Home Dossiers Europese Unie De Britten waren enthousiast over Europa

De Britten waren enthousiast over Europa

  • Gepubliceerd op: 24 januari 2019
  • Laatste update 19 jul 2024
  • Auteur:
    Patrick van IJzendoorn
  • 10 minuten leestijd
De Britten waren enthousiast over Europa
Verkiezingsborden in Den Haag. Nationaal Archief. Fotocollectie Anefo. Foto: Koen Suyk
Dossier Europese Unie Bekijk dossier

Waarom nu?

Tijdens een top met Europese leiders in Oxford hoopt Labour-premier Keir Starmer de banden met de EU te verbeteren.

Bij het eerste referendum over het Europese lidmaatschap in 1975 stemden de Britten massaal voor hechtere samenwerking. Juist de Conservatieven waren enthousiast over de ‘gemeenschappelijke supermarkt’, terwijl Labour-politici er vooral een neoliberale samenzwering in zagen.

Op 5 juni 1975 was St. James’s Park, gelegen tussen Buckingham Palace en Downing Street, het decor van een ouderwets duel. Uitgedost in rokkostuum wilden twee studenten van een club die ‘Voorwaarts naar het verleden’ als credo had het Brits-Europese vraagstuk eens en voor altijd beslissen. Het was de dag waarop de Britten konden stemmen over het lidmaatschap van de Europese Economische Gemeenschap (EEG). Winnaar was de euroscepticus Neil Hamilton. De jonge Conservatief schoot met de kurk van een champagnefles de hoge hoed van het hoofd van zijn tegenstander.

Meer lezen over Europa? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.

Ontvang historische artikelen, nieuws, boekrecensies en aanbiedingen wekelijks gratis in uw inbox.

In werkelijkheid wonnen de eurogezinden. En goed ook. Op de Schotse eilanden na stemde elk deel van het Verenigd Koninkrijk voor het behoud van het pas twee jaar oude lidmaatschap van de EEG. Meer dan 67 procent van de Britten – de Engelsen voorop – oordeelde dat deelname aan het bondgenootschap al met al iets positiefs was. Een opmerkelijk hoog aantal, want aan het begin van dat jaar wezen opiniepeilingen nog op een verlies voor de eurogezinden.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Het referendum leidde tot het eerste echte debat over de plaats van de Britten in de naoorlogse wereld. Het was georganiseerd door premier Harold Wilson, wiens Labour-partij diep verdeeld was over ‘Europa’. Ten tijde van de toetreding, twee jaar eerder, zat Labour in de oppositie, dus toen was deze verdeeldheid nog geen acuut probleem. De linkervleugel onder leiding van kopstukken als parlementslid Barbara Castle en Tony Benn, de minister van Industrie, zag in de EEG een neoliberale samenzwering die schadelijk was voor de Britse industrie. Veel socialisten – onder wie de 26-jarige Jeremy Corbyn – wachtten met smart op de ineenstorting van het kapitalisme. Ze kregen steun van de communistische Morning Star.

Daartegenover stond een redelijk eensgezinde Conservatieve Partij onder leiding van Margaret Thatcher, die campagne voerde in een wollen trui met daarop alle vlaggen van de EEG-landen. Ze verkocht de EEG als ‘een gemeenschappelijke supermarkt’, een nieuwe afzetmarkt voor het bedrijfsleven. Bovendien zouden de Britten betere toegang krijgen tot alle delicatessen die de continentale landen te bieden hadden – een verrijking van de Britse keuken die gesymboliseerd werd door Spam, het ingeblikte varkensvlees waarover Monty Python een hilarische sketch had gemaakt.

Project van verliezers

Het waren ook de Conservatieven die de Britten bij het Europese project hadden betrokken. Toen de voorganger van de EEG, de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal, begin jaren vijftig werd opgericht, haalden Britse politici nog hooghartig hun neus op. Zij wierpen de retorische vraag op waarom de glorieuze, doch verarmde winnaar van de Tweede Wereldoorlog zou moeten deelnemen aan een economisch project van de verliezers.

De houding veranderde langzaam na de Suez-crisis van 1956, waarmee een definitief einde kwam aan Groot-Brittannië als wereldrijk. Wat niet wegnam dat Londen een jaar later niet meer dan een waarnemend ambtenaar naar Rome zou sturen om bij de oprichting van de EEG aanwezig te zijn. Onder premier Harold Macmillan solliciteerde het VK in 1961 voor het eerst naar het lidmaatschap, maar de Franse president Charles de Gaulle zag in de Britten een Atlantisch Paard van Troje. Pas toen Le Général in 1969 uit het Elysée verdween, lag de weg naar het lidmaatschap open.

Pas in de jaren 90 ontstaat het idee van een Brexit

De Conservatieve en diep-eurogezinde premier Edward Heath zorgde in 1973 dat zijn land zich aansloot bij de EEG. Het betekende dat de banden met Gemenebest-vrienden als Australië en Nieuw-Zeeland zouden verwateren, al probeerde koningin Elizabeth ze zo hecht mogelijk te houden. Het voelde als een krenking: het wereldrijk van weleer was verworden tot ‘de zieke man’ van Europa, die werd opgenomen in een ziekenhuis waar het verplegend personeel bestond uit oude vijanden en voormalige hulpbehoevenden. Dat gevoel zou nooit helemaal verdwijnen.

Maar het politiek-economische verstand overheerste tijdens het referendum van 1975. De Koude Oorlog was op een hoogtepunt, Nixons Amerika was vooral met zichzelf bezig, stakingen hadden geleid tot een driedaagse werkweek en de inflatie had een derdewereldniveau bereikt. De toen nog alom gerespecteerde autoriteiten waarschuwden dat uittreding nare gevolgen zou hebben. Dat resoneerde bij kiezers, die niet alleen de naoorlogse voedselbonnen hadden meegemaakt, maar recenter ook de oliecrisis en suikertekorten.

Angst voor het rode gevaar

De overheid organiseerde een Fanfare for Europe, een Europees getint cultuurfestival waaraan onder meer Bernard Haitink, Sylvia Kristel en Herbert von Karajan hun medewerking verleenden. Bekende Britten als Brian Clough, Matt Busby en Agatha Christie zeiden yes tegen Europa. Net als de aan Cambridge docerende filosoof en bedenker van de ‘Open Society’ Karl Popper. Vrijwel alle media waren enthousiast, op de genoemde Morning Star en het conservatieve weekblad The Spectator na. De anglicaanse kerk, bang voor het rode gevaar in het oosten, voerde actief een pro-Europese campagne.

De eurogezinden prezen zich gelukkig met hun tegenstanders. Vanuit Noord-Ierland was daar de donderstem van dominee Ian Paisley, die de EEG beschouwde als een katholieke kliek, terwijl ook de IRA tegen was. Anders dan in 2016 waren de Schotse en Welshe nationalisten eurosceptisch. ‘Schotland weet uit bittere ervaring hoe het is om een machteloze regio te zijn in een gemeenschappelijke markt,’ zei Alex Salmond, de latere leider van de Scottish National Party. Ook de nationalist en classicus Enoch Powell was tegen, maar hij had na een beruchte anti-immigratietirade de status van paria.

Margaret Thatcher in campagne-trui.
Margaret Thatcher in campagne-trui.

Cruciaal waren uiteindelijk de herinneringen aan de wereldoorlogen, zowel de Eerste als de Tweede. ‘Ik heb niet zes jaar lang tegen de Duitsers gevochten om vervolgens door hen te worden bestuurd,’ stond in een kiezersbrief aan het eurosceptische Labour-parlementslid Castle. Een andere correspondent schreef dat ‘Hitlers geest zal lachen om een machtsgreep in een land dat de Duitsers twee keer militair heeft verslagen’. Vanuit dit perspectief was toetreding hetzelfde als ondertekening van het Verdrag van München in 1938 door Neville Chamberlain, waardoor Adolf Hitler Tsjechisch-Sudetenland kon annexeren.

‘Voorstanders van het lidmaatschap zeggen dat we als land niet meer bestaan,’ zei Peter Shore, de Labour-politicus die bekendstond om zijn retorische gave, ‘dat het lange en beroemde verhaal van de natie en haar bevolking is geëindigd, dat we nu zo zwak en machteloos zijn dat we voorwaarden, straffen en beperkingen moeten accepteren alsof we de oorlog verloren hebben.’ Dat de persbaronnen zo overweldigend voor Europa waren, was volgens Shore en de zijnen een teken aan de wand. ‘Ze hadden het fout met Hitler en nu zitten ze weer mis.’

Net zo emotioneel, maar op een andere manier, waren de Europa-gezinden. De oudere leiders van de ‘Remain’-campagne hadden zelf nog in de oorlog gevochten. Sterker: Heath had tijdens de landingen in Normandië Maurice Schumann leren kennen, de latere minister van Buitenlandse Zaken onder Georges Pompidou. ‘Nooit meer zo’n verschrikkelijke oorlog’ was een krachtig sentiment, net als ‘Nationalisme doodt’. De klaproos, het symbool van The Great War, en de vredesduif vormden het logo van de remainers.

Voorbarig optimisme

De krachtigste pro-Europese leuze was: ‘Veertig miljoen mensen zijn gestorven in twee Europese oorlogen. Liever een beetje soevereiniteit verliezen dan een zoon of een dochter.’ Toch bevatten de woorden ‘liever een beetje soevereiniteit verliezen’ de kiem voor latere problemen.

Maar na de uitkomst van het referendum in 1975 leek het Europese vraagstuk opgelost en kon de Labour-partij doorregeren. ‘De Britten zijn Europeanen geworden,’ schreef de Daily Express, ‘beslissend en onomkeerbaar.’

Het optimisme was voorbarig. Acht jaar later stond het verlaten van de EEG wederom in het verkiezingsmanifest van Labour, dat toen geleid werd door de socialist Michael Foot. Maar na de val van Foot ondergingen de sociaal-democraten een eurogezinde metamorfose, omdat ze in Brussel niet langer een kapitalistisch bolwerk zagen, maar een bondgenoot tegen het neoliberalisme van Thatcher.

De Conservatieve Partij kreeg juist een grotere afkeer van Europa naarmate de samenwerking hechter werd en in 1993, na het Verdrag van Maastricht, zou leiden tot de Europese Unie. Het idee voor een Brexit ontstond in de eerste helft van de jaren negentig, toen Conservatieve eurosceptici een invloedrijke stroming werden binnen de partij. Ze werden gevoed door de niet altijd even waarheidsgetrouwe berichten die Boris Johnson als correspondent voor The Daily Telegraph vanuit Brussel verstuurde. Het was ook de tijd waarin de Schotse hoogleraar internationale geschiedenis Alan Sked de UK Independence Party (UKIP) oprichtte.

De referendumgeschiedenis herhaalde zich toen de Conservatief David Cameron, net als Wilson indertijd, de ‘Europese’ stammenstrijd binnen zijn partij wilde beslissen. Onvermijdelijk kwamen de herinneringen uit 1975 naar boven, met name bij oudere kiezers die klaagden dat ze destijds voor een gemeenschappelijke markt hadden gestemd en niet voor een politieke unie. Politici als Heath en Wilson hadden niet verteld dat een ever closer union het heilige streven van de Europese samenwerking is. De kiezers konden hun ongenoegen hierover via de stembus uiten.

Maar er waren ook waren verschillen met de eerdere volksraadpleging. De opkomst lag 8 procent hoger in 2016. De meeste kranten waren nu voor Brexit en de scepsis jegens de gevestigde orde was groter dan vier decennia eerder. De angst dat jongeren zouden emigreren dankzij het lidmaatschap had plaatsgemaakt voor boosheid over immigratie. Anders dan in 1975 waren de Engelsen dit keer eurosceptisch, terwijl de Schotten, de Welsh en de Noord-Ieren bij de EU wilden blijven. Ook de tijdgeest verschilde: indertijd was er sprake van vooruitgangsoptimisme, nu van nostalgie naar de tijd waarin de Britten hun wereldrijk hadden, met name in het welvarende Engeland.

Dominee Ian Paisley vindt de EEG een katholieke kliek

De worsteling met het oorlogsverleden speelde ook weer, al was de persoonlijke en emotionele band met de twee wereldoorlogen een stuk minder. Wel vond het referendum plaats aan de vooravond van de herdenking van de Slag aan de Somme (1916). Toen David Cameron tijdens de campagne beweerde dat de EU had bijgedragen aan vrede op het vasteland, kreeg hij het verwijt paniek te veroorzaken door een derde wereldoorlog te voorspellen na een Britse uittreding. Niet de EU, maar de NAVO was in de ogen van de Brexiteers de bewaker van de vrede.

In het verlengde daarvan lag de obsessie met Duitsland. Het idee van Europa als een zachte versie van het Derde Rijk was al aanwezig in 1975, maar is in de loop der jaren sterker geworden. Zeker na de Duitse eenwording die door Margaret Thatcher en de Conservatieven met zoveel argwaan is bekeken. Diverse Brexiteers, onder wie Boris Johnson, lieten doorschemeren dat ze de Europese eenwording beschouwen als een Groot-Duits project. Tekenend was dat in hun beleving niet Brussel, maar Berlijn de eerste halte van de onderhandelingen met de Europese Unie moest zijn. Dat bleek tegen te vallen.

Zoals het er nu naar uitziet, loopt de Brexit uit op een teleurstelling voor de Brexiteers. Het voornemen van Cameron om, zeker binnen zijn partij, eens en voor altijd een einde te maken aan de Europese discussie is een illusie gebleken. Er is een diep gevoel van anders-zijn op het eiland, een fascinerende mentaliteit die al met al beter kan worden verklaard door een psychiater dan door een historicus.

Dit artikel is gepubliceerd in Historisch Nieuwsblad 2 - 2019