Home Het gehucht Wilsveen werd bijna een grote stad  

Het gehucht Wilsveen werd bijna een grote stad  

  • Gepubliceerd op: 4 april 2024
  • Laatste update 06 apr 2024
  • Auteur:
    Mark Traa
  • 6 minuten leestijd
Dijkhuisjes in Wilsveen

Tussen Leidschendam en Zoetermeer ligt het buurtschap Wilsveen. Het scheelde weinig of dit dorpje had plaatsgemaakt voor een stad die groter zou worden dan Delft. De inwoners van het gehucht waren overgeleverd aan de belangen van de grote steden in de Randstad.

Wilsveen is klein. Zo klein dat het geen eigen plaatsnaambord heeft. Het is eigenlijk één provinciale weg, die niet toevallig ook Wilsveen heet. Het bestaat uit zo’n vijftig woningen, drie molens en een kleine begraafplaats. Vroeger had Wilsveen een café en een kruidenierswinkeltje, maar die tijd is voorbij. Aan weerszijden van de dunne strook bebouwing strekt zich de weidse Driemanspolder uit. Over de weg rijdt vooral sluipverkeer tussen Leidschendam en Zoetermeer, de steden die de weg verbindt.

Meer historische verhalen lezen? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.

Ontvang historische artikelen, nieuws, boekrecensies en aanbiedingen wekelijks gratis in uw inbox.

Weinig automobilisten zullen weten dat dit gehucht ooit de voorpagina’s van alle kranten haalde. Want in het kabinet en de Tweede Kamer is eindeloos gedebatteerd over Wilsveen. Jarenlang vlogen plaatselijke bestuurders elkaar in de haren over het idyllische plaatsje. Niet zo vreemd: er zouden ooit meer dan honderdduizend mensen moeten gaan wonen. Het gehucht moest de omvang krijgen van Delft, Venlo of Deventer.

Het gehucht moest de omvang krijgen van Delft, Venlo of Deventer

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Wilsveen zou worden weggevaagd

‘Hier zal straks het centrum van de nieuwe grootstad verrijzen,’ schreef dagblad Het Binnenhof in november 1958. ‘Een centrum met een twintigste-eeuws stadhuis, kerken, theaters, bioscopen en alles wat het hart van een moderne stad vraagt. Rondom dit middelpunt zullen zich de vijf grote wijken van de stad Wilsveen groeperen, wijken met een bebouwing van veertig woningen per hectare, met trein- en busverbindingen.’ Het laat zich raden hoe de inwoners van Wilsveen zich voelden toen ze hoorden dat hun dorpje zou worden weggevaagd.

Maar in de jaren vijftig leek er weinig andere keus. Nederland bouwde zichzelf weer op na de oorlogsjaren en de woningnood was schrijnend. Ook in Den Haag, dat alleen maar oostwaarts kon uitdijen. De stad moest onderdak zoeken voor honderdduizenden mensen, maar dat was niet haalbaar met alleen nieuwbouwwijken op eigen grond. Bovendien moest er ook groene ruimte overblijven. Idealiter werd er een geheel nieuwe stad gebouwd op fietsafstand van Den Haag, maar wel los ervan. Zo kwam Wilsveen in beeld, het gehucht dat dertien kilometer van het Haagse centrum lag.

‘Zelden is zoveel gepraat over een niet-bestaande stad’

Het plan voor een nieuwe stad, dat in 1957 uit de koker kwam van het gemeentebestuur van Den Haag, belandde al snel in een bijna onontwarbare kluwen van belanghebbende partijen: de provincie, het Rijk en andere steden in de Randstad. Die hadden allemaal hun eigen ideeën over woningbouw in het gebied. Delft wilde liever een nieuwe stad bouwen bij Pijnacker − tussen Den Haag en Rotterdam. Ook de Provinciale Planologische Dienst zag meer heil in dat plan: konden de nieuwe Hagenaars daar niet gaan wonen? Den Haag vreesde dat die locatie vooral Rotterdammers zou aanzuigen.

Tweede Kamer niet enthousiast

Wilsveen zou niet goedkoop worden: in de voorgaande eeuwen was het veen rond het dorp metersdiep afgegraven voor gebruik in de omringende steden. Er moest daarom een metershoge zandlaag worden aangebracht voordat er kon worden gebouwd. Maar zelfs dan was Wilsveen te verkiezen boven Pijnacker, vond de gemeente Den Haag. Wilsveen kon sneller worden gerealiseerd en zou uiteindelijk minder geld kosten. De verbindingen en bodemgesteldheid waren beter, er zou meer ruimte zijn voor recreatie en er zouden minder bestuurlijke problemen zijn. Naburige gemeenten als Rijswijk, Nootdorp, Voorburg en Leidschendam sloten zich hierbij aan.

In november 1958 leek ook politiek Den Haag om. De ministers Herman Witte (Volkshuisvesting) en Teun Struycken (Binnenlandse Zaken) gaven hun zegen aan het plan-Wilsveen, maar wilden de nieuwe stad in eerste instantie wel laten besturen door vertegenwoordigers uit Den Haag, Rijkswijk, Voorburg, Leidschendam en Wassenaar. Later zou de nieuwe stad op eigen bestuurlijke benen kunnen staan. Maar het laatste woord was daarmee nog niet mee gezegd. Ook Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland bleek meer te zien in de uitbreiding van Pijnacker. Dat plan zou meer rekening houden met de andere steden in de Randstad.

Het kabinet Drees-IV was voorstander van het plan rond Wilsveen. Bron: Wikimedia/Spaarnestad Photo.
Het kabinet Drees-IV was voorstander van het plan. Bron: Wikimedia/Spaarnestad Photo.

Na de val van het kabinet-Drees IV, in december 1958, belandde het plan-Wilsveen in de ijskast. Toen het in de loop van 1959 weer werd opgepakt, was de Tweede Kamer niet enthousiast. Het was onvoldoende doordacht, klonk het in een commissievergadering. Ook het plan-Pijnacker kreeg de handen niet op elkaar; de Kamer vond het logischer om Zoetermeer uit te breiden. Die stad lag iets verder weg van Den Haag, maar dat was geen punt meer. Bovendien stond de gemeente Zoetermeer er volledig voor open.

Verdeeldheid over Wilsveen groeit

Een belangrijk bezwaar tegen Wilsveen was dat het Groene Hart in de knel zou komen. De bebouwing in de Randstad was daar niet voor niets zorgvuldig omheen gedrapeerd. Mede daarom was de Kamer in november 1960 bij een nieuwe behandeling nog steeds niet enthousiast. ‘Er zal zelden zoveel gepraat, geschreven en gedacht zijn over een niet-bestaande stad, als over de papieren stad Wilsveen,’ schreef het Algemeen Dagblad. ‘Er is nog geen paal in de grond, maar voor honderdduizenden Nederlanders heeft de naam Wilsveen al een bekende klank.’

Wilsveen was gered en zakte weer weg in de vergetelheid

Een paar maanden later was de verdeeldheid onder de betrokken gemeenten rond Den Haag alleen maar gegroeid. Ook belangenorganisaties van landbouwers zagen het niet zitten, en de Wilsveeners zelf hadden zich verenigd in een actiecomité om het plan te dwarsbomen. In januari 1962 moest De Tijd vaststellen dat ‘er niet veel meer zijn die in Wilsveen geloven’. Het dossier had inmiddels ‘schrikbarende vormen’ aangenomen, schreef de krant. Later dat jaar werd Zoetermeer aangewezen als groeikern van Den Haag en dijde het dorp uit tot een stad met inmiddels meer dan 120.000 inwoners. Wilsveen was gered van de bulldozers en zakte weer weg in de vergetelheid, waar eigenlijk alle idyllische dorpjes thuishoren.

Openingsafbeelding: Dijkhuisjes in Wilsveen. Bron: Wikimedia/Loranchet