De contractarbeiders van Deli. In 1860 was de slavernij in Nederlands-Indië formeel afgeschaft, maar de uitbuiting bleef voortbestaan. Plantagehouders rekruteerden “contractarbeiders”, en dat waren eigenlijk hun lijfeigenen. De Nederlandse politiek was erop gericht om samen met de planters via dit systeem zoveel mogelijk geld te verdienen.’ 

Meer interviews met historici lezen? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.

Ontvang historische artikelen, nieuws, boekrecensies en aanbiedingen wekelijks gratis in uw inbox.

Ziet u dat nu nog gebeuren? 
‘Als je de vrije markt z’n gang laat gaan, dan is de mens kennelijk tot de vreselijkste dingen in staat, ten koste van anderen die aan de grond zitten. Want wat daar gebeurde, gebeurt nog steeds, in andere vormen. Er wordt nu verdiend aan mensen die in de schuldsanering zitten, aan zieken in de geliberaliseerde zorg. Niet alleen de vrije jongens profiteren, de overheid doet dit ook. De schaamteloosheid waarmee dit gebeurt, blijft me verbazen. Ik besloot de vergeten geschiedenis van de contractarbeiders bloot te leggen, nadat ik ermee te maken kreeg tijdens mijn onderzoek naar de njai, de Aziatische vrouwen die als concubines met Europese mannen moesten samenleven.’  

Uw Javaanse grootmoeder was een njai. Ze werd kort na uw vaders geboorte teruggestuurd naar de kampong en doodgezwegen in de familie. Uw vader heeft zijn moeder nooit gekend.
‘Een van de mooiste aanleidingen voor historisch onderzoek is dat je emotioneel bent gegrepen door een onderwerp. Iets kan pijn doen, maar een persoonlijke verwonding mobiliseert ook nieuwsgierigheid. En van daaruit ga je onderzoek doen. Vervolgens is het de kunst om je gevoelens niet te laten domineren, dan kan je niet schrijven, dan ga je jezelf overschreeuwen en leest niemand het.’ 

U kijkt terug op het koloniale verleden uit persoonlijke emoties, maar u laat ze verder geen rol spelen?
‘Dat zou niets opleveren. Ik wil weten. Neem de contractarbeid: wat maakte dat mensen, een regering, een hele samenleving, opzettelijk wegkeken terwijl ze wisten wat er gebeurde? Geschiedenis is voor mij niet alleen iets van het verleden, maar vooral ook van het heden. Het leert mij mensen te begrijpen, te weten wat hen drijft.’ 

Maar uw startpunt is uw eigen familiegeschiedenis?  
‘Daar begint het mee, met je eigen nieuwsgierigheid. Maar dat microniveau maakt deel uit van de wereldgeschiedenis. In voormalig Nederlands-Indië liggen mijn roots. Via mijn ouders ben ik ermee verbonden, maar ik voel hun verdriet niet. Ik voel wel compassie, dat is mijn drijfveer. Daarom ben ik koloniale geschiedenis gaan studeren. Maar wat mij interesseerde, werd niet onderwezen aan de universiteit. De Nederlandse visie op het koloniale verleden domineerde. Ik had een sterke behoefte om het onzichtbare deel van de koloniale geschiedenis zichtbaar te maken en erover te schrijven. Ik ben zelf dus onderzoek gaan verrichten.’  

Welke kennis leverde dat op? 
‘Van mijn Aziatische grootmoeder zijn vrijwel geen sporen terug te vinden. Dat geldt voor de meeste Indische Nederlanders met een Indonesische voormoeder; deze vrouwen waren concubines en zijn verdwenen in de mist van de geschiedenis. De inheemse bevolking werd niet geadministreerd, dat geeft wel aan hoe er tegen hen werd aangekeken. Ze werden niet als mensen gezien, ze werden gedevalueerd tot niets.’ 

Dit betreft ons nabije verleden. 
‘Het is ongelooflijk nabij. Er zit maar één generatie tussen mij en mijn ongeregistreerde grootmoeder, van wie ik alleen haar voornaam Moeinah op papier heb.’   

Ik kan me voorstellen dat de discriminatie en uitbuiting waarmee uw voorouders te maken hadden, u toch flink boos maken?  
‘Natuurlijk, maar mijn boosheid duurt nooit lang. Ik kan er heel slecht tegen als mensen op grond van geschiedenis verongelijkt gaan doen. Dat heeft geen enkele zin, het is ook niet terecht. Als je blijft hangen in emotie, ontneemt het je de mogelijkheid om in discussie te gaan en om verder onderzoek te doen.’ 

FJODOR BUIS
Foto door Fjodor Buis.

Reggie Baay

(1955) is historicus en schrijver van romans, non-fictie en toneel. Hij studeerde aan de Rijksuniversiteit Leiden, waar hij zich specialiseerde in de koloniale en postkoloniale literatuur en geschiedenis. Zijn werk gaat vooral over het Nederlandse koloniale verleden en de impact ervan op de huidige generaties. Van hem verschenen onder meer De njai. Het concubinaat in Nederlands-Indië (2008), Daar werd wat gruwelijks verricht (2015) en de roman Het kind met de Japanse ogen (2018). De contractarbeiders van Deli. Een geschiedenis van onvrije arbeid, onrecht en verzet in Nederlands-Indië (256 p. Atlas Contact, € 22,99) is zijn meest recente boek.

Openingsafbeelding: Studioportret van de heer Van der Velden met zijn dochter Johanna en zijn njai in Bandoeng, circa 1900.

Dit artikel is gepubliceerd in Historisch Nieuwsblad 4 - 2024