De Indiase onafhankelijkheidsstrijd wordt geleid door twee reuzen: de hindoe Gandhi en de moslim Jinnah. Jinnah neemt de populistische aanpak van Gandhi over en krijgt zo wat hij wil: de moslimstaat Pakistan. Maar zijn succes heeft een bloedige keerzijde.
Zestien jaar is Mahomedali Jinnahbhai als zijn vader hem in 1893 in de Brits-Indiase havenstad Karachi op de boot naar Londen zet. De tweede zoon van het gezin kan daar dankzij een Britse handelsrelatie aan de slag bij het handelshuis Graham’s. De piepjonge Mahomedali raakt al snel geobsedeerd door de schijnbaar superieure Britse beschaving. Hij wordt in Londen vrijwel meteen lid van een theatergezelschap dat Shakespeare op de planken brengt, en leert er vlekkeloos en met een onmiskenbaar aristocratisch accent Engels spreken. Ook meet hij zich een gedistingeerde westerse kledingstijl aan, inclusief monocle en strak gesteven boord. De handel kan hem echter weinig bekoren. Tegen de uitdrukkelijke wens van zijn vader in meldt Mahomedali zich voor een opleiding in de rechten bij de prestigieuze Lincoln Inn. Drie jaar later mag hij zich de jongste Indiase advocaat ooit noemen. Zijn naam heeft hij dan inmiddels geangliseerd tot Mohammed Ali Jinnah.