Home Het Hoge Woord: Wat de Amerikanen nog moeten leren

Het Hoge Woord: Wat de Amerikanen nog moeten leren

  • Gepubliceerd op: 21 juni 2004
  • Laatste update 31 mei 2023
  • Auteur:
    James Kennedy
  • 6 minuten leestijd

Wat moet een volk weten van zijn geschiedenis? Die vraag beheerst al jaren het debat over ons geschiedenisonderwijs. De Amerikaanse historicus James Kennedy laat zien dat niet alleen Nederland worstelt met deze vraag.

Mensen die het Amerikaans burgerschap aanvragen moeten niet alleen beschikken over een basiskennis van de Engelse taal en de Amerikaanse staatsvorm, ze moeten ook vragen over de Amerikaanse geschiedenis kunnen beantwoorden. Wie was Martin Luther King, bijvoorbeeld; wat staat er in de Declaration of Independence; of: noem enkele landen die tegenover de Verenigde Staten stonden in de Tweede Wereldoorlog.

Misschien is het gek van migranten kennis van de Amerikaanse geschiedenis te verwachten, in een land waar de kennis van de nationale geschiedenis over het algemeen abominabel is. Maar ook al weten Amerikanen weinig over geschiedenis, ze erkennen wel dat die op de een of de andere manier belangrijk is – misschien op de manier waarop vetzuchtige Amerikanen erkennen dat het goed is om groente te eten. Dat wordt niet alleen duidelijk uit de populariteit van sommige geschiedenisboeken, maar ook uit de energie die de Amerikanen steken in het debat over de standaardisering van het geschiedenisonderwijs op scholen. 

Een decennium geleden brak er een ware Historikerstreit uit over de vraag of de Amerikaanse basisscholen en het voortgezet onderwijs één nationaal curriculum moesten hebben, en wat de inhoud daarvan zou moeten zijn. Het idee van gestandaardiseerde examens over de Amerikaanse geschiedenis werd in de jaren tachtig door conservatieven op de agenda gezet. De historici die leiding gaven aan dit National Historical Standards Project gaven echter blijk van een meer linkse oriëntatie en stelden een curriculum voor dat de woede wekte van zowel conservatieven als gematigden. Oorzaak hiervan was het relatieve gebrek aan aandacht voor traditionele helden en politieke geschiedenis en de grote aandacht voor de voices from the margins: vrouwen en persons of color van wie de meeste Amerikanen nog nooit hadden gehoord.

Het project werd door een overweldigende meerderheid in de Amerikaanse Senaat onder het tapijt geveegd. Senator Slade Gordon beweerde dat de kwestie neerkwam op de vraag of Amerikaanse studenten in hun geschiedenisklassen moeten leren over George Washington of over Bart Simpson. Dit was misschien niet de meest verstandige opmerking in het debat, maar hij gaf wel uiting aan de culture war die nog steeds woedt: tussen de voorstanders van de ’traditionele geschiedenis’ (met hun ‘familiar white male movers and shakers‘, om historicus Joyce Appleby te citeren) en de ‘multiculturalisten’ met hun (zo verwijten critici hun) ‘politiek correcte interpretatie’ van het verleden.

Het is deels ook de strijd tussen liefhebbers van feiten (de conservatieven) en die van een ‘procesgeoriënteerde’ stijl van leren (de progressieven) – hoewel historici van alle richtingen momenteel het belang van het onthouden van belangrijke data beklemtonen. En het is de strijd tussen populaire historici die zich weinig gelegen laten liggen aan progressieve onderwerpen, en de professionele historici die het als hun taak zien studenten (en elkaar) de ogen te openen voor de tekortkomingen van de conservatieve, traditionele manier van denken over de geschiedenis.

Kakofonie

Maar wat zou iedere Amerikaan moeten leren over het verleden? Allereerst wil ik stellen dat ik het belangrijk vind dat wij, als gemeenschap van historici én als land, een fundamenteel verschil van mening blijven hebben over de beantwoording van deze vraag. Door meningsverschillen houden we immers een goed debat levendig. Het grote voordeel van het Museum of American History, waarover de Verenigde Staten – in tegenstelling tot Nederland – beschikken, is níét dat dit museum een perfect uitgebalanceerde kijk op de Amerikaanse geschiedenis presenteert, maar dat het uiting geeft aan interpretaties van de geschiedenis waar je het hartgrondig mee oneens kunt zijn. 

Niet alle gevolgen van deze kijk op geschiedenis als één groot debat zijn overigens positief. Zo krijgt de politiek sneller de gelegenheid om haar invloed te doen gelden en kan er grote vijandschap ontstaan tussen kampen over het recht op de exclusieve interpretatie van de geschiedenis. Een paradoxaal effect is ook het ontstaan van nietszeggende tekstboeken: uitgevers zijn zo bang om iemand voor het hoofd te stoten dat alleen de minst omstreden feiten en verhalen worden toegestaan. De grondgedachte blijft niettemin dat geschiedenis een eeuwigdurend debat is, essentieel onderdeel van de onophoudelijke kakofonie van het democratisch leven. De Amerikanen profiteren van een strijdbare cultuur, waarin geschiedenis en herinnering continu aan kritiek worden onderworpen. 

Het einde van de geschiedenis

Met dit antwoord maak ik het mezelf misschien wat te gemakkelijk. Wat zouden Amerikanen moeten leren over het verleden? Wie hebben gelijk: de traditionalisten of de multiculturalisten? Hoewel ik niet graag partij zou willen kiezen, denk ik dat het goed is om de geschiedenis te zien als een reeks persoonlijke verhalen, die zowel de goede als de slechte bladzijden in de Amerikaanse geschiedenis illustreren. Maar als je deze benadering te ver doorvoert, zien studenten door de bomen het bos niet meer; dan wordt geschiedenis zo diffuus dat je het grote verhaal uit het oog verliest. Meer red-letter dates, zoals dat in de Verenigde Staten heet, meer puur onthouden van namen en plaatsen, en een terugkeer tot de traditionele politieke geschiedenis zijn noodzakelijk om een skelet te vormen waaraan vervolgens de ‘kleinere’ verhalen kunnen worden opgehangen.

Maar de echte uitdaging is het afleren van de historische les die Amerikanen zich te veel eigen hebben gemaakt: dat zij op de een of de andere manier ‘het Einde van de Geschiedenis’ vormen, dat alle menselijke verlangens in Amerika vervuld zijn of zullen worden. Europeanen gaan er misschien van uit dat deze Amerikaanse veronderstelling het terrein is van de nationalistische rechtse conservatieven. Maar ook linkse historici hebben hun ideeën over Amerika als het middelpunt van de menselijke geschiedenis, waarmee Amerika alle wereldgeschiedenissen in zich verenigt en het gelukkige eindstadium van een in vrede samenlevende wereld steeds meer benadert.

Voor linkse intellectuelen als Richard Rorty blijft Amerika het enige land waar het individu alle vrijheid heeft zijn eigen dromen na te jagen. In zowel linkse als rechtse uitingen leidt deze Amerikaanse hegeliaanse droom – waarin de Geist in toenemende mate zijn potentieel ontvouwt naarmate de geschiedenis vordert – ertoe dat de dromen van andere mensen uiteindelijk worden gereduceerd tot een incomplete versie van de eigen universele aspiraties.

Wat wij als Amerikanen daarom nog moeten leren, is niet dat alle mensen in de grond hetzelfde zijn als wij, maar dat ze anders zijn, en dat dit anders-zijn in de meeste gevallen gehonoreerd moet worden. 

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.