Home Gods toorn werd gevreesd

Gods toorn werd gevreesd

  • Gepubliceerd op: 30 maart 2011
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Jan Dirk Snel

Nederland is een tolerant land. Dat weten wij allemaal, en uitentreuren beroepen we ons op de Gouden Eeuw. Was Nederland toen niet een verdraagzame natie, befaamd om de grote hoeveelheid religieuze stromingen? Buitenlandse bezoekers keken de ogen uit: dat dat allemaal zomaar kon! Zij vonden het trouwens lang niet altijd fraai: het betekende immers dat de overheden in de Republiek hun zaken niet op orde hadden. Een beetje fatsoenlijke staat zorgde immers voor geestelijke eenheid. In Amsterdam en andere Hollandse steden was het een zootje, daar kwam het op neer.

Alleen daarom al mogen we blij zijn met het boek van Fred van Lieburg over Schouwen-Duiveland in de zeventiende eeuw. Daarin laat hij zien hoe Nederland er destijds eigenlijk uit had moeten zien – en er bij vlagen ook daadwerkelijk uitzag. Op het Zeeuwse eiland slaagde de doorvoering van de calvinistische Reformatie namelijk wél. Tegen het eind van de eeuw was zeker 85 procent van de 18.000 bewoners hervormd – ‘gereformeerd’, zeiden ze destijds. Zij vielen onder de hoede van pakweg twintig predikanten.

In en rond de hoofdstad Zierikzee waren er zo’n 2000 katholieken en verder waren er hoogstens 500 doopsgezinden. De publieke gereformeerde kerk was er voor de gehele samenleving, ook voor de minderheden: alleen daar kon je je kinderen laten dopen of een juridisch geldig huwelijk laten sluiten.

Rond de Vrede van Munster (1648) waren de verhoudingen uitgekristalliseerd. De meeste regenten waren inmiddels volledig bij het kerkelijk leven betrokken. Lidmaatschap van zowel vroedschap als kerkenraad was normaal. Predikanten en bestuurders kwamen vaak uit dezelfde families. Maar toen een kerkelijke belijdenis eenmaal een gewone carrièrestap was geworden, groeiden Kerk en ‘Staat’ tegen het eind van de eeuw toch weer een beetje uit elkaar: regenten zijn uit de aard van hun functie nu eenmaal dikwijls wat pragmatischer dan dominees.

Toen na de Nationale Synode van Dordrecht in 1619 150 arminiaansgezinde predikanten hun ambt verloren, was er niet eentje uit Zeeland bij. De Zeeuwse eilanden vormden een sterke geestelijke eenheid. Inhoudelijk was de gereformeerde leer overigens volkomen gericht op de algemene beginselen van het christelijk geloof: kennis van de Apostolische Geloofsbelijdenis, de Tien Geboden en het Onze Vader werd verondersteld, en dat was het wel zo ongeveer. Niks bijzonders.

Terwijl het calvinisme enerzijds het dagelijks leven sterk onttoverde, stond tegelijk de absolute heiligheid van God centraal. Gods toorn werd gevreesd. De tucht had eigenlijk nooit betrekking op de leer; het ging altijd om het onder controle krijgen van de ruwe zeden: regulering van seksualiteit, bestrijding van dronkenschap, het beslechten van ruzies – dat soort dingen.

Zondagsheiliging was een groot thema. Huwelijken werden aanvankelijk vaak op zondagochtend gesloten, maar omdat mensen dan de hele dag gingen feesten en zuipen, werd de plechtigheid geleidelijk naar de middagdienst verschoven. En in Zierikzee stapte men over op doordeweekse dagen.

Schouwen-Duiveland geldt tegenwoordig als de bakermat van de zogenaamde ‘Nadere Reformatie’. In 2008 werd het 400-jarig bestaan van die stroming zelfs uitbundig gevierd. Willem Teellinck, die in 1606 als predikant begon in Haamstede en Burgh, en Godefridus Udemans, die van 1602 tot zijn dood in 1649 in Zierikzee stond, zijn theologen wier geschriften tot op de dag van vandaag in reformatorische kring gelezen worden.

Van Lieburg moet van het idee van zo’n afzonderlijke stroming niets hebben. Het uit Engeland overgewaaide puritanisme – in een tijd van verkeer over water lag Schouwen-Duiveland juist centraal – was geen aparte stroming, maar de gewone uitwerking van het calvinisme, betoogt hij. Er waren hooguit wat accentverschillen tussen theologen die dezelfde opvattingen deelden.

Het puriteinse calvinisme was soms wel erg streng. Ook cultuuruitingen als dansen, rederijkerij en zelfs kaatsen werden bestreden. Tegen sport had men op zich niets – maar ja, als het ruw gedoe met zich meebracht, kon je er toch maar beter van afzien. Uit illustraties afkomstig uit bijvoorbeeld de Nederduytsche poëmata (1635) van dominee Adriaan Hofferus kun je opmaken dat de predikanten zelf wel aan cultuur – hogere dan – deden, maar lieten ze aan het volk niet erg weinig ruimte?

Fred van Lieburg
Een eiland na de Reformatie. Schouwen-Duiveland, 1572-1700
366 p. Bert Bakker, € 29,95

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.