Home Hermans wilde werken in Duitsland

Hermans wilde werken in Duitsland

  • Gepubliceerd op: 29 februari 2012
  • Laatste update 04 jun 2021
  • Auteur:
    Eric Slot
Hermans wilde werken in Duitsland

Willem Frederik Hermans wilde tijdens de Bezetting niet alleen lid van de Kultuurkamer worden, maar meldde zich in 1943 ook vrijwillig voor werken in Duitsland. Hij werd tegengehouden door een bevriende verzetsman, die hem uit de rij voor het Arbeidsbureau schold.

 

Onlangs onthulde biograaf Willem Otterspeer in de Volkskrant dat schrijver Willem Frederik Hermans in 1942 het lidmaatschap van de Kultuurkamer heeft aangevraagd.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

 

 

Otterspeer opende zijn artikel met een citaat van Hermans: ‘Op 9 april 1943, een paar dagen voor de Duitsers een loyaliteitsverklaring van studenten eisten als ze verder wilden studeren, deed ik kandidaatsexamen. Ik tekende de loyaliteitsverklaring niet en liet mij ook niet naar Duitsland transporteren om dwangarbeider te worden.’ Geen woord van gelogen, concludeerde Otterspeer.

Dat klopt. Hermans sprak niets dan de waarheid. Maar hij sprak niet de gehele waarheid – en Ottenspeer had dat kunnen weten. Dat blijkt uit het dagboek van de Amsterdamse verzetsman Henk Jonkman. Hermans kwam in de oorlog bij Jonkman over de vloer en figureert in het dagboek.

Uitgezonderd

Hermans studeerde fysische geografie aan de Gemeente Universiteit in Amsterdam toen in februari 1943 honderden studenten werden opgepakt als represaille voor een liquidatie door het verzet. Met een vriendin dook hij onder bij een ‘oom’ in Hilversum; na enkele weken keerde hij naar Amsterdam terug. Op 10 april moesten alle studenten in heel Nederland de loyaliteitsverklaring hebben getekend.

Op 5 mei 1943 liet de bezetter via de kranten weten dat ‘mannelijke studenten’ die hun studie nog niet hadden afgerond en de loyaliteitsverklaring niet hadden getekend – zoals Hermans, naar eigen zeggen – zich de volgende dag moesten melden voor inschakeling bij de arbeidsinzet in Duitsland. Persoonsbewijs en ‘mondkost voor één dag’ meenemen. Wie zich niet meldde zou worden afgevoerd naar een concentratiekamp.

Hermans vertelde Jonkman dat hij vrijstelling voor de arbeidsinzet dacht te krijgen, zo blijkt uit de aantekening die de laatste op 5 mei in zijn dagboek maakte, ‘omdat hij assistent is, anders gaat-ie.’ Vier dagen later schreef Jonkman: ‘Hermans is vrij als assistent.’

Die toevoeging is van belang: als assistent. Hermans hoefde de loyaliteitsverklaring namelijk helemaal niet te tekenen. Hij was in 1941 (de Joodse medewerkers waren al ontslagen) student-assistent geworden en sinds 1 januari 1942 was hij tweede assistent. Hij was daarmee ambtenaar en bij zijn aanstelling als ambtenaar heeft hij een verklaring getekend die vrijwel woordelijk overeenkomt met de loyaliteitsverklaring. Hermans had dus al getekend en hoefde zich hoefde zich helemaal nergens te melden.

Vrijwillig

Dat hoefde hij ook niet toen de bezetter zijn jaarklasse opriep voor de arbeidsinzet. Op 12 mei verscheen de mededeling dat jaarklasse 1921 – die van Hermans – zich bij het Arbeidsbureau moest melden voor tewerkstelling in Duitsland. Op 19 mei werden zij daar via een oproep in de kranten nog eens aan herinnerd en op 22 juni werden degenen die zich ‘om welke reden dan ook’ nog niet hadden gemeld, gemaand dit alsnog te doen. Uitgezonderd waren evenwel ambtenaren en arbeidscontracten. Met andere woorden: ook nu hoefde Hermans zich niet te melden. Hij hoefde zelfs geen bewijs te halen dát hij was uitgezonderd .

Toch meldde Hermans zich voor de arbeidsinzet, zo moest Jonkman vaststellen. Op 22 juni 1943 zag hij hem in de rij voor het Arbeidsbureau. In zijn dagboek schreef Jonkman: ‘Kafferde hem uit omdat hij alvast vrijwillig wil gaan.’ Dat had het gewenste effect: Hermans stapte uit de rij.

Strikt genomen had Hermans dus gelijk, toen hij beweerde dat hij zich niet als dwangarbeider naar Duitsland had laten transporteren – maar toch vooral omdat hij door een verzetsman naar huis was gevloekt. Superieur noemde Hermans dat later: zonder te liegen niet de hele waarheid vertellen. Overigens nam Hermans in De tranen der acasia’s wraak door Jonkman (en met hem het hele verzet) neer te zetten als een leugenaar.

Oorlogsromans

Opvallend is dat Kultuurkamer, loyaliteitsverklaring en arbeidsinzet perfect bij het werk van Hermans passen. In een reactie op het artikel van Otterspeer wees Carel Peeters er in Vrij Nederland al op dat niet zozeer goed of slecht, verzet of collaboratie het thema van de schrijver Hermans was, maar moedwil en misverstand – niet voor niets een titel van een van zijn boeken. De omstandigheden bepaalden wat men in de oorlog deed, aan het menselijk gedrag in een oorlog zit altijd wel een vlekje. Onbedorven zielen bestaan in het werk van Hermans niet, zeker niet in zijn oorlogsromans. Nu meer bekend wordt over zijn eigen gedrag tijdens de Tweede Wereldoorlog, lijkt Hermans steeds meer op een personage uit zijn eigen werk.

Omringd door vrienden en bekenden die wel verzet pleegden, werd Hermans nergens in gekend, werd hem nooit iets gevraagd en heeft hij niets gedaan. De tranen der accasia’s, De donkere kamer van Damocles, De mist in het schimmenrijk – het zijn de romans van iemand die het anderen kwalijk nam dat zij wel wat durfden. Hermans had gelijk: het verzet bestond inderdaad uit amateurs, hun motieven waren niet altijd zuiver. Maar hij had gelijk uit rancune.

Resteert de vraag: zou Hermans in zijn ridiculisering van het verzet serieus zijn genomen als al sinds de bevrijding bekend was geweest dat hij lid wilde worden van de Kultuurkamer en zich naar Duitsland had willen laten transporteren?

– Eric Slot