Emeritus hoogleraar Herman Pleij vertelt over zijn historische sensatie. ‘Hoe konden wrede martelingen plaatsvinden in een stad vol humanisten?’
Kent u de historische sensatie, zoals door Johan Huizinga omschreven?
‘Ja, ik kan niet op een plek komen waar dingen herinneren aan het verleden, of ik verbeeld mij dat ik daar ook rondliep of zou kunnen rondlopen. Huizinga beschrijft de historische sensatie als een vrij heftige emotie. Hij formuleert in een prachtige stijl die past bij zijn tijd, zo uiten wij ons niet meer. Maar ik ken het gevoel al heel lang. Op de Dam heb ik het sterk. Om die reden ben ik geregeld met opzet vanaf het Centraal Station over “die Plaets” gelopen, zoals de Dam heette in de zestiende eeuw.’
U zoekt de historische sensatie op?
‘Dat stamt uit mijn begintijd aan de UvA toen ik vrijwel dagelijks over de Dam liep naar mijn werkkamer aan de Herengracht. Op een gegeven moment las ik dat er eeuwen eerder zich iets onbegrijpelijk wreeds en afschuwelijks had afgespeeld. In het jaar 1535 werden tientallen wederdopers gemarteld en vervolgens geëxecuteerd op een schavot midden op “die Plaets” ten aanschouwen van de stadsbevolking. Ketters werden op de brandstapel verbrand, zodat er geen lichaam overbleef dat kon dienen als voertuig bij de wederopstanding van de ziel. Maar in dit geval werden de wederdopers eerst urenlang door een beul gemarteld. Een duidelijke boodschap: dit waren geen mensen, maar beesten.’
Wat raakte u zo?
‘Ik was verbaasd hoe dit mogelijk was in een stad vol gematigde humanisten. Op nog geen vijftig meter afstand, om de hoek in de Kalverstraat, lag een van de grootste privébibliotheken van Europa, die van de bankier Pompejus Occo, in zijn huis genaamd “Het Paradijs”. Over hem heb ik nu een boek geschreven, Pompejus Occo en het zieke Amsterdam. Hij was een vrome katholiek, maar stond open voor andere geloofsbelevingen.’
U schrijft dat Occo een van de eersten was die ethiek met koopmanschap verbond.
‘Hij introduceerde de “mercator sapiens” – de wijze koopman –in de Lage Landen. De tolerantie waar Nederlanders zich nog steeds erg op beroemen, heeft veel te danken aan het feit dat het katholieke Amsterdam tijdens de Reformatie snel rijk werd als handelsstad. Als twintiger werd Occo rond 1510 door het grootste Europese bankiershuis Fuggers naar Amsterdam gestuurd om de handelscontacten met het Oostzeegebied uit te breiden.
Poppe Occeszoon was telg uit een aristocratische familie, opgegroeid bij zijn humanistische oom Adolf, een koopman in Augsburg, de bruisende hoofdstad van het Bourgondisch-Habsburgse Rijk. Hij was buitengewoon intelligent en een geboren netwerker. In Amsterdam huwde hij een bruid uit een voorname familie en zij kregen zes kinderen. Als immigrant mocht Occo geen bestuursfuncties vervullen, maar dat vond hij helemaal niet erg. Naast bankier was hij zaakgelastigde van de Deense koning en ondernemer. Met zijn verlatiniseerde naam droeg hij precies uit op welk niveau hij wenste te opereren, namelijk dat van humanist, geleerde op elk terrein en daarmee ook geschikt om de materiële belangen te behartigen van aardse pragmatisten.’
Weet u nu waarom in 1535 de wederdopers werden geëxecuteerd?
‘Ik heb daar geen duidelijk en definitief antwoord op gevonden, maar ik noem allerlei mogelijkheden. Als er op straat werd gevochten om theologische kwesties ofzo, dan probeerde de stad dat te sussen. Men hield zich niet bezig met de oorzaak – als de orde maar bewaard bleef. De handel kreeg altijd voorrang. Deze houding leefde ook sterk onder de machtige humanisten die handel dreven. Hoewel ze het standpunt koesterden dat de mens een rationeel wezen is dat zich niet moet laten leiden door driften en instincten, grepen de humanisten niet in, maar lieten het gerecht begaan.’
Is het toeval dat u dit boek in deze tijd van polarisatie heeft geschreven?
‘Nee, het verleden beweegt mee met het heden. We stellen steeds andere vragen aan vroeger. Ik heb me afgevraagd hoe wij de erfgenamen kunnen zijn van de executies van de wederdopers in 1535 en hoe de historische lijnen naar het nu lopen.’
Herman Pleij
(1943) is emeritus hoogleraar middeleeuwse letterkunde aan de Universiteit van Amsterdam en houdt zich vooral bezig met de cultuurhistorische betekenis van literatuur, de ontwikkeling van een burgermoraal en van Nederlandse identiteiten. Eerder schreef hij onder meer Dromen van Cocagne (1997), Anna Bijns, van Antwerpen (2011), Oefeningen in genot (2020) en Met een scheef oog (2022). Onlangs verscheen Pompejus Occo en het zieke Amsterdam (304 p. Prometheus, € 29,99).

Beeld boven: Terechtstelling van wederdopers op het schavot op de Dam, 1535. Zeventiende-eeuwse prent.
