Ruud Lubbers treedt 1 januari aan als Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen. Het Commissariaat (UNHCR) bestaat dan vijftig jaar. Vrijwel vergeten is dat de eerste Hoge Commissaris ook een Nederlander was: jurist, journalist en verzetsman Gerrit Jan van Heuven Goedhart.
In tegenstelling tot de bijna mystiek redenerende jezuïetenleerling Ruud Lubbers was domineeszoon Van Heuven Goedhart een hoekig man. ‘Hij kon en wilde geen diplomaat zijn’, zegt dochter Bergliot. ‘Daar was hij veel te duidelijk en helder voor.’ Een perfectionistische, intelligente, zeer taalvaardige man. Een snelle politieke denker, waardoor hij mensen méé kon krijgen. Een kanjer.’ Dat zegt Parool-collega Wim van Norden. Dochter Karin: ‘Ik kon ‘s avonds bij hem bestellen wat ik wilde horen en als ik dan in bed lag, speelde hij dat beneden op de vleugel: Chopin, Schubert, Beethoven, Grieg.’ ‘Als baas was hij veeleisend. Aarzelaars werkte hij weg. Maar hij was ook veeleisend voor zichzelf’, herinnert VN-ambtenaar Gilbert Jaegers zich. Dochter Bergliot: ‘Als je tijd van hem vroeg, dan had je het gevoel dat je de wereld een groot mens onthield.’ Vriendin Mia van Meurs-van der Burg: ‘Een zeer bevlogen man. Zo bevlogen dat hij altijd zijn zin doorzette.’
Hij had een kort maar veelbewogen leven – ook op niet-professioneel vlak. Als zijn vader, een dominee, een jaar na de dood van zijn moeder hertrouwt, voegt Gerrit Jan Goedhart officieel de naam van zijn moeder toe: Van Heuven. Op de ochtend dat hij hoort dat zijn eerste vrouw er vandoor is met ‘een bekende uitgever’, snelt Van Heuven Goedhart woedend naar het archief met foto’s van vooraanstaande Nederlanders en bewerkt met een mes het portret van zijn rivaal.
Al jaren voor de oorlog bekommert hij zich om het lot van vluchtelingen: ‘Nederland doet nu precies hetzelfde als Duitsland; het jaagt de joodse vluchtelingen als wild achterna en drijft ze de grens over.’ De weigering een artikel met een lovende zinsnede over Hitler te plaatsen, draagt in 1933 bij tot zijn ontslag als hoofdredacteur van De Telegraaf, een half jaar later. In 1940 overkomt hem hetzelfde bij het Utrechts Nieuwsblad. De eigenaren van die krant, de familie De Liefde, ontslaan hem direct na de inval van de Duitsers ‘wegens gewijzigde omstandigheden’. In de zeven jaar dat hij daar werkt, maakt hij het UN tot ‘de krant die men hoort te lezen, omdat het het meest uitgesproken anti-nationaal-socialistische dagblad is’. Mia van Meurs (90) kent hem uit die tijd. Zij schreef voor de NRC vanuit Polen over het antisemitisme dat ze daar aantrof en werd het land uitgezet: ‘De Nederlandse regering, de NRC, niemand bekommerde zich om mijn lot. Alleen het Utrechts Nieuwsblad in de persoon van Van Heuven Goedhart protesteerde. Hij speelde de zaak zo hoog op dat er kamervragen werden gesteld.’
Mes en vork
Drie dagen na zijn ontslag bij het UN duikt Van Heuven Goedhart onder en sluit zich aan bij de illegale Grebbecommissie, die zich inzet voor wederopbouw van het door oorlogsgeweld verwoeste gebied. Hij is inmiddels hertrouwd met de Noorse Erna Hauan en heeft twee dochtertjes. ‘We hebben hem tussen ‘42 en ‘44 maar een heel enkele keer gezien’, aldus zijn oudste dochter, ‘en vanaf april ‘44 tot het einde van de oorlog helemaal niet meer. Zo nu en dan stuurde hij ons een zelf verzonnen verhaaltje. Dan wisten we weer dat hij ons niet vergeten was.’ Vanuit de onderduik maakt hij samen met Mia van Meurs het ondergrondse blad DeBlaasbalg, dat in een oplage van een miljoen exemplaren huis aan huis verspreid wordt.
In 1942 pakken de Duitsers de complete top van de verzetskrant Het Parool op, inclusief oprichter en leidende figuur Frans Goedhart. Van Heuven Goedhart en Simon Carmiggelt worden gevraagd toe te treden tot de hoofdredactie. Hij schrijft, onderhoudt contacten, redigeert, zoekt zetters, drukkers, bezorgers en vooral geld en brengt eigenhandig per bakfiets de krant rond. Lang kan dat niet duren: ‘Lang 1.92 M., Hakennase, blaue Augen, wenig Haar, an der Vorseite ganz Kahl…’. Van Heuven Goedhart is ook voor de Sicherheitsdienst een opmerkelijk man. In 1944 staat op zijn hoofd tienduizend mark. Drie Nederlandse politiemannen hebben als dagtaak hem op te sporen. Wim van Norden, na zes maanden gevangenis terug als een van de leidende figuren binnen Het Parool: ‘We besloten collectief dat hij het land uit moest. Hij kreeg van allerlei illegale groepen boodschappen mee en de opdracht verslag uit te brengen aan het kabinet in ballingschap.’ De afspraak was dat Van Heuven Goedhart het hoofdredacteurschap van het na-oorlogse Parool op zich zou nemen.
Een 55 dagen lange, barre tocht – door België, Frankrijk, over de Pyreneeën, dwars door Spanje naar Gibraltar – brengt hem naar Engeland. ‘Daar lig ik, ergens in Zuid-Frankrijk. Zonder rugzak, zonder eten, met nog drie sigaretten. Het is aardedonker en koud. In de verte hoor ik voetstappen. Ze komen dichterbij. Als het controle is, moet ik niet in deze kelder zitten, dan is er geen kans om weg te komen. Ik schuifel naar de uitgang. Twee mannen komen aanstappen. Ik zie laarzen en platte petten. Geen hond gelukkig. Ik wacht. De stappen sterven weg; ik keer naar mijn kelder terug’, schrijft Van Heuven Goedhart in De reis van Colonel Blake, het boek over de tocht dat hij schreef voor zijn dochters.
Drie uur na zijn aankomst in Londen meldt hij zich bij ‘de enige kerel in het kabinet’: koningin Wilhelmina. Die valt als een blok: ‘Hij was jong, sprak zijn talen, was literair begaafd, had een grote verzetskrant helpen leiden en at met vork en mes. Kortom, heel anders dan die beverige oude mannetjes met wie ze in het kabinet te maken had’, zegt Wim van Norden. Een paar weken later benoemt Wilhelmina Van Heuven Goedhart dan ook tot minister van Justitie – waardoor zijn vrouw met hun dochters in Nederland onder moet duiken. Zijn ministerschap zal zeven maanden duren. In die tijd stelt hij met vooruitziende blik het College van Vertrouwensmannen in, bedoeld om het naoorlogse gezagsvacuüm en een ongecontroleerde volksvergelding – bijltjesdag – te voorkomen.
Lastercampagne
‘Vanuit Londen stuurde Van Heuven Goedhart via een parachutist een krabbeltje naar Het Parool: “Luister, nu ik in de regering zit, is het duidelijk dat onze afspraak om na terugkomst weer toe te treden tot Het Parool, niet meer bindend is”‘, vertelt Van Norden. Dat zou anders lopen. Meteen na de bevrijding ontstaat er strijd om het hoofdredacteurschap. Oprichter Frans Goedhart vindt dat hijzelf hoofdredacteur moest worden. Maar Van Norden en anderen zien liever Van Heuven Goedhart op die post omdat ze hem beter en evenwichtiger vonden dan de soms fel uitvallende Goedhart. Van Norden: ‘Als Caesar weigerde Van Heuven Goedhart driemaal de kroon. Hij liet weten “niet in een controverse met zijn oude vriend Goedhart te willen raken”. Hij had in Londen geproefd van de macht en ik denk dat hij stiekem in afwachting was van een benoeming in het nieuwe kabinet.’ Die benoeming komt niet en de vierde keer dat het hem wordt gevraagd accepteert Van Heuven Goedhart alsnog het hoofdredacteurschap. Het zal nooit meer echt boteren tussen de twee Goedharten. En de indruk dat het hoofdredacteurschap voor Van Heuven Goedhart tweede keus was, is nooit echt weggenomen.
‘Ik vind het nog steeds een slechte beslissing van Wilhelmina en Gerbrandy om hem niet in de naoorlogse regering te vragen. Waarom ze dat deden, is nooit helemaal opgehelderd’, aldus Van Norden. Er zijn tal van redenen te vinden. Van Heuven Goedhart haalt zich, als minister van Justitie, de woede van het voormalige verzet in het al bevrijde Brabant en Limburg op de hals door allerlei maatregelen op te leggen die de bevoegdheden van dat verzet sterk inperkte. Dat leidde tot een gigantische lastercampagne tegen Van Heuven Goedhart in bevrijd gebied, die hem uiteindelijk zijn ministerspost zou kosten. Hij schrijft daarover: ‘Ik heb mijn ontslag als minister van Justitie aan niets anders te danken dan aan (…) het feit dat de illegaliteit het vertrouwen in mij heeft opgezegd.’ Maar er speelt nog iets anders volgens Van Norden: ‘De strenge koningin Wilhelmina was not amused over de buitenechtelijke verhouding die Van Heuven Goedhart in Londen met zijn secretaresse was begonnen.’ Na de oorlog voelen veel verzetsmensen zich on top of the world. Zo niet Van Heuven Goedhart. Die zit na de bevrijding van het zuidelijk Nederland ambteloos in Londen.
Het Parool haalt hem terug naar Nederland en Van Heuven Goedhart treedt, naast zijn hoofdredacteurschap van zijn krant, als lid van de nieuwe Partij van de Arbeid toe tot de Eerste Kamer. Het internationale diplomatieke verkeer komt snel op gang na de wereldschokkende agressie van de Tweede Wereldoorlog. Van Heuven Goedhart wordt als lid van de Eerste Kamer afgevaardigd naar tal van internationale conferenties. Op oude Polygoonjournaals is te zien hoe gemakkelijk hij zich op internationale fora beweegt: zijn lange gestalte – de pochet als een witte vlag in zijn borstzak – buigt zich en omhelst de katheder, om met welsprekende stelligheid en soms sarcasme zijn gehoor toe te spreken in een Engels dat beter is dan Lubbers ooit zal voortbrengen. Van Norden: ‘Dat deed hij goed. Hij viel op en dat leidde tot bekendheid in de internationale wereld.’
Bedelaar nummer één
Als dan ook eind jaren ‘40 de gedachte ontstaat dat er voor de ruim twee miljoen oorlogsontheemden een nieuwe organisatie van de Verenigde Naties moet komen, het Hoge Commissariaat voor de Vluchtelingen (UNHCR), dingt Van Heuven Goedhart mee. Zijn benoeming is voor Nederland – internationaal verguisd vanwege de Indonesië-kwestie – een erezaak. Zijn rivaal is de Amerikaan Donald Kingsley, oud-directeur-generaal van een voorloper van de UNHCR .Van Heuven Goedhart wordt op 14 december 1950 tot Hoge Commissaris gekozen. De Amerikanen zullen hem echter altijd wantrouwen omdat hij er in de Koude Oorlog op blijft hameren dat hij er is voor alle vluchtelingen ter wereld, en niet alleen de Oost-Europese. De Amerikaanse financiële bijdrage is daarom ook maar mondjesmaat.
‘Nederland werd een beetje klein voor hem’, zeggen zijn dochters nu, ‘en bovendien had hij een aantal vervelende dingen meegemaakt’. ‘Hij heeft er bewust naar toe gewerkt’, zegt Van Norden. ‘Hij was een man met visie. Als journalist had hij contacten over de hele wereld. Hij wou weg van het gedoe.’ Dochter Karin zat op de middelbare school: ‘Toen hij naar Genève ging, werd ik ondergebracht bij een vriendin van moeder, zo ging dat toen.’ Dochter Bergliot: ‘Ik had al op vijf scholen gezeten en werd gewoon ontvoerd. Het was volkomen vanzelfsprekend dat als hij een functie kon krijgen, iedereen zijn biezen pakte en meeging. Ook mijn moeder, die zich als Noorse al aan Nederland had moeten aanpassen. We zagen hem bijna nooit in die jaren. Hij zat van september tot maart in New York. Daar zaten mijn moeder en ik dan, tegen onze zin in Genève.’ ‘Een enkele keer kwam hij bij me langs in Leiden. Eten en dan meteen weer weg. Weer de grote zaak dienen. Door hem heb ik heel goed leren wachten op geluk dat nooit komt’, zegt Karin. ‘Het was een man waar je moeilijk tegen op kon. Hij overhoorde ons de voorwaarden van Linggadjati, stuurde onze brieven terug met door hem onderstreepte taalfouten. Het is maar goed dat hij geen zoon had; wat had die arme jongen moeten worden?’ zegt Bergliot.
‘De sfeer in Genève was vooroorlogs,’ zegt oud-medewerker Gilbert Jaeger. ‘Het was er rustig en chique.’ ‘Vader huurde een grote villa’, vertelt Bergliot, ‘en hij vond het geweldig dat zijn vleugel op dezelfde plek stond als die van de beroemde pianist die het huis vóór ons gehuurd had’. ‘Er liepen in het internationale milieu in die tijd vier, vijf ambtenaren rond van het kaliber van Van Heuven. Hij legde moeiteloos contacten en kende de wereld van de internationale politiek en de touwtrekkerij die dat met zich brengt. Hij was zeer onderhoudend gezelschap. Na diners speelde hij voor zijn genodigden Chopin. Het was een eer door hem ontvangen te worden. Of thuisgebracht – wat hij ook vaak deed’, beschrijft Gilbert Jaeger. ‘Als er gasten kwamen dan maakte hij veldboeketten van grassen en klavers’, zegt Bergliot.
‘In january 1951, I found three rooms in the palace. I had 300.000 dollars and had to start from scratch’, beschrijft Van Heuven Goedhart zijn situatie. Hij zet een strakke organisatie op. Benoemt vertegenwoordigers in de landen waar de vluchtelingen zich bevinden en stelt een kleine staf aan in Genève. ‘Het Hoge Commissariaat moest regeringen en andere organisaties er toe brengen het vluchtelingenprobleem op te lossen. Onze hoofdtaak was vluchtelingen juridische bescherming te bieden. Maar Van Heuven Goedhart zei: “Vluchtelingen kunnen niet van wetten leven. Ze hebben brood, huizen, werk nodig.” Hij had al heel vroeg de opvatting dat vluchtelingen moesten integreren. Hij legde de basis van het Hoge Commissariaat en maakte het instituut geloofwaardig bij regeringen die geld moesten fourneren’, zegt Jaeger. Maar geld voor de 2,2 miljoen vluchtelingen is moeilijk te krijgen: ‘Eén van zijn belangrijkste taken was geld lospraten. Hij werd wel bedelaar nummer één genoemd.’ En juist dat moeizame bedelen zou hem steeds meer gaan opbreken.
Rotkamp
‘Jarenlang heeft hij zelf een opgejaagd leven geleid. Dus hij kon zich heel goed inleven in hoe de vluchtelingen zich voelden. Ik ben ervan overtuigd dat die achtergrond meespeelde’, zegt Karin. Bergliot: ‘Hij had eens in een kamp, waarin de mensen in met lappen afgezette kamertjes leefden, een bekende Russische dirigent aangetroffen. Die man zat daar met een kapotte grammofoon. Dat die arme stakker niet eens fatsoenlijk een plaat kon draaien, dat vond vader zó erg dat hij er persoonlijk voor zorgde dat er een nieuwe grammofoon kwam. Maar in later jaren raakte hij gedesillusioneerd. Dat merkte je aan zijn stemmingen. Hij was down, klaagde over futiliteiten en dat waren we niet van hem gewend. Hij was almaar op reis, kwam terug met verhalen als: “De gouvernementen willen niet echt. Ze komen hun financiële beloften niet na. Ik stop ermee. Ik word burgemeester van Enschede of Amsterdam en dan ga ik kinderboeken schrijven.” Soms kwam hij thuis van een werkbezoek en speelde hij dagenlang de zware stukken van Beethoven, Schubert, Chopin. Dat klonk door het hele huis. “Het was een rotkamp waar hij geweest is”, zeiden mijn moeder en ik dan’, vertelt Bergliot.
In 1955 krijgt het Hoge Commissariaat de Nobelprijs voor de Vrede. Jaeger: ‘Die prijs ging naar het bureau, maar iedereen dacht dat hij voor Van Heuven Goedhart was. Ik ben ervan overtuigd dat hij dat zelf eigenlijk ook zo vond. Hij heeft het nooit gezegd. Hij was te onderlegd, had een te grote menselijke en boekenervaring om zoiets te zeggen. Integendeel, er werkten toen honderd mensen op het bureau en hij zei dat ieder van ons voor één procent de prijs verdiend had. Maar je kon het zien, je kon het voelen.’
HOp een warme julimiddag in 1956, overlijdt Van Heuven Goedhart, 56 jaar oud, tijdens een partijtje tennis aan een hersenbloeding. Bergliot: ‘Hij was vastgelopen in zijn werk. Misschien is het maar goed dat hij zo jong is overleden, want vlak daarna vond de inval in Hongarije plaats. Dan had hij niet afgehaakt. Maar of hij dat nog had aangekund?’