Home ‘Ik geloof omdat het idioot is’

‘Ik geloof omdat het idioot is’

  • Gepubliceerd op: 28 juli 2009
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Anton van Hooff

‘Maar hoe weten wij wat Jezus in de Hof van Olijven tot Zijn vader bad? Zijn leerlingen lagen toch te slapen, dat vertellen de evangelies toch?’ Toen ik dit zei, werd de zeer roomse mevrouw Stienstra echt boos. We zaten op 1 april in Barend en Witteman te discussiëren over Mel Gibsons The Passion of the Christ. Als voorbereiding had ik de vier lijdensverhalen in mijn Griekse bijbeltje nagelezen, en ik was opnieuw getroffen door de vele onbegrijpelijkheden en tegenstrijdigheden.

De ene evangelist debiteert een nog mooier verhaal dan de andere. Marcus – algemeen beschouwd als de eerste evangelist – vertelt niets over rovers die tegelijk met Jezus worden gekruisigd – die komen uit de pennenkoker van Mattheüs. Lukas verfraait dit gegeven; bij hem bekeert een bandiet zich op het laatste nippertje. Jezus zegt daarop tot hem: ‘Voorwaar, Ik zeg u: vandaag nog zult gij met Mij zijn in het paradijs.’ Voor een filoloog is het duidelijk: de evangelies zijn pure mythen. Ze laten zich vergelijken met de levensbeschrijvingen van andere ‘heilige mannen’ uit de oudheid zoals Socrates en Apollonios van Tyana. Ook hen kennen we alleen door het oog van gelovige volgelingen.

Tot dezelfde conclusie komt Lambert Giebels in Jezus. Een biografie. De titel is daarom misleidend. Het boek wil de vraag beantwoorden of het mogelijk is een levensbeschrijving van Jezus van Nazareth te geven. Giebels’ antwoord is negatief. De historische gegevens zijn daarvoor veel te schamel. Wat de evangelisten tientallen jaren na dato optekenen is overduidelijk gekleurd door hun geloof. Ze willen door een overdaad aan ‘bewijzen’ aantonen dat Jezus waarlijk de Messias was en dat Hij waarlijk is opgestaan. Daarom neemt het aantal mensen dat Jezus na Zijn opstanding zou hebben gezien in elk volgend evangelie toe. Het geloof tart immers het verstand, of, zoals Tertullianus zei: ‘Ik geloof omdat het idioot is.’

Praten over de historische Jezus is daarom niet meer dan ijsschotsje springen. Er zal wel een goeroe van die naam geleefd hebben. De realiteit van Zijn bestaan wordt bevestigd door Tacitus, die niets van het ‘lichtschuwe tuig’ moest hebben dat christenen volgens hem waren. Als keizer Nero de christenen tot zondebokken voor de brand van Rome maakt, meldt de Romeinse historicus terloops dat de naam ‘chrestiani’ is afgeleid van ene Christus die tijdens de landvoogdij van Pontius Pilatus was geëxecuteerd.

Maar wanneer Hij werd geboren staat niet vast, zeker niet aan het begin van jaar 1. De volkstelling die volgens Lukas op last van keizer Augustus werd gehouden en die volgens het kerstevangelie Jozef dwong naar Bethlehem te gaan, oogt als een historisch feit, maar is het geenszins. Alleen Augustus heeft een keer de paar miljoen Romeinse burgers laten tellen. Als landvoogd Quirinius iets heeft laten registreren, waren het belastingplichtige rijksonderdanen. Dan was Jozef allesbehalve de arme timmerman uit het noordelijke Nazareth, maar iemand met landbezit ten zuiden van Jeruzalem.

In een niet als echt erkend evangelie, dat van Jacobus, is Jozef een soort projectontwikkelaar, die voortdurend op zakenreis is – en dus niets intiems met Maria kan hebben gedaan. Want het apocriefe evangelie van Jacobus wil vóór alles de maagdelijkheid van Maria bewijzen. Als zij in een flitsbevalling Jezus ter wereld heeft gebracht, komt er net een vroedvrouw voorbij die via een inwendig onderzoekje vaststelt dat zij altijd maagd is gebleven: soms tart het geloof de goede smaak.

Bijna elk feit over Jezus smelt weg onder het brandglas van de geoefende historicus die Giebels is. Hij steunt daarbij natuurlijk op de uitgebreide Leben-Jesu-Forschung die sinds de Verlichting de Heer heeft ontmythologiseerd. Jezus. Een biografie heeft vooral zijn waarde als een goed leesbare geschiedenis van de mythe van Jezus.

Overigens werd mijn probleem met Jezus’ woorden in de Hof van Olijven elegant opgelost door een gereformeerde dame. Ze schreef mij dat Jezus ze na Zijn opstanding heeft verteld. Zo verklaart de ene mythe de andere.

Anton van Hooff is hoofddocent klassieke geschiedenis aan de Universiteit Nijmegen.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.