Home Hoe konden de mensen toch zo stom zijn?

Hoe konden de mensen toch zo stom zijn?

  • Gepubliceerd op: 11 december 2007
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Willem Melching

Met veel publiciteit ging in november de eerste helft van Geert Maks documentaireserie In Europa van start. Historicus en Duitsland-deskundige Willem Melching keek naar de eerste vier delen en constateerde een totale minachting voor onze Europese voorouders en talloze historische onjuistheden.

Geert Mak heeft met zijn bestseller In Europa het verleden onder de aandacht gebracht van het grote publiek. Dat is winst in een land waar de historische belangstelling niet al te groot is.

Het boek is ook omgewerkt tot het scenario van een 35-delige televisieserie. Aan de hand van een jaartal en een locatie behandelt Mak de geschiedenis van de twintigste eeuw. Deel 2 ging over Berlijn en Wenen in 1906, deel 3 over Wenen en Sarajevo in 1914, deel 4 over Ieper in 1915. Het eerste deel was een inleiding op de serie met hoogtepunten uit de volgende delen.

Mak vertelt over vroeger, en we zien wel beelden van het verleden, maar zijn voice-over is niet meer dan een stroom persoonlijke bespiegelingen en ontboezemingen tegen een historisch decor. Dat is iets anders dan geschiedenis schrijven. 

Er zijn drie grote problemen. In de eerste plaats presenteert Mak een visie op de Europese geschiedenis die geen fundament heeft in wetenschappelijke analyse of historische feiten. Bovendien is zijn aanpak zo schematisch dat alle dilemma’s en paradoxen in het verleden volledig verdwijnen. In de tweede plaats hebben Maks analyses en conclusies geen enkele relatie met de actuele historische kennis en de huidige discussies in de geschiedwetenschap. En last but definitely not least: de serie bevat door slordigheid en onwetendheid talloze feitelijke onjuistheden. 

Volgens Mak was de twintigste eeuw, zoals hij uitlegt in deel 1, de ‘eeuw van de massa’. De problemen in deze eeuw werden veroorzaakt doordat ‘de massa’ haar macht uit handen gaf aan ‘onbetrouwbare leiders’. Dit leidde tot catastrofes als twee wereldoorlogen en gruwelijke dictaturen. 

De opvatting dat de twintigste eeuw de eeuw van de massa was, is op zich nog te verdedigen, hoewel Mak hiermee juist de opkomst van burgerlijke middengroepen negeert. Maar als de massa in 1900 de macht had en in 1914 niet meer, dan vraag ik me toch een paar dingen af. Bijvoorbeeld: van wie had zij die macht dan in eerste instantie gekregen? En was dit in alle landen zo? En wanneer precies was de massa bereid om die ‘macht wel heel snel weer uit handen te geven aan steeds weer nieuwe onbetrouwbare leiders’, zoals Mak in deel 1 stelt? Bovendien mist Mak hier de kans om te laten zien dat de geschiedenis van Europa juist níét eenduidig is, maar vol zit met keuzemomenten, dilemma’s en dwaalsporen.

Duitse volksaard
Op tal van momenten blijkt dat Mak niet op de hoogte is van de stand van zaken in het vak. Hij komt niet veel verder dan het navertellen van al (heel) lang achterhaalde clichés. Omdat deel 1 een vooruitblik is op de rest van de serie, komen we daar al een hoop over te weten.

Zo luidt een van de eerste zinnen in deel 1: ‘Iedereen was vol hoop, de nieuwe eeuw zou alleen maar voorspoed brengen.’ Heeft Mak in die vijftien kilo boeken die hij naar eigen zeggen met zich meesleepte op zijn reis door Europa niets gelezen over het cultuurpessimisme en de cultuurkritiek uit het fin de siècle? Heeft hij nooit gehoord van het sociaal-darwinisme of de angst voor vervlakking van de cultuur door techniek en industrie? Dit komt allemaal niet ter sprake bij de behandeling van de periode voor de Eerste Wereldoorlog.

Uit een interview met een Duitse acteur over het nationaal-socialisme in hetzelfde deel moet blijken dat Hitlers NSDAP in hoofdzaak een partij was van werkloze arbeiders. Dat is onjuist. De werklozen, en zeker de Berlijnse werklozen, stemden voornamelijk communistisch. Uit recent onderzoek blijkt zelfs dat werkloosheid de kans op een NSDAP-stem significant verminderde; hoe meer werklozen in een kiesdistrict, des te minder NSDAP-stemmen. Door het accent op de werklozen te leggen, komt Mak niet verder dan het marxistische cliché dat werkloosheid en kapitalisme tot ‘fascisme’ leiden. Was het maar zo simpel.

In deel 2 staan de Duitse en Oostenrijkse keizerrijken in het jaar 1906 centraal. Hier stapelt Mak cliché op cliché. Hij presenteert zijn visie op Duitsland aan de hand van het beroemde verhaal over de Hauptmann van Köpenick, waarin een schoenmaker in een legeruniform de stadskas van het stadje Köpenick bij Berlijn in beslag neemt. Het staat symbool voor het veronderstelde ontzag van Duitsers voor uniformen. De implicatie is duidelijk: Duitsland was in 1906 een Untertanenstaat, een primitieve samenleving waar de keizer met absoluut gezag regeerde. Dat wilde de keizer misschien wel, maar de realiteit was geheel anders. 

Duitsland was in deze tijd in veel opzichten het modernste land van Europa. De burgerij was sterk en rijk, de arbeiders beschikten over de grootste en modernste partij ter wereld. Bij de verkiezingen van 1912 waren de sociaal-democraten met bijna 35 procent met afstand de grootste partij. Duitse kunstenaars lachten om de achterhaalde en kleinburgerlijke smaak van hun vorst. Het Duitse onderwijs was het beste ter wereld. Duitsland won tussen 1901 en 1914 in de exacte wetenschappen meer Nobelprijzen dan Frankrijk, Engeland en de Verenigde Staten samen. Duitse historici, filosofen en sociologen domineerden het internationale wetenschappelijke debat. 

Met enkele zinswendingen had Mak in dezelfde hoeveelheid zendtijd kunnen uitleggen dat nu juist deze tegenstelling tussen moderne en reactionaire tendensen Duitsland zo bijzonder maakte. Maar hij houdt het liever simpel: de Duitse ‘volksaard’ was nu eenmaal gesteld op ‘gehoorzaamheid’. Duitsers maakten zich nu eenmaal graag ‘ondergeschikt aan leiders met nog weer een grotere pet op’. Weer heeft Mak weinig oog voor de ambivalenties die deze periode juist zo kenmerkten.

Sisificatie
Het beeld dat Mak in dit deel schetst van Oostenrijk-Hongarije in 1906 is zo mogelijk nog simplistischer. Volgens Mak was het land ‘vastgeroest’, en hij vertelt ons over de ‘angst van de Weense burger voor de moderne tijd’. Heeft Mak nooit gehoord van de psychologen Sigmund Freud en Alfred Adler, of de filosoof Ernst Mach en schilder Gustav Klimt? De grondleggers van de moderne muziek, zoals Arnold Schönberg, Alban Berg, Anton Webern, Bruno Walter en Gustav Mahler, waren Oostenrijkers. En dan heb ik het nog niet over moderne schrijvers uit het Habsburgse Rijk als Rilke, Kafka, Kraus, Musil, Zweig, Schnitzler en Roth. De architectuur sloeg nieuwe wegen in dankzij Adolf Loos en Otto Wagner.

Enkele van deze namen noemt Mak in een bijzin, maar hij verbindt er geen enkele conclusie aan. Wie Wenen in 1906 voorstelt als een conservatieve en achterlijke stad, maakt zichzelf belachelijk. In dat Wenen stond de wieg van de moderne Europese cultuur! Maar wij zien de onvermijdelijke plaatjes van de dansles voor het Opernball. Mak blijft liever bij zijn ‘sisificatie’ van de Oostenrijkse cultuur.

Hilarisch dieptepunt van de twee eerste delen is een scène bij de kaart van Duitsland. Mak en een ‘Duitslandkenner’ bespreken de enorme macht van Duitsland rond 1900. Het lijkt ze volledig te ontgaan dat ze niet naar een kaart van Duitsland rond 1900 staan te kijken. De kaart die ze voor zich hebben, laat Duitsland in 1945 zien. In 1900 bestond Polen niet als zelfstandige staat en was Duitsland bijna twee keer zo groot als op deze kaart. Elzas-Lotharingen en grote delen van de Oostzeekust waren Duits en het land was een directe buur van Rusland. Kortom, alles wat Duitsland rond 1900 zo bijzonder maakte, is op deze kaart nu juist níét goed te zien. 

Het wordt nog leuker wanneer de ‘deskundige’ weet te melden dat de Eerste Wereldoorlog wellicht voorkomen had kunnen worden. Zo impliceert hij dat hij de exacte oorzaak van die oorlog weet. Daar heeft Mak wel mooi een wereldprimeur te pakken. John Keegan, een van de grootste kenners van de Eerste Wereldoorlog, schrijft in zijn meesterwerk The First World War: ‘The First World War is a mystery. It’s origins are mysterious.’

Helaas worden we in deel 3 niets wijzer over de oorzaken van de oorlog. Zonder enige uitleg rept de voice-over in een paar bijzinnen over ‘de mobilisatieplannen’, ‘de bondgenootschappen’ en natuurlijk de bewapeningswedloop. En daar blijft het bij. Liever herhaalt Mak een filmpje over de Joegoslavische burgeroorlog in de jaren negentig. Mooie beelden, maar wat hebben ze met 1914 te maken?

Supermacht
Dan het derde probleem: de vele historische fouten, alleen al in de eerste drie delen van de serie. De commentaarstem zegt vaak dingen die redelijk klinken, maar volkomen onjuist zijn.

In het filmpje waarmee de serie opent springt een man van de Eiffeltoren. Hij deed dat echter niet om ‘over Parijs te gaan vliegen’, zoals Mak suggereert. In werkelijkheid betrof het een uitvinder die in 1912, niet in 1901, zoals in de serie wordt vermeld, een parachute aan het testen was. Ook deze Franz Reichelt wist toen al dat men het best kon vliegen in een vliegmachine.

Zo moest het Engelse koningshuis zich in deel 1 ‘na de dood van de eigenzinnige Queen Victoria wel razendsnel aanpassen aan een nieuwe tijd’. Mak zit er ruim dertig jaar naast. De moderne monarchie, met een sympathieke vorst die zich in ceremoniën aan het volk vertoont, ontstond in Engeland niet ná Victoria, maar juist ónder Victoria. De grote regisseur van dergelijk spektakel was Reginald Brett, viscount Esher, die hiermee begon rond 1870. En in Nederland deed Wilhelmina het de Britten al sinds 1890 na.

‘Op de Alexanderplatz herinnert niets meer aan het uitgaanscentrum van de roerige jaren twintig,’ zo weet Mak ons te melden in deel 1. Dat kan heel goed kloppen, want dat was ook niet dáár. Alexanderplatz was een verkeersplein met kantoren en een warenhuis. En dat is het nog steeds. Het legendarische Berlijnse uitgaansleven waar Mak op doelt en waarvan hij ook beelden laat zien, speelde zich af in de Friedrichstrasse en in het verre westen van de stad, beide een heel stuk verderop. 

In deel 2 zegt Mak: ‘De Oostenrijks-Hongaarse dubbelmonarchie was in 1906 een supermacht. Na Duitsland de tweede grote staat van Europa.’ Oostenrijk was, na Rusland, qua oppervlakte weliswaar het grootste land van Europa, maar het rijk was verdeeld over talloze nationaliteiten en talen, die zich graag los wilden maken van Wenen. Dat deed wel ernstig afbreuk aan een supermachtstatus. En ook militair was de dubbelmonarchie uitgesproken zwak. De staalproductie is een betrouwbare graadmeter voor economische en militaire macht. De Oostenrijkse staalproductie bedroeg in 1913, aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog, slechts 8 procent van de Amerikaanse en 15 procent van de Duitse. Wél wist Oostenrijk met 2,6 tegen 2,4 miljoen ton een nipte voorsprong te behouden op… België. Hoezo supermacht? 

Mak noemt de Eerste Wereldoorlog in deel 1 een oorlog ‘zo gruwelijk als niemand zich had kunnen voorstellen’. Er waren juist wél mensen die zich een dergelijke oorlog tot in de details voor de geest konden halen, waaronder niemand minder dan Friedrich Engels. Deze laatste voorspelde al in 1887 met akelige nauwkeurigheid wat er komen zou: ‘Acht tot tien miljoen soldaten zullen elkaar naar het leven staan en daarbij heel Europa kaalvreten als een sprinkhanenplaag. De verwoestingen van de Dertigjarige Oorlog samengebald in drie tot vier jaar. Over het hele continent zien we hongersnood, epidemieën, verwildering van legers en burgers. De oude staten zullen in elkaar storten en de koningskronen zullen bij tientallen over de straat rollen.’ Het tragische was dat niemand naar deze verstandige mensen wilde luisteren.

Straatacteur 
 ‘In de stad Sarajevo is de lange overheersing door Oostenrijk in de architectuur nog duidelijk zichtbaar,’ aldus Mak in deel 3. Sarajevo stond sinds 1463 onder Turks bestuur, vanaf 1878 onder gemeenschappelijk Turks-Oostenrijks bestuur. Pas in 1908 annexeerden de Oostenrijkers Bosnië en in 1918 vertrokken ze alweer. Wat is hier ‘lang’? En: ‘Het Rijk van Franz-Joseph I reikte van Wenen tot de Zwarte Zee bij Roemenië,’ constateert Mak in deel 2. Eén blik in een historische atlas leert dat Oostenrijk-Hongarije op geen enkel moment in de negentiende eeuw aan de Zwarte Zee heeft gelegen. En zeker niet in 1906, want toen lagen daar zelfstandige landen zoals Bulgarije en Roemenië. 

Mak laat het Britse leger in deel 1 tanks inzetten ‘ná de Slag bij de Somme’. Dat is onjuist. De Slag aan de Somme duurde van 1 juli tot en met 18 november 1916. De tanks verschenen op 15 september op het Somme-slagveld bij het dorpje Flers. 

In datzelfde deel vechten Russische soldaten in Frankrijk een oorlog uit die volgens Mak ‘niet de hunne is’. Wat krijgen we nou? Frankrijk en Rusland waren al sinds 1894 trouwe bondgenoten. Sterker nog: dit bondgenootschap was een van de factoren in het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog. Rusland leende soldaten uit om de tekorten in Frankrijk op te vullen.

Is het erg, al die fouten? Ja dat is erg. Feiten zijn de basis van elke historische redenering. Wie Oostenrijk aan zee plaatst en een supermacht noemt, heeft geen vat op de geopolitieke situatie in de Balkan en Midden-Europa. Laat staan dat hij die kan uitleggen aan een groot publiek.

Tot slot nog een paar fundamentele aanmerkingen. Economie lijkt in Maks Europa tussen 1900 en 1914 niet te bestaan; de enige keer dat de term valt in de eerste drie delen is als er vermeld wordt dat er in Duitsland een grote wapenindustrie was. Ook religie komt niet aan bod; het woord ‘godsdienst’ komt alleen zijdelings aan de orde in een exposé over antisemitisme. 

Ook is de keuze van de gasten in de serie niet altijd even gelukkig. Een Rus legt uit dat de propagandafilms van de Russische socialist Sergej Eisenstein niet overeenkomen met de werkelijke gebeurtenissen ten tijde van de Russische Revolutie. Daar hoort een mens van op! Een medewerker van Huis Doorn vertelt over de Duitse buitenlandse politiek en een straatacteur verklaart de geestelijke toestand van het Duitse volk. Over de persoonlijkheid van Hitler horen we vooral een rondleidster van schoolkinderen; een architectuurhistoricus analyseert de zielenroerselen van Wilhelm II.

Waarom niet een politiek historicus aan het woord gelaten, die uitlegt hoe betrekkelijk de macht van de keizer was? Bovendien krijgt Wilhelm II zeker met dat laatste in het achterhoofd wel erg veel aandacht in deel 2. Zo liggen er meer merkwaardige accenten: het deel over Wenen gaat nauwelijks over het keizerrijk, maar vooral over de ‘dakloze’ mislukte kunstschilder Hitler. En deel 3 besteedt buitensporig veel aandacht aan Sarajevo, terwijl de moord die daar plaatsvond niet meer was dan de aanleiding voor de Eerste Wereldoorlog.

Dit patroon zien we eigenlijk in alle afleveringen. Er staat een jaartal centraal, maar in de uitzending heeft Mak het over van alles en nog wat, behalve de essentiële gebeurtenissen van dat jaar. In deel 4 over 1915 noemt hij een executie uit 1916, mosterdgas uit 1917, beelden van Duitse soldaten met helmen uit 1916-1917, de Last Post uit 1928, de slag om Passendale en de mijnenslag uit 1917. Wat hij ons over 1915 wil vertellen, blijft echter duister.

Wilden
‘Niemand kon toen nog vermoeden dat in de eeuw die komen ging, niets meer zou blijven zoals het was,’ zegt Mak in deel 1. Maar natuurlijk wist men dat wel. De mensen in 1901 hadden zojuist de meest dynamische periode in de wereldgeschiedenis achter de rug. Nog nooit waren er zoveel dingen zó snel en zó fundamenteel veranderd. Ze hadden geen enkele reden om te veronderstellen dat daar een einde aan zou komen. Niet voor niets was het publiek in die tijd gek op sciencefiction.

Mak beschouwt vorige generaties Europeanen als een soort wilden. Naïef zijn ze, want ze springen in een vogelpak van de Eiffeltoren. Onberekenbaar, want ze beginnen zomaar oorlogen. En dom zijn ze ook. Mak zegt het aan het einde van de eerste uitzending wanneer hij terugblikt op de hele eeuw zelf: ‘Hoe konden de mensen toch zo stom zijn?’

Door Maks aanpak blijven onze voorouders schimmen in een rariteitenkabinet. Nergens laat hij zien hoe een bevolking die in twee generaties verdubbelde, oplossingen zocht voor problemen als integratie van de massa, werkgelegenheid, urbanisatie en zingeving in een wereld waaruit God langzaam aan het verdwijnen was. Hoe de vroeg twintigste-eeuwse Europeanen aan de kost kwamen en waar ze in geloofden, het blijft allemaal in nevelen gehuld. Ze zijn niet meer dan figuranten in Maks sombere wereld van de domme massa en sluwe leiders.

Willem Melching is docent nieuwste geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam, bedenker van de Grote Geschiedenis Quiz en auteur van onder meer Het socialisme, dingen die voorbijgaan.  Geschiedenis van de DDR 1945-2000 (2004) en Ooggetuigen van de Eerste Wereldoorlog (2006) 

In Europa. VPRO, elke zondag om 21.05 uur op Nederland 2. Iedere zondagochtend tussen 11 en 12 is er een voorbeschouwing in het radioprogramma OVT op Radio 1. Website: www.vpro.nl/ineuropa.

klik op deze link om het artikel van Willem Melching in de Volkskrant van 11 december en het wederzijds commentaar van Melching en Geert Mak te lezen www.vk.nl/ineuropa
 

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.