Home ‘HET HEEFT ONZE AANDACHT.’ NEDERLAND EN DE RECHTEN VAN DE MENS IN OOST-EUROPA EN JOEGOSLAVIË, 1972-1989 door Floribert Baudet

‘HET HEEFT ONZE AANDACHT.’ NEDERLAND EN DE RECHTEN VAN DE MENS IN OOST-EUROPA EN JOEGOSLAVIË, 1972-1989 door Floribert Baudet

  • Gepubliceerd op: 23 oktober 2001
  • Laatste update 02 mei 2023
  • Auteur:
    Norbert Both
  • 4 minuten leestijd

De Nederlandse politiek ten aanzien van Oost-Europa en Joegoslavië was tijdens de laatste twee decennia van de Koude Oorlog minder ‘plichtmatig, declaratoir en fantasieloos’ dan gedacht, beweert Floribert Baudet in zijn proefschrift Het heeft onze aandacht. Vaak wordt gedacht dat Nederland de landen in centraal- en Oost-Europa als communistische eenheidsworst behandelde en ze niet alleen geografisch, maar ook politiek, cultureel en economisch zoveel mogelijk op afstand hield. Joegoslavië vormde hierop een uitzondering omdat het land geen lid was van het Warschaupact, open grenzen had en een favoriete vakantiebestemming vormde.         

Maar daarmee was dan ook alles gezegd. Volgens Baudet beschikte opeenvolgende Nederlandse kabinetten echter wel degelijk over ‘toekomstvisie’ die ze in concreet beleid omzetten. Die toekomstvisie hield in dat aan de communistische overheersing in Oost-Europa een einde zou komen. Het Westen kon deze ontwikkeling stimuleren door de democratische krachten in Oost-Europa te steunen. Baudet onderzoekt of Nederland de daad ook bij het woord voegde.
        De verschillende facetten van de Nederlandse Oost-Europa-politiek kleurt Baudet mooi in. Hij begint zijn verhaal bij de onderhandelingen in het kader van de Conferentie (later Organisatie) voor Vrede en Samenwerking in Europa (CVSE), in de eerste helft van de jaren zeventig. Tijdens die onderhandelingen nam Nederland uitgesproken anti-totalitaire standpunten in, om tot een verdrag te komen waarin burgerlijke vrijheden werden gegarandeerd. Als de communistische regimes dit verdrag ondertekenen, zo werd geredeneerd, dragen ze onbewust bij tot de verzwakking van hun eigen grip op de samenlevingen die zij controleren. Baudet neemt de assertieve Nederlandse houding tijdens de CVSE-onderhandelingen als maatstaf voor de beoordeling van de concrete Nederlandse Oost-Europa-politiek, die neerkwam op zaken als staatsbezoeken, ambassadeactiviteiten en steun aan dissidenten.
        Hij bestudeert achtereenvolgens de betrekkingen van Nederland met de Sovjet-Unie, Polen, Tsjecho-Slowakije en Joegoslavië. Zich baserend op gedegen bronnenonderzoek, in onder meer het archief van Buitenlandse Zaken, legt Baudet opvallende verschillen bloot in de benadering van deze landen. Zo werd Polen in de jaren zeventig nauwelijks op mensenrechtenschendingen aangesproken en Joegoslavië in de gehele onderzochte periode al helemaal niet. Tsjecho-Slowakije kreeg er daarentegen keihard van langs en in de jaren tachtig werd Polen alsnog geconfronteerd met scherpe kritiek.

Israëlische visa
Ten opzichte van de Sovjet-Unie vertoonde het Nederlandse beleid een ‘wat dubbel gezicht’. Aan de ene kant bestond er een sterke behoefte de vervolging van dissidenten te veroordelen en was Nederland zelfs bereid de relaties met Moskou enige tijd te bevriezen. Anderzijds voelde Den Haag zich geremd doordat de Nederlandse ambassade in Moskou ook de belangen van Israël behartigde. In dit kader werden 600.000 Israëlische visa aan joods-Russisch emigranten verstrekt, een mensenrechtenprestatie van formaat. Maar hiertoe dienden de communicatiekanalen met de Sovjet-autoriteiten natuurlijk wel open te blijven. Dat had tot gevolg dat kritiek soms achterwege bleef waar zij wel op haar plaats zou zijn geweest; het lot van de joodse emigranten woog zwaarder dan dat van individuele Russische dissidenten.
        Baudet concludeert dat de verschillen in de Nederlandse aanpak zich vooral laten verklaren door de verschillen tussen de landen onderling. Landen met een relatief liberaal bestel en landen die relatief onafhankelijk van Moskou opereerden werden niet of nauwelijks aangesproken, ondanks de ook daar voorkomende mensenrechtenschendingen. Landen waar beide elementen ontbraken kregen ongezouten kritiek. Deze conclusie ligt voor de hand, want kritiek wordt logischerwijze vooral gericht op degene die het meest voor die kritiek in aanmerking lijkt te komen.
        Baudet levert niettemin een waardevolle bijdrage aan de kennis over de Nederlandse buitenlandse betrekkingen, al was het alleen maar omdat hij zo goed bloot legt hoe Nederland zijn Oost-Europapolitiek fundeerde in een consistente toekomstvisie, maar zich in de uitwerking daarvan onthield van dogmatisme. Vanwege de zorgvuldige bewijsvoering stijgt het boek van Baudet uit boven de reeds bestaande werken die dit thema behandelen. Het is niet waarschijnlijk dat binnen afzienbare tijd overtuigender studies over hetzelfde onderwerp zullen verschijnen. Daarmee is het boek nu al een standaardwerk.

Norbert Both promoveerde in september 2000 op het proefschrift ‘From Indifference to Entrapment. The Netherlands and the Yugoslav Crisis, 1990-1995′. In 1996 publiceerde hij met Jan Willem Honig het boek ‘Srebrenica. Record of a War Crime’.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.