Home Het verslag van Hendrick Hamel

Het verslag van Hendrick Hamel

  • Gepubliceerd op: 19 oktober 2018
  • Laatste update 13 okt 2022
  • Auteur:
    Geertje Dekkers
Het verslag van Hendrick Hamel

Dertien jaar zat Gorinchemmer Hendrick Hamel vast in zeventiende-eeuws Korea. Na een gedurfde ontsnapping vertelde hij zijn landgenoten over het leven daar. Zijn verslag – nu 350 jaar oud – was lang de enige bron over het geïsoleerde land in Oost-Azië.

De Sperwer was lek. Het gat in de romp van het VOC-schip was zo groot dat de bemanning continu moest hozen, terwijl een storm sloten zeewater over hen uitstortte. De boegspriet brak af en de voorsteven dreigde los te raken toen een golf het schip blank zette. ‛Mannen, hebt God voor ogen,’ waarschuwde de schipper. Nog één of twee van zulke golven en ze zouden ‛altesaemen eenen doodt sterven’.
 

 

Ten dode opgeschreven

En toen dook er een eiland op, met gevaarlijke klippen. Om vaart te minderen gooide de bemanning de ankers los. Maar de wind beukte door en onhoudbaar stevende De Sperwer richting rotsen. Met drie klappen was het schip kapot. Mannen die in hun kooi lagen te slapen of benedendeks verbleven, konden niet ontsnappen en waren meteen ten dode opgeschreven. Anderen sprongen van boord en bereikten het eiland. ‛Naeckt ende seer gequetst’ zaten ze op de klippen terwijl op zee nog een paar metgezellen kermden. Die waren niet te redden.

De volgende dag bleek dat 36 van de 64 mannen de schipbreuk hadden overleefd. De doden die waren aangespoeld, kregen een begrafenis.

De Sperwer was in de zomer van 1653 vanuit Batavia naar Formosa – het huidige Taiwan – gevaren. Het eiland was destijds een belangrijk gewest voor de Verenigde Oostindische Compagnie. Vandaar had het schip op 30 juli koers gezet naar Japan, om precies te zijn naar Nagasaki. Daar lag voor de kust het kunstmatige eilandje Deshima, een handelspost van de VOC. Maar onderweg brak de storm los die op 15 augustus het schip kapotbeukte.
 

36 van de 64 mannen overleven de schipbreuk.
Op de tweede dag na de ramp maakten de schipbreukelingen op het eiland moeizaam kennis met een paar lokale bewoners, ‛op z’n Chinees gekleed’ en met hoeden van paardenhaar, die een hun onbekende taal spraken. Tegen de avond doken honderd van deze mannen op, met wapens, om rond de VOC’ers de wacht te houden. De volgende dag waren het er duizend of meer. Dat was het begin van een jarenlange gevangenschap.

De ‛op z’n Chinees geklede’ mannen waren Koreanen. De Sperwer bleek vergaan voor de kust van het zuidelijke Koreaanse eiland Jeju, een paar honderd kilometer ten westen van Nagasaki. De bewoners daar zaten niet te wachten op vreemdelingen. Tussen 1592 en 1598 had Korea geleden onder Japanse aanvallen en in 1627 en 1636 onder invasies vanuit China. Sindsdien probeerde het land zich te isoleren. Kluizenaarsstaat Korea bemoeide zich bij voorkeur alleen met zichzelf. De Europeanen, die sinds de zestiende eeuw in steeds groteren getale door Azië voeren, waren er niet welkom.

Vandaar dat de bemanning van De Sperwer gevangen werd gehouden. Ze mocht niet terugkeren naar VOC-kantoren, om vervolgens meer vreemd volk naar Korea te lokken, want daar zou alleen maar ellende van komen.

 

Kluizenaarsstaat 

Dat we toch informatie hebben over Korea en de schipbreukelingen, is te danken aan een van de overlevenden, VOC’er Hendrick Hamel. Hij schreef een verslag over de mislukte reis en de gevangenschap, en dat zou – tegen de wens van de Koreanen in – bij de VOC belanden. Vrijwel alle informatie over de ramp met De Sperwer en de jaren die volgden is van hem afkomstig.

Dat roept de vraag op of hij altijd eerlijk was. Over de meer dan duizend man die de schipbreukelingen op de derde dag gevangennamen, bijvoorbeeld. Waren het er echt zoveel of overdreef Hamel? Daarnaar is het gissen. Ondanks die reserves geeft het verslag een mooi kijkje in de kluizenaarsstaat. Door westerse ogen, dat wel.

Hendrick Hamel en de zijnen waren niet de eerste Nederlanders in Korea. Na een paar weken gevangenschap ontmoetten ze Jan Janse Weltevree uit De Rijp, die een kwarteeuw eerder gevangen was genomen toen hij op Koreaanse bodem op zoek was naar zoet water. Ook hij had naar Japan gewild, maar hij had nooit toestemming gekregen. De overlevenden van De Sperwer moesten zich voorbereiden op een levenslang verblijf in Korea, vertelde hij.
 

Afbeelding loopt door onder de tekst.

Zeventiende-eeuwse kaart van Japan en omgeving, gemaakt door Joahnnes Jansson.

De zeelui leefden in gevangenschap, maar hadden enige vrijheid. Regelmatig mochten ze ‛passagieren’ – een ommetje maken. Na acht maanden vonden zes mannen tijdens zo’n uitje een schip, waarmee ze probeerden naar Japan te varen. Maar ze konden moeilijk overweg met de Koreaanse tuigage en wakkere dorpelingen zetten de achtervolging in. De ontsnapping mislukte en de vluchtelingen kregen ieder 25 stokslagen op de blote billen.

Na deze poging werden de mannen bij de koning ontboden. Die maakte nog eens duidelijk dat ze nooit meer uit Korea weg zouden mogen, maar was verder opvallend vriendelijk. Hij liet de mannen op Nederlandse wijze voor hem dansen, zingen en springen, en nam hen op in zijn lijfwacht. De vluchtgevaarlijke Nederlanders kregen zelfs een musket en kruit.

Inwoners van Seoul vergaapten zich aan de gestrande bemanning. Er gingen geruchten, zo noteerde Hamel, dat de neuzen van de Hollanders zo groot waren dat ze die achter hun oren moesten leggen als ze wilden drinken. Door hun blonde haar zouden ze meer op zeekoeien lijken dan op mensen, en hun hele uiterlijk zou monsterlijk zijn. De werkelijkheid was saaier, en volgens Hamel waren de Koreanen aangenaam verrast door de blankheid van de Nederlanders. Een lichte teint was in Korea zeer gewild.
 

 De vluchtelingen krijgen 25 stokslagen op de blote billen.
Het bestaan in Korea was soms comfortabel, maar vaker karig en zwaar. Na nog een mislukte ontsnappingspoging moesten de mannen verhuizen naar meer afgelegen plekken, waar ze ijskoude winters en hongersnood meemaakten. Hun dagen raakten gevuld met klussen, met hout zoeken en bedelen, en hun lot lag in handen van plaatselijke gouverneurs. Een enkele keer troffen ze een vriendelijke man die de VOC’ers thuis uitnodigde, waar hij hun eten en drinken gaf. Maar meestal waren de bazen streng. De ene gouverneur wilde dat ze elk dag rijst stampten, noteerde Hamel, en de volgende eiste dat ze dagelijks bijna 200 meter touw draaiden, ‛dat voor ons onmogelijck was te doen’. In de stad Chwasuyong trof Hamel een bijzonder wrede gouverneur, die de Nederlanders ’s zomers elke dag in de hete zon liet staan en ’s winters in de regen, hagel en sneeuw.

 

Argwaan

Na dertien jaar hadden de overlevenden rond Hamel definitief genoeg van het barre bestaan en verzonnen ze een reeks listen om aan een boot te komen. Het was hun verboden er een te kopen, maar een buurman liet zich wijsmaken dat ze alleen naar een naburig eiland wilden varen om wol in te kopen. Ze zouden terugkomen om de wol te verhandelen, en de buurman zou delen in de winst. Aldus misleid schafte de Koreaan een boot aan voor de Nederlanders. De verkoper, een visser, was minder goedgelovig. Hem stopten de Nederlanders geld toe, en ze waarschuwden hem hen niet te verraden: als ze tijdens hun vlucht gepakt werden, zouden ze vertellen dat hij van hun plannen wist.

Een volgende list was nodig om genoeg goederen en proviand aan boord te krijgen. Gesjouw richting schip wekte argwaan van omwonenden, dus de Nederlanders deden alsof het ging om een strandfeestje en ‛waeren met malcanderen savonts vrolijck’.

Midden in de nacht voeren ze uit, onopgemerkt, terwijl acht maten elders in Korea achterbleven. Na een paar dagen bereikten de vluchtelingen een Japans eiland, waar ze opnieuw streng werden bewaakt. Maar dit keer mochten ze door naar Nagasaki, en op 14 september 1666 zetten acht overlevenden van de schipbreuk en gevangenschap voet aan wal. Vandaar mochten ze naar VOC-post Deshima, waar ze een jaar moesten blijven terwijl de Japanners overlegden met Korea. Dat gaf nog eens zeven overlevenden toestemming te vertrekken en naar Deshima te reizen. Slechts één bleef er achter. Kok Jan Claaeszen had een gezin gesticht en hoefde niet zo nodig weg. Ook andere Nederlanders hadden Koreaanse kinderen, maar dat weerhield hen er niet van te vertrekken.
 

Gretig lezen

Voor de VOC was informatie geld waard: informatie over de ligging van landen, over hun economie, de plaatselijke gewoonten en de taal. Dus na dertien jaar rondkijken in Korea werd Hendrick Hamel uitgehoord. Hij gebruikte het jaar in Deshima waarschijnlijk om zijn verslag te schrijven. Toen hij in november 1667 eindelijk aankwam in Batavia, gaf hij het aan de gouverneur-generaal, Johan Maetsuycker. Kopieën gingen naar de Republiek, waar de VOC-bestuurders ze gretig moeten hebben gelezen.

In Korea vielen goederen te halen, en Japan handelde met het land. Wellicht kon de VOC zich daartussen wurmen, dachten bewindhebbers. Er werd een schip gebouwd met de naam Korea, en het opperhoofd van de VOC-post Deshima, Daniel Síx, werd om advies gevraagd over de mogelijkheid om geld te verdienen aan het land. Maar dat viel negatief uit. Japan had een monopolie op de handel met het buurland, schreef Six, en zou het niet accepteren dat de Republiek dat schond. Bovendien zat de kluizenaarsstaat Korea zelf niet te wachten op meer Nederlands bezoek.

Zo bleef het land in isolement en konden Europeanen het tot in de negentiende eeuw alleen leren kennen via het verslag van Hendrick Hamel, dat in verschillende versies werd gedrukt.

De schrijver zelf reisde na een paar jaar in Batavia naar Holland, om vandaar al snel weer te vertrekken richting Indië. Sindsdien is er niets meer van hem vernomen. Als sterfdatum wordt vaak 1692 genoemd, maar daar is geen serieuze aanwijzing voor. De laatste jaren en de dood van Hendrick Hamel zijn in nevelen gehuld.
 
Geertje Dekkers is historicus en journalist.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Dit artikel is gepubliceerd in Historisch Nieuwsblad 11 - 2018