Zijn 65ste verjaardag viel midden in de grote vakantie, maar pas in december volgt de officiële afscheidsrede van hoogleraar oude geschiedenis Fik Meijer in de aula van de Universiteit van Amsterdam.
door Maria van Haperen
‘Ongetwijfeld komen daarin constante emoties als afgunst, nijd, maar ook schoonheid aan bod. Hoe gingen mensen daarmee om?’ Hardop overpeinst Fik Meijer (1942) ideeën voor zijn afscheidsrede. ‘Die moet niet alleen interessant, maar ook begrijpelijk zijn, want mijn kleinzoons, een zesjarige drieling, komen ook.’
Fik Meijer studeerde klassieke talen en oude geschiedenis aan de Universiteit van Leiden, waar hij in 1973 promoveerde op Catilina. Een studie naar de sociaal-economische en politieke achtergronden van de Catilinarische samenzwering. In die tijd werkte hij als docent klassieke talen op het Bonaventura-college in Leiden. ‘Als ik mijn hele leven had moeten slijten als leraar – zoals veel jaargenoten –, dan was dat oké geweest. Ik heb nog nooit een les of college met verdriet gegeven.’
Na twaalf jaar vertrok Meijer naar het hoger beroepsonderwijs. ‘Ik solliciteerde bij de Witte Lelie, de lerarenopleiding in Amsterdam.’ In 1980 volgde de overstap naar de Universiteit van Amsterdam, waar Meijers interesse voor zeegeschiedenis in 1992 uitmondde in het bijzonder hoogleraarschap zeegeschiedenis en maritieme archeologie van de klassieke Oudheid, een leerstoel die werd gefinancierd door de Allard Piersonstichting. In 1999 werd Meijer ten slotte hoogleraar oude geschiedenis.
Zijn boeken vinden automatisch hun weg naar de lezer. Meijer is ‘een verhalende historicus, in de mooie traditie van Barbara Tuchman, Simon Schama en Johan Huizinga’, schreef de NRC in 2006, naar aanleiding van Meijers Macht zonder grenzen, over de uitbreiding en neergang van het Romeinse Rijk. Hij heeft ‘een imposant oeuvre geproduceerd waarmee hij de oude geschiedenis voor een breed publiek toegankelijk heeft gemaakt.’ Logisch, roemde de Volkskrant al in 2003, want ‘de goede verteller die hij is, kan niet zwijgen’. ‘Dat komt door de zeggenschap van de Oudheid,’ meent Meijer bescheiden.
En wat gaat Meijer na december doen? Veel lezingen, cursussen geven, en boeken schrijven. ‘Toen Eos, de godin van de dageraad, aan Zeus om onsterfelijkheid vroeg voor haar aardse man, kon die niet meer sterven. Helaas verloor hij wel zijn jeugdigheid en verschrompelde al rochelend tot een hoopje ellende. Het thema van een waardige oude dag is een worsteling van alle tijden.’
Dit artikel is exclusief voor abonnees