Home Higgeldy-piggeldy koloniseren

Higgeldy-piggeldy koloniseren

  • Gepubliceerd op: 31 januari 2012
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Patrick van IJzendoorn

John Hanning Speke en Richard Burton bezaten de VOC-mentaliteit. Halverwege de negentiende eeuw begonnen de twee Britse avonturiers met een zoektocht naar het grootste wereldraadsel uit die tijd: de bron van de Nijl. Vergezeld door 132 sjouwers – onder wie een drummer en een vaandeldrager – volgden de twee ontdekkingsreizigers ’s werelds bekendste rivier.

Na anderhalf jaar moest Burton afhaken, waarna Speke alleen verder reisde en de bron wist te ontdekken – dit tot woede van Burton. Eenmaal terug in Engeland deed Burton zijn best twijfel te zaaien omtrent Spekes ontdekking. Enkele jaren later zou Stanley Livingstone bewijzen dat de inmiddels overleden Speke (hij had zichzelf per ongeluk neergeschoten) inderdaad gelijk had.
Deze avonturen zijn door Tim Jeal op een vermakelijke manier omschreven in Explorers of the Nile. The Triumph and Tragedy of a Great Victorian Adventure. Het boek is meer dan een waargebeurde avonturenroman. De kenner van het Victoriaanse tijdperk beschrijft eveneens hoe de zoektochten naar wat later bekend zou worden als het Victoria-meer de basis hebben gevormd voor het hedendaagse Afrika.

Livingstone leverde zijn bijdrage aan de verspreiding van het christendom in Afrika en effende de weg voor de kolonisatie van Congo door onze zuiderburen. De ontdekkingsreizigers brachten tevens de slavenhandel van de Arabische moslims onder de aandacht, wat zou leiden tot een moderne kruistocht.

Afrika werd een strijdtoneel van koloniale machten. De met de liniaal getrokken grenzen in het noorden zijn hier getuige van. Geen stille getuige helaas, zoals de slachtingen aan de kunstmatige zuidgrens van Sudan aantonen.

De problemen in Darfur komen aan de orde in Ghosts of Empire van Kwasi Kwarteng, de jonge Brits-Ghanees die voor de Conservatieve Partij in het Lagerhuis zit. Kwarteng behoort niet tot de neoconservatieven die het kolonialisme beschouwen als een model voor een eenentwintigste-eeuwse versie van de Pax Americana in een vijandige wereld. Volgens Kwarteng was de bouw van het wereldrijk geen ideologisch project, en zeker geen poging om democratie te exporteren. Het was meer een reeks toevalligheden, veroorzaakt door ontdekkingsreizigers, opportunistische handelaren, missionarissen, realpolitici, zelfverzekerde militairen, verbannen gevangenen en aristocratische bestuurders als Frederick Lugard, voormalig gouverneur van Nigeria, op wiens graf de bescheiden tekst ‘All I did was to try and lay my bricks right’ prijkt.

Het wereldrijk is niet gebouwd, maar ontstaan, op een typisch Engelse wijze: higgeldy-piggeldy – zonder plan, zonder coherentie. Er ging veel mis, en vooral de plaatselijke bevolking werd daarvan de dupe, of is dat nog steeds.

Aan de hand van conflicten in landen als Irak, Sudan en het landsdeel Kashmir analyseert Kwarteng de nalatenschap van de Britten. Hij speelt daarbij een dubbelrol: als zoon van Ghanese immigranten en als Old Etonian ook zoon van het Britse establishment.

Volgens Kwarteng werd het wereldrijk op een anarchistisch-individualistische wijze bestuurd. Naar zijn idee hing er te veel af van de grillen van de gouverneurs ter plekke, in de meeste gevallen heren van goede komaf die weinig gemeen hadden met de gekoloniseerden (behalve dan de Indiase maharadja’s). Het hoofdstuk over Sudan heet dan ook ‘Blacks and Blues’, naar de blauwe brigade van Oxbridge die de zwarten onder de duim houdt.

Waar Kwarteng vooral is ingegaan op de gevolgen die het kolonialisme heeft gehad op enkele knelpunten binnen het wereldrijk, was het de bedoeling van Jeremy Paxman om in Empire. What Ruling the World Did to the British aan te tonen wat het heeft betekend voor de Britten zelf.

Het lijkt er echter op dat de presentator van BBC’s Newsnight zoveel plezier heeft gehad met het beschrijven van het imperium dat hij geen zin meer had in een grondige analyse, die verdergaat dan de constatering dat zijn landgenoten dol zijn op chicken tikka masala, de jihad zich deels verplaatst heeft van Khartoum naar Luton en dat generaties van Britten zijn opgegroeid met een postkoloniaal schuldgevoel.

Paxmans Empire zou prima dienst kunnen doen als leerboek op de betere middelbare school of een universiteit. De auteur heeft dan ook kritiek geuit op de ‘stomvervelende gevestigde orde binnen het onderwijs’ die heeft geoordeeld dat het imperialisme verderfelijk was en dus geen serieuze aandacht meer verdient.

Met zijn welbekende sarcasme beschrijft hij de grote mannen – vrijwel allemaal besnord en kinderloos – uit de geschiedenis van het wereldrijk, terwijl de desperate housewives in de hooggelegen nederzettingen van India vooral medelijden opwekken. Wel is duidelijk dat Paxmans sympathie bij de vroege imperialisten ligt die – noodgedwongen – deel gingen uitmaken van de exotische cultuur waarin het lot ze had gebracht, compleet met gemengde huwelijken.

Gaandeweg nam die multiculturele belangstelling af en werden de koloniën meer beschouwd als zonnig deel van het Verenigd Koninkrijk. Bovenal probeerden de Britten hun wereldrijk een zin te geven. Ze dachten God wat werk uit handen te kunnen nemen door vrijheid te exporteren, waarbij het afschaffen van de slavernij een succes en een goed begin was, gevolgd door enkele pogingen tot fair trade.

Deze ongevraagde ontwikkelingshulp leidde helaas ook tot een arrogante, betweterige houding, die steeds meer de weerzin opwekte bij de plaatselijke bevolking. Of spot. Met instemming citeert Paxman zijn held George Orwell, die tijdens zijn jaren als politieagent in Birma tot de conclusie kwam dat de voornaamste uitdaging van een blanke in Azië is om niet te worden uitgelachen. Dat was in zoveel woorden ook de verklaring van de Britse officier die opdracht had gegeven tot de massaslachting in Amritsar, een van de dieptepunten uit de koloniale geschiedenis.

Dat de ontbinding van het Britse wereldrijk aanmerkelijk geruislozer zou verlopen dan het Franse afscheid van de koloniën, had ermee te maken dat de vorming ervan geen nationaal Grand Project ter meerdere glorie van de Republiek was, maar halfanarchistische buitenlandpolitiek van de gegoede klassen.

Sollicitanten naar koloniale functies kregen te maken met vragen als: ‘Do you think you could tell a smoking-room story to an African elder?’ De meeste Engelsen hadden weinig met het wereldrijk van doen. Dat bleek uit de geringe belangstelling voor de Empire-tentoonstellingen begin vorige eeuw en uit een enquête van de Colonial Office, zestig jaar geleden, waarin 59 procent van de ondervraagden geen kolonie kon opnoemen, al kwam iemand aan met ‘Lincolnshire’.

Veel Britten kregen pas met hun rijke geschiedenis te maken ná de dekolonisering. De Britten trokken niet langer de wereld in, de wereld kwam naar Groot-Brittannië toe.

Explorers of the Nile. The Triumph and Tragedy of a Great Victorian Adventure
Tim Jeal
510 p. Faber & Faber, € 24,99

Ghosts of Empire. Britain’s Legacies in the Modern World
Kwasi Kwarteng
480 p. Bloomsbury, € 30,99

Empire. What Ruling the World Did to the British
Jeremy Paxman
356 p. Viking Books, € 19,99

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.