Mineke van Essen rekent in haar proefschrift over de geschiedenis van de kweekschool af met de mythe dat vroeger alles beter was in het onderwijs. Voor pabo-bestuurslid Taeke van den Akker is dat een hele opluchting.
Er is veel te doen om de kwaliteit van de opleidingen tot leraar in het basisonderwijs. Volgens onderzoek van de Cito-groep scoort de helft van de pabo-studenten in het vak rekenen lager dan de beste leerlingen uit groep acht. Te weinig havisten en vwo’ers kiezen voor het beroep van leraar; vooral jongens laten het afweten. Onderwijsminister Van der Hoeven heeft een Beleidsagenda lerarenopleiding 2005-2008 opgesteld, want ze wil meer en betere leraren, die hun ‘spilfunctie’ in de samenleving kunnen waarmaken.
Het klinkt spectaculair, maar ook in het onderwijs is er niets nieuws onder zon, zo blijkt uit onderzoek van historica Mineke van Essen. In haar proefschrift Kwekeling tussen akte en ideaal. De opleiding tot onderwijzer(es) vanaf 1880 rekent ze af met de mythe van de goede oude tijd, toen de onderwijzer nog op een voetstuk stond en het Nederlandse kind met succes vormde tot een creatieve, verantwoordelijke en gelukkige burger. In werkelijkheid regent het al honderd jaar lang klachten over de lage status van het lerarenberoep, de slechte salarissen en het ontoereikende niveau van de kwekelingen.
Daarom werd er vanaf eind negentiende eeuw druk geëxperimenteerd met nieuwe onderwijsvormen. Lag in 1880 de nadruk nog op feitenkennis, vanaf 1900 kwamen de zelfontplooiing en creativiteit van het kind steeds meer centraal te staan. Door de Kweekschoolwet van 1952 kreeg pedagogiek een belangrijke plek in de opleiding. Ook toen waren er al klachten dat dit ten koste ging van ‘harde’ vakken als rekenen en taal. Momenteel is ‘kenniseconomie’ het sleutelwoord. Het ideale evenwicht tussen de twee taken van de onderwijzer als leraar en als opvoeder, is in de woorden van Van Essen een ‘steen der wijzen’ die wel nooit gevonden zal worden.
Volgens Taeke van den Akker, bestuurslid van pabo De Kempel in Helmond, heeft het ook weinig zin om ernaar te zoeken. ‘Er zal altijd een wisselwerking tussen pedagogiek en kennisoverdracht blijven. Daarom zadelen wij onze studenten niet op met één vaststaand onderwijsmodel, maar leren we hun voortdurend kritisch naar zichzelf te kijken en in te spelen op de maatschappelijke ontwikkelingen. Een leraar moet immers een tijdje meegaan.’
Volgens van den Akker zijn de verwachtingen die de samenleving heeft van onderwijzers vaak overspannen. ‘Bijna alle problemen worden op het bordje van de onderwijzer gelegd, of het nu gaat om veiligheid, pesten, of het zoeken naar een gezamenlijke identiteit. Daar spelen we in de opleiding ook op in. Ik weet uit eigen ervaring – ik ben in 1972 afgestudeerd – dat zulke zaken op de kweekschool niet aan de orde kwamen.’
Waarom blijft dan toch het beeld bestaan dat vroeger alles beter was? ‘Het is een algemeen menselijke kenmerk om de eigen jeugd te idealiseren. En iedereen heeft onderwijs genoten, dus we hebben in Nederland zestien miljoen experts.’
Dit artikel is exclusief voor abonnees