Home Het communistische gekkenhuis

Het communistische gekkenhuis

  • Gepubliceerd op: 31 oktober 2005
  • Laatste update 25 mei 2023
  • Auteur:
    Wim Berkelaar
  • 6 minuten leestijd

Het is alweer tien jaar geleden dat toenmalig VVD-leider Frits Bolkestein commotie wekte door in een interview met het weekblad Nieuwe Revu een vergelijking te trekken tussen nationaal-socialisten en communisten. Zijn stelling luidde: waar NSB’ers hun leven lang werden aangekeken op hun politieke keuze, gingen communisten na de ondergang van de Sovjet-Unie in 1991 vrijuit. Het gehuil was niet van de lucht. De voormalige communisten en hun meelopers toonden zich geschokt door de vergelijking en reageerden woedend.

      
Wat in de algemene verontwaardiging ondergesneeuwd raakte, was de vraag waarom uitgerekend Bolkestein de communisten ter verantwoording riep. Wie gemakzuchtig is, volstaat met een verwijzing naar Bolkesteins conduitestaat als ‘rechtse bal’: hij had immers gewerkt voor Shell en was ‘dus’ een handlanger van het internationale grootkapitaal. 
           
De werkelijke reden voor de aanval ligt dieper: Bolkestein, geboren in 1933, groeide op in een tijd waarin anticommunisme de gewoonste zaak van de wereld was. In de jaren veertig en vijftig was een fatsoenlijk mens (dit is iets anders dan een fatsoensrakker) anticommunist. Want het communisme was, evenals het fascisme, voor zijn generatie synoniem met onderdrukking, moord en doodslag. 
           
Alle politiek leiders, van links tot rechts, waren in de jaren veertig en vijftig dan ook vanzelfsprekend anticommunist. Geen wonder dat een ander lid van Bolkesteins generatie, de in 1926 geboren socioloog J.A.A. van Doorn, het in 1995 voor hem opnam: hij noemde de reacties op Bolkesteins vergelijking ‘verbazingwekkend’. 
           
Hoeveel goeds de jaren zestig ook gebracht mogen hebben, het eenvoudige inzicht dat het communisme een verwerpelijk systeem was, verdween bij de generatie van de babyboomers als sneeuw voor de zon. Het blijft iets verbijsterends houden dat een generatie die in de jaren zestig opgroeide met flower power en vrije seks, in de jaren zeventig massaal koos voor het misdadige communisme.

Zure grijns
Wie het antwoord op dit raadsel zoekt, kan niet heen om de bundel Alles moest anders. Het onvervuld verlangen van een linkse generatie, die verscheen in het jaar – 1991 – dat het communisme ter ziele ging. Misschien wel het beste stuk in die bundel was van de hand van voormalig maoïst Erik van Ree, die uitlegde dat hij door de oorlog in Vietnam voor het communisme koos. Niet uit utopische of menslievende overwegingen, maar omdat het geweld van Sovjet-leider Jozef Stalin, de Chinese dictator Mao Zedong en de Cambodjaanse terrorist Pol Pot hem aantrok. 
           
Van Rees openhartige bekentenis wierp een nieuw licht op de keuze voor het communisme van zijn generatie. Het aan die generatie toegeschreven idealisme was gemengd met aloude sentimenten als wantrouwen, wraakzucht, drang tot geweld en hardvochtigheid – de belangrijkste kenmerken van het communisme in Nederland, en wereldwijd. Communist is Van Ree al jaren niet meer, maar losgelaten heeft het onderwerp hem nooit. 
           
Als medewerker van het Oost-Europa Instituut aan de Universiteit van Amsterdam publiceerde hij de afgelopen jaren in hoog tempo een reeks studies over het communisme. Zijn laatste boek, The Political Thought of Joseph Stalin, telt mee in de internationale literatuur over het communisme, zoals me nog eens bleek bij lezing van de vuistdikke studie Dictators, waarin de befaamde Londense historicus Richard Overy een vergelijking trekt tussen Hitlers Duitsland en Stalins Rusland. Overy citeert Van Ree herhaaldelijk. En de Nederlandse communistenkenner Arthur Stam maakt in zijn onlangs verschenen bewerking van de onvoltooide biografie die Leo Trotski schreef over Stalin ook al dankbaar gebruik van Van Rees studie. 
           
Genoeg redenen om reikhalzend uit te kijken naar diens nieuwste boek, een overzicht van de communistische beweging vanaf Marx tot aan de (met Fidel Castro op Cuba) laatst overgebleven dictator, de Noord-Koreaan Kim Jong Il. Er valt veel goeds te zeggen over Wereldrevolutie. Van Ree schrijft soepel en kan raak typeren. Zo zet hij de gevreesde chef van de geheime dienst onder Stalin, Lavrenti Beria, neer als een ‘in een lange jas gehesen zak vet’ en omschrijft hij de Roemeense dictator CeauÕescu als ‘een onaantrekkelijke man, met zijn verkrampte gezicht, zure grijns en onzekere oogopslag’. 
           
Dat Van Ree bovendien geen halt houdt bij de dood van Stalin in 1953, zoals dikwijls gebeurt, kan eveneens een verdienste worden genoemd. Van Ree beschrijft ook de periode van ‘stagnatie’ onder Brezjnev (1964-1982), een term waarbij hij terecht vraagtekens plaatst, aangezien de communistische partij juist toen uitgroeide tot een reusachtige beweging – al stond de reus dan op lemen voeten. Hij voert de lezer niet alleen langs de grote communistische landen (de Sovjet-Unie en China), maar ook langs Afrika, Azië, Zuid-Amerika en de Arabische wereld. Hij laat zo zien dat de communistische beweging in de twintigste eeuw met recht een wereldbeweging kan worden genoemd.

Moordenaars
Maar hiermee rijzen tegelijk de eerste bezwaren tegen het boek. Geen communist zo onbelangrijk, of Van Ree vindt het nodig om hem in zijn boek op te nemen. Zijn opsomming van mislukte Arabische communisten is bijvoorbeeld best aardig om te lezen, maar liever dan deze encyclopedische volledigheid zag ik Van Ree (die mij daartoe gezien zijn eerdere publicaties de aangewezen figuur leek) een verklaring geven waarom communisten zowel (karakter)moordenaars waren als bereid tot verregaande opofferingsgezindheid. 
           
Een voorbeeld. Ergens beschrijft Van Ree de Roemeense communiste Ana Pauker. Haar man werd door Stalin vermoord, maar zijzelf bleef de dictator trouw tot het bittere einde. Van Ree schrijft: ‘Pauker was een opvallend geval van een onder communisten veel voorkomende, verbazingwekkende psychologie.’ Maar wat die psychologie is en waarom Pauker een trouw communiste bleef, daarover laat Van Ree de lezer in het ongewisse. 
           
De reden is deze: Van Ree is, evenals Lenin, Trotski en Stalin, alleen geboeid door macht. Zoals hij in de inleiding schrijft: ‘Ik heb ervoor gekozen om mij te concentreren op communistische partijen die in hun land een machtsfactor van betekenis werden.’ Dat is natuurlijk zijn goed recht, maar dat verklaart wel waarom je na de eindeloze opsomming van partijen, partijtjes en reeksen guerrillastrijders uiteindelijk onbevredigd achterblijft. 
           
Misschien ligt het aan het gebruik van zijn bronnen. Van Ree voert alleen brave academische studies over het communisme op. Terwijl er een goudmijn klaarlag, waarin bovendien ook nog uit de eerste hand verslag werd gedaan vanuit het communistische gekkenhuis: het werk van dissidenten. Om me tot enkele Russische te beperken: in het satirische werk van Andrej Sinjawski en Alexander Zinovjew, of in de vaak even sarcastische als verfijnde psychologische analyses van Alexander Solzjenitsyn ligt vaak meer inzicht in de ‘communistische mens’ samengebald dan in de vele overzichten van de studeerkamergeleerden. 
           
Niet dat studeerkamergeleerden naar communistisch gebruik zouden moeten worden afgevoerd. Integendeel, er zijn studeerkamergeleerden nodig van het type Karel van het Reve en Martin van den Heuvel. Die hadden nog oog voor dissidenten en hun fabelachtig werk. Maar Van het Reve en Van den Heuvel, beiden ver voor de Tweede Wereldoorlog geboren, waren dan ook van de vorige generatie, toen anticommunisme nog heel gewoon was.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.