Tom Holland heeft zich wat op de hals gehaald. Na de eerste twee succesvolle delen van zijn ‘trilogie over de Oudheid’ was de Britse schrijver aangeland bij de late Oudheid annex vroege Middeleeuwen. Probleempje: Holland was een absolute leek op het gebied van de islam – een religie die ergens rond de zevende eeuw, oftewel de late Oudheid annex vroege Middeleeuwen, is ontstaan.
‘Mijn aanvankelijke onwetendheid was zo verregaand,’ schrijft Holland in de inleiding van Het vierde beest. God, de strijd om de wereldmacht en het einde van de oudheid, ‘dat ik, naar aanleiding van de talrijke biografieën van de Profeet die ik had gelezen, vagelijk veronderstelde dat ik een overvloed aan bronnen zou aantreffen uit de periode van zijn leven, klaar voor bestudering.’
Niet dus. Holland komt er al snel achter dat al die ‘biografieën’ van de Profeet, die na ‘11 september’ in vele variaties aan de gelovige en ongelovige man zijn gebracht en waarin je bij wijze van spreken zijn afzonderlijke baardharen kunt onderscheiden, in laatste instantie zijn gebaseerd op de werken van min of meer vrome mannen die zich – eeuwen na de veronderstelde dood van de Profeet – hebben gewijd aan ‘een monument van vernietiging in plaats van conservering van het verleden’.
Dit laatste citaat is afkomstig van Patricia Crone, een van de meest vooraanstaande historici op het gebied van de vroege islam. Dat Holland specialisten als Crone in zijn boek aanhaalt laat zien dat hij, na de aanvankelijke ‘flinke klap’ die hij door het gebrek aan betrouwbare bronnen opliep, niet bij de pakken neer is gaan zitten.
Anders dan veel populaire auteurs die het ontstaan van de islam behandelen blijkt Holland zich daadwerkelijk te hebben verdiept in de meest recente academische discussies over het onderwerp. Zozeer zelfs dat hij, in het hooggeleerde ‘spiegelhuis’ dat hij aantrof, werd overvallen door ‘een sterk gevoel van duizeligheid’. Immers: ‘Het lijkt in elk geval vaak zo dat er, gezien de fragmentarische aard van het bewijsmateriaal, om maar te zwijgen van de complexiteit en gevoeligheid van het onderwerp in kwestie, evenveel verschillende interpretaties zijn als er deskundigen over schrijven.’
Maar dan. Je verdiepen in academische publicaties en concluderen dat de vroege geschiedenis van de islam uit weinig meer bestaat dan drijfzand en esoterische hypothesevorming, is één ding. Maar er is nog een ding, dat ook niet onbelangrijk is. En dat is het feit dat je je hebt vastgelegd op het schrijven van een derde deel van je trilogie en dat je vaste publiek een sappig verhaal van je verwacht en geen academische haarkloverij.
Dus zien we Holland, na zijn redelijk afgewogen inleiding, zijn neus dichtknijpen en met de moed der wanhoop in de beerput van speculatie en mythevorming rond het ontstaan van de islam springen, om er een aantrekkelijk verhaal uit te kunnen opdiepen.
Dat is geen mooi gezicht. Omdat de auteur, in zijn streven de lezer voor duizeligheid te behoeden, al zijn eerder geuite scepsis laat varen. Dat hij er klakkeloos van uitgaat dat de Profeet Mohammed een historische figuur is en dat hij de Koran zelf heeft geschreven is bepaald geen originele stellingname, maar als pure hypothese zou je er nog in willen meegaan. Dat hij vervolgens alle verdachtmakingen van Abbasidische geschiedschrijvers aan het adres van de Ummayaden – de dynastie van kaliefen die voorafging aan die van de Abbasieden – en hun voorvaderen voor zoete koek slikt omdat ze nu eenmaal een ‘spannend’ verhaal opleveren, is in het licht van zijn eerdere uitlatingen onbegrijpelijk.
Maar op dat moment ben je eigenlijk al afgehaakt door de opgeklopte en irritant kinderlijke schrijfstijl van Holland. Zo gingen de Arabische veroveringen van het Perzische Rijk ‘met bruut geweld gepaard’, aldus de auteur. Echt waar, meneer Holland? Gelukkig voeren we tegenwoordig op een heel andere manier oorlog.
Dit is een boek om snel te vergeten.
Het vierde beest. God, de strijd om de wereldmacht en het einde van de oudheid
Tom Holland
432 p. Athenaeum-Polak & Van Gennep, €29,95
Dit artikel is exclusief voor abonnees