Home Gevangen in Auschwitz – na de oorlog

Gevangen in Auschwitz – na de oorlog

  • Gepubliceerd op: 23 oktober 2012
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Laura Starink
Gevangen in Auschwitz – na de oorlog

Na de bevrijding zaten in Auschwitz 20.000 à 30.000 Sileziërs vast in het kamp. Laura Starinks tante Lotte was een van hen. Met een hongerige maag moest ze de fabriek van IG Farben helpen demonteren. Voor de Russen, die honderdduizenden tonnen materiaal opeisten als herstelbetaling. ‘Je hebt geen idee wat een mens kan uithouden.’

Aan het werk in Siberië

Daar komt niets van in, moet mijn Duitse opa Georg Cibis gedacht hebben na lezing van de brief waarin zijn dochter Lotte werd opgeroepen voor tien dagen tewerkstelling voor de Russen. Ze was net zeventien geworden; Duitsland had in april 1945 nog niet gecapituleerd en de situatie in het Pools-Duitse Silezië was bloedlink.

Direct na de inval van de Russen, in januari 1945, werd het gebied aan Polen gegeven. Het mijnstadje Klausberg, waar mijn familie woonde, werd omgedoopt in Mikulczyce en kreeg een Pools bestuur. Mensen werden lukraak door de Russen opgepakt en naar Siberië gestuurd. Mijn opa ging naar de gemeente en zei: ‘Mijn dochter kan niet weg, ik ben een zieke weduwnaar en ze moet voor mij het huishouden doen.’ De Russen zeiden: ‘Mooi, dan ga jij mee.’
 

Zo’n 10 procent van de bevolking werd opgepakt om te gaan werken in de Sovjet-Unie

‘Toen ben ik natuurlijk gegaan,’ vertelde mijn tante Lotte me toen ik haar in Keulen opzocht om haar oorlogsverhaal te horen. ‘Mijn vader was niet erg gezond. Ik dacht: ach, die tien dagen komen heus wel om.’

Dat was redelijk kinderlijk gedacht. In Mikulczyce, dat vanouds een gemengde Pools-Duitse bevolking had, zijn na de oorlog ongeveer 2500 mensen – zo’n 10 procent van de bevolking – door de Russen opgepakt om tewerk te worden gesteld in de mijnen in de Sovjet-Unie. De Russen beschouwden dat als onderdeel van de herstelbetalingen voor de verwoestingen van de oorlog in hun land.
 

Met goede moed op weg

De Poolse historicus Zbigniew Gołasz, werkzaam bij het Stadsmuseum in het naburige Zabrze, publiceerde in zijn boek De Silezische tragedie in Zabrze 1945 lijsten met namen van arrestanten en gedeporteerden uit Mikulczyce. De lijsten zijn destijds opgesteld door de Poolse autoriteiten, die bezwaar maakten tegen de deportaties omdat de Silezische arbeidskrachten hard nodig waren in de noodlijdende industrie in hun eigen mijnstreek. Bovendien maakten de Russen bij de arrestaties geen onderscheid tussen Polen en Duitsers. Zeventigduizend Sileziërs zijn naar werkkampen in de Sovjet-Unie gestuurd. Slechts 10 procent van hen kwam levend terug.

Met werkkleding, een deken en eetgerei ging Lotte op de afgesproken tijd naar de verzamelplaats bij de tramhalte op de Tarnowitzerstrasse, de hoofdstraat van Mikulczyce. Hoe onbevangen ze was, bleek uit het feit dat ze haar fluit, bladmuziek en gebedenboek bij zich had gestoken. ‘Ik ging ervan uit dat we ’s zondags wel naar de kerk zouden gaan.’ Bij de tramhalte stonden vijf militaire voertuigen en Russische soldaten met machinegeweren. De meeste arrestanten waren van middelbare leeftijd. Lotte was de jongste. Ze kende niemand. Ze stapten in de laadbak van de vrachtwagens.
 

70.000 Sileziërs zijn naar kampen gestuurd. 10 procent van hen kwam levend terug

Na twee uur rijden bleven de trucks staan. Het was donker en er hing een dichte mist. Het gerucht ging dat die mist kunstmatig was aangebracht om te voorkomen dat de nieuwkomers uit Mikulczyce wisten waar ze terecht waren gekomen. Ze werden een grote barak in geloodst. ‘Daar brachten we de nacht op de grond door als haringen in een ton.’

De volgende morgen zag Lotte prikkeldraad, barakken, wachttorens en Russische soldaten met kalasjnikovs. ‘Mensen die er meer verstand van hadden dan ik zeiden: “Dit is Auschwitz.” Ik had er nog nooit van gehoord.’
 

Auschwitz was nog bevolkt na de bevrijding

Het kamp was reusachtig. Honderden mensen krioelden door elkaar heen. Er waren heel veel Oekraïners bij. ‘Ik denk dat die gestraft werden omdat ze in de oorlog met de Duitsers hadden samengewerkt. Als we aan het werk gingen, hoorden we de Oekraïense vrouwen al van verre zingen. We hadden geen contact met hen.’ De dwangarbeiders werden verdeeld over de lage houten barakken, waar in de oorlog tienduizenden Joden en krijgsgevangenen hadden vastgezeten. Twee stapelbedden boven elkaar. Lotte denkt dat het Auschwitz-Birkenau geweest moet zijn.

Mijn tante zat dus opgesloten in het vernietigingskamp waar, voornamelijk in het laatste jaar van de oorlog, 1,1 miljoen Joden werden vergast. Een paar honderd meter van de brits waarop zij sliep, stonden de restanten van de vier crematoria die de Duitsers kort voor de overhaaste ontruiming van het kamp hadden opgeblazen. De tien dagen dwangarbeid zouden uiteindelijk vier maanden worden.
 

Begin januari 1945 zaten in Auschwitz nog 40.000 gevangenen, voornamelijk Joden.

Begin januari 1945 zaten in Auschwitz I (het Stammlager, het oorspronkelijke concentratiekamp), Auschwitz II (de barakken, gaskamers en verbrandingsovens van Birkenau) en Auschwitz III (het kamp Monowitz, voor de dwangarbeiders van de chemische fabriek IG Farben) nog 40.000 gevangenen, voornamelijk Joden.

Tussen 18 en 21 januari joegen SS’ers duizenden uitgemergelde gevangenen in lange dodenmarsen te voet naar Gleiwitz en Wodzislaw, een afstand van ongeveer 60 kilometer, vanwaar ze per open vrachttrein naar concentratiekampen dieper in Duitsland werden vervoerd. Wie onderweg niet verder kon, werd doodgeschoten.
 

Uitgemergelde gevangenen

Toen het 60ste Leger van het Eerste Oekraïense Front op 27 januari Auschwitz bevrijdde, trof het in de drie kampen nog 6000 uitgemergelde gevangenen aan, die waren achtergelaten omdat ze te zwak waren om te lopen.
 

In januari 1945 joegen SS’ers duizenden uitgemergelde gevangenen in dodenmarsen naar Gleiwitz en Wodzislaw

De Silezische schrijver Horst Bienek heeft als veertienjarige jongen de stoet van de dodenmarsen door de straten van Gleiwitz zien strompelen. Hij beschrijft het in Reise in die Kindheit: ‘De hele stad sprak erover. De mensen stonden aan de straatkant en keken zwijgend toe. Het was het begin van de middag en het begon te sneeuwen. De Kapo’s sloegen met stokken op de gestreepten in. Aan de kop en aan het einde van de stoet liepen Duitse bewakers met machinegeweren. Ik ben dit beeld nooit kwijtgeraakt.’
 

Het leven in Birkenau

Drie maanden later arriveerde Lotte in Birkenau. Ze had geen idee wat zich nog maar zo kortgeleden op deze plek had afgespeeld. ‘Over de gaskamers hoorden wij pas na de oorlog. Ik wist ook niet waar Auschwitz lag. Toen ik thuiskwam, heb ik het op de kaart moeten opzoeken.’
 

’s Ochtends bij zonsopgang werden ze gewekt door een Poolse bewaker

Het was het begin van een monotoon kampleven. ’s Ochtends bij zonsopgang werden ze gewekt door een Poolse bewaker. Elke dag stond Lotte met ongeveer honderd mensen op appèl. Dat duurde lang. ‘Steeds opnieuw werd er afgeteld. Als het aantal niet klopte, haalden ze iemand van de straat.’ Lotte had één trainingspak en een paar gewone schoenen, die al snel zo kapot waren dat ze de zolen met draad moest vastbinden. Later liep ze op klompen. ‘Er lagen nog hopen klompen van de vroegere gevangenen. Mijn hielen waren helemaal veretterd.’

Elke ochtend liep Lotte in kleine colonnes onder bewaking van Russen met kalasjnikovs de zeven kilometer van Auschwitz-Birkenau naar de fabrieken van IG Farben. Onderweg voegden zich eindeloze rijen krijgsgevangenen bij hen. ‘Die colonnes kwamen overal vandaan. Zodra we stilstonden, ging ik op de grond liggen om uit te rusten.’ Praten kon ze niet met de Russen. Ze riepen: ‘Davaj, davaj, tovarisjtsj’ (‘Vooruit, vooruit, kameraad’). De tocht duurde ruim een uur en liep door onduidelijk industriegebied om het stadje Auschwitz heen.
 

Van Birkenau naar IG Farben

Het was de route die uitgeputte Joden, Polen en Russen uit het concentratiekamp in 1941 ook aflegden. Zij liepen dagelijks op en neer naar het gigantische fabrieksterrein, waar IG Farben met hulp van goedkope dwangarbeiders een enorme chemische fabriek voor de productie van synthetisch rubber en synthetische brandstof uit de grond stampte. De keuze was op Auschwitz gevallen omdat de geografische ligging geschikt was en omdat Opper-Silezië vooralsnog onbereikbaar was voor de geallieerde bommenwerpers.
 

Van Birkenau naar IG Farben was de route die gevangenen uit Auschwitz in 1941 ook aflegden

Maar de SS’ers vonden het heen-en-weerlopen van Birkenau naar IG Farben onpraktisch. Het was verspilling van kostbare tijd en energie, en een enorme logistieke operatie. Daarom was in oktober 1942 kamp Monowitz in gebruik genomen, dat pal tegen het fabrieksterrein aan was gebouwd. Het dorpje Monowitz moest ervoor wijken. Vanaf dat moment had IG Farben zijn eigen dwangarbeiderskamp. Hier zat de Italiaan Primo Levi, die overleefde en met Is dit een mens het beroemdste boek over Auschwitz schreef.

Het was niet eenvoudig om in de oorlog in Silezië voldoende arbeidskrachten te vinden voor de nieuwe fabriek. De spotgoedkope dwangarbeiders waren een uitkomst. Voor drie à vier Reichsmark per dag huurde IG Farben duizenden gevangenen van de SS, die de kosten droeg voor de huisvesting en voedselvoorziening.
 

Opnieuw IG Farben gebruiken

De SS was ervan uitgegaan dat Birkenau plaats zou bieden aan tienduizenden krijgsgevangenen uit de Sovjet-Unie, die in de fabrieken tewerkgesteld konden worden. Maar de oorlog in het oosten verliep niet zoals gepland en die krijgsgevangenen kwamen er niet. Dus deed de SS Joden en Polen in de aanbieding. Tussen 1941 en 1945 stierf ongeveer de helft van de 20.000 dwangarbeiders die bij IG Farben hebben gewerkt. Toen de Russen Monowitz in januari bevrijdden, was de fabriek van IG Farben nog grotendeels intact.

Na de oorlog werd Auschwitz weer Oświęcim, zoals het vóór de inval van de Duitsers in Polen had geheten. Polen wilde de chemische fabriek zo snel mogelijk weer in gebruik nemen. De kolen- en staalindustrie van Silezië was hard nodig om de economie weer aan de gang te krijgen.
 

Polen wilde de chemische fabriek zo snel mogelijk weer in gebruik nemen

Op 22 februari 1945 naastte de Poolse regering alle Duitse olieraffinaderijen en chemische fabrieken, inclusief IG Farben, schrijft de Poolse historicus Piotr Setkiewicz in zijn boek over de fabriek. Een team chemici uit Krakau arriveerde om de fabriek weer op te starten. Maar de pasbenoemde Poolse directeur Pawlikowski kreeg te horen dat het Rode Leger de fabriek had overgenomen om het bedrijf te ontmantelen en machines en waardevolle onderdelen als schadeloosstelling voor de oorlog naar Rusland af te voeren. Voor dit werk werd mijn tante Lotte met haar stadsgenoten ingezet.

Van maart tot september 1945 zaten in Auschwitz 20.000 à 30.000 Sileziërs vast. Het waren grotendeels mensen die toevallig op straat werden opgepakt of bijvoorbeeld waren aangegeven door hun buren. Of ze lid waren geweest van de NSDAP, gediend hadden in de Wehrmacht of nazisympathieën hadden gehad, werd niet uitgezocht. ‘Niemand was geïnteresseerd in de details. De Russen hadden gewoon arbeidskrachten nodig,’ aldus Setkiewicz.
 

Demonteren van de machines

Het kamp werd gerund door de NKVD, de Russische veiligheidsdienst. De vrouwen zaten in Birkenau, de mannen – meest Duitse krijgsgevangenen – twee kilometer verderop in het Stammlager van Auschwitz. Zij waren minder fortuinlijk. Volgens het Rode Kruis zijn er in de vier maanden dat Auschwitz in Russische handen was rond de duizend mensen omgekomen door hard werken, honger, mishandeling en ziekte.
 

Het werk van de dwangarbeiders bestond uit de demontage van machines in de fabriekshallen

Het werk van de dwangarbeiders uit Mikulczyce bestond uit de demontage van machines in de grote fabriekshallen. Gereedschap hadden ze nauwelijks tot hun beschikking. De machines zaten stevig verankerd in vloeren of tegelwanden. ‘We hadden geen hulpmiddelen,’ zegt Lotte. ‘Dus sloegen we twee gaten in die tegels en trokken daar een touw doorheen. Dan moesten we net zo lang aan dat touw trekken tot de tegels loslieten. Het was waanzin!’

Enorme hoeveelheden bouwmateriaal, grote schroeven en ijzeren staven moesten worden geolied en in kisten verpakt. In de talloze laboratoria van de fabriek werden glazen flessen en reageerbuisjes ingepakt. Al die kisten moesten op goederenwagons worden geladen. ‘Ik ben er zeker van dat er ergens in Siberië nog een heel grote berg oud roest ligt, want wat wij daar uit elkaar hebben gehaald kon met geen mogelijkheid meer in elkaar worden gezet,’ zegt Lotte. Zelfs de dikke gasbuizen van de fabriek, die twee, drie meter onder de grond liepen, werden opgegraven, gedemonteerd en opgeladen.
 

Ervaringen van Lotte

Op een dag stond Lotte in een diepe kuil om een van die buizen vrij te leggen, toen de wand instortte en de aarden wal over haar heen viel. ‘Mijn hoofd stak nog net boven het zand uit. Een van de Russische bewakers nam een schop en heeft me uitgegraven. Die Rus heeft me het leven gered.’ Maar de Russen waren niet altijd zo behulpzaam. In het kamp zat een jongen van Lottes leeftijd die telkens maar weer probeerde te ontvluchten. ‘Toen ze hem voor de derde keer hadden gepakt, hebben ze hem zo lang met hun geweerkolven geslagen tot hij dood was. Iedereen moest toekijken.’ Het was bedoeld als waarschuwing voor weglopers. Lotte was tot haar geluk op dat moment ergens anders in het kamp.
 

Het eten in het kamp was beroerd

De barak van Lotte in Birkenau stond pal naast het onderkomen van de Russische soldaten. Je kon door een knoestgat in de planken naar binnen kijken. De Russen hebben haar met geen vinger aangeraakt. ‘Het verhaal ging wel dat ze meisjes ophaalden in andere barakken.’ Lotte denkt dat de Russen hun buurmeisjes met rust lieten omdat ze te dichtbij zaten. Onder het oog van hun superieuren durfden ze hen niet lastig te vallen.

Het eten in het kamp was beroerd. ’s Morgens kregen de arbeiders bruine bouillon met kleine erwtjes. ’s Middags werden ze op het terrein van IG Farben gevoerd met behulp van Gulash Kanone, militaire veldkeukens op wielen. Uit grote ketels kregen ze een stoofpot in hun eetblikken geschept, die bestond uit een brouwsel van groene lever en ranzig spek. ‘Het stonk als de hel en was nauwelijks te eten.’ Per dag had iedereen recht op een blok brood, dat zwart was als Kommissbrot (soldatenbrood) en naar petroleum rook. ‘Het was vochtig, zwaar en vies, alsof er zaagsel in verwerkt zat.’ Na een dag was het beschimmeld. Een enkele keer kreeg Lotte een extra aardappel toegestopt door een vrouw uit Mikulczyce, die in de kampkeuken werkte. De dwangarbeiders vielen zienderogen af.
 

Weersomstandigheden in Birkenau

De hete Silezische zomers kenden plotseling, hevig onweer met felle regenbuien. In een oogwenk veranderde de leemgrond in het kamp en op het fabrieksterrein in een modderpoel. Om zich daartegen te beschermen kregen de gevangenen zakken uitgereikt die bedekt waren met een laagje plastic. In het moerassige gebied rond Auschwitz gedijde de malariamug.
 

In een oogwenk veranderde de grond in het kamp en op het terrein in een modderpoel

De barakken hadden twintig, dertig bedden. Er was één emmer om je behoefte op te doen en één teil om je ’s ochtends in te wassen. Algauw zaten de gevangenen onder de vlooien en luizen. Een douche heeft Lotte al die vier maanden niet gezien. Van eind april tot eind juli werkte ze ononderbroken, van zonsopgang tot zonsondergang. ‘We vielen overal in slaap – op tafels, op magazijnstellingen. We waren kapot.’

Op een morgen kon Lotte niet meer opstaan. Ze had hoge koorts en was knalrood. Ze had zware angina. In de ziekenbarak gaf een Russische arts haar pillen tegen de keelpijn. Een week lang kon ze geen hap door haar keel krijgen. ‘Ook dat heb ik doorstaan.’
 

De bevrijding bleef uit

Op 9 mei vlogen er een heleboel vliegtuigen over het kamp. Godzijdank, dacht Lotte. De oorlog was voorbij. De gevangenen kregen leverworst en wittebrood. Ze hoorden dat de Duitsers hadden gecapituleerd. ‘We hoopten dat de Amerikanen ons zouden komen bevrijden. Maar er gebeurde niks.’

De Poolse overheid protesteerde intussen in Moskou krachtig tegen de diefstal van wat inmiddels Pools staatsbezit was. Op 26 juni kregen de Polen van de Russische vicepremier Georgi Malenkov de verzekering dat er een einde zou komen aan de ontmanteling van de fabrieken. IG Farben zou aan de Polen worden overgedragen. Pawlikowski, de nieuwe Poolse directeur van de fabriek, werd in Auschwitz vriendelijk ontvangen door een Russische kolonel van de Trofee-afdeling van het Rode Leger, schrijft de Poolse historicus Setkiewicz.
 

‘We hoopten dat de Amerikanen ons zouden komen bevrijden. Maar er gebeurde niks’

Intussen moest Pawlikowski machteloos constateren dat nog steeds treinstellen vol met machineonderdelen en bouwmateriaal bij nacht en ontij het fabrieksterrein af werden gereden. In totaal zou het Rode Leger 300.000 ton aan materiaal van IG Farben hebben weggehaald. Pas op 1 september kregen de Polen het fabrieksterrein officieel in bezit. Op de restanten van IG Farben ontstond de Poolse chemische fabriek Zakłady Chemiczne Oświęcim.

Na drie maanden Auschwitz mocht mijn tante Lotte op een ochtend eind juli na het appèl in een vrachtwagen stappen. Iedereen was blij: we gaan naar huis! Maar de vrachtwagens reden naar Blechhammer, ten westen van Gleiwitz. Daar zou ze nog een maand tewerk worden gesteld. Ook Blechhammer was een chemische fabriek met een werkkamp dat in de oorlog onder Auschwitz ressorteerde.
 

Eindelijk naar huis

Opnieuw moesten de Duitse dwangarbeiders apparatuur ontmantelen. De groep hier was veel kleiner dan in Birkenau. Het ging maar om ongeveer tweehonderd mensen. De sfeer was ook niet meer zo bedrukkend. De meesten hadden intussen hun naasten op de hoogte kunnen stellen. Familieleden kwamen naar het kamp om over het prikkeldraad eten aan te reiken. Ook opa had van iemand gehoord waar Lotte terecht was gekomen.
 

Op 23 augustus kregen de Duitsers te horen dat ze naar huis konden gaan

Op een dag maakten de dwangarbeiders in Blechhammer een vuurtje om wat eten te koken. Door de hitte van het vuur explodeerde een thermosfles. Het kokende water stroomde over Lottes benen. Haar huid hing er in flarden bij. ‘Verband of medicijnen hadden we niet. Ik heb de wonden zo goed en zo kwaad als het ging met wc-papier verbonden. Ook dat genas uiteindelijk wel weer. Je hebt geen idee wat een mens kan uithouden.’

Op 23 augustus kregen de Duitsers te horen dat ze naar huis konden gaan. Ze hadden hun vrijlating te danken aan de protesten van de Poolse regering. Iedereen pakte zijn boeltje bij elkaar en smeerde ’m. Lotte sloot zich aan bij een paar andere mensen uit Mikulczyce, want ze wist niet waar ze was. ‘We zijn meteen op pad gegaan. We hadden een vrijgeleide bij ons, een vodje papier waarop in het Russisch stond dat we waren vrijgelaten.’
 

De dwangarbeid overleefd

Toen de duisternis viel, kropen de dwangarbeiders tegen elkaar aan op een weiland om uit te rusten en te slapen. De volgende ochtend kreeg Lotte een stekende pijn in haar benen. Er was niets te zien, maar ze kon bijna geen stap meer zetten. Ze sleepte zich voort. ‘Ik dacht dat ik verlamd aan het raken was.’ Later bleek dat haar benen waren aangetast door diepe pijnlijke etterbuilen, die na haar thuiskomst zouden openbarsten. Ze liep nog weken rond met haar benen in het verband.
 

Na die vier maanden dwangarbeid was Lotte vel over been

Onderweg gaf een boerin in een dorp het zootje ongeregeld een snee zelfgebakken brood. ‘Dat was het lekkerste wat ik ooit in mijn leven heb gegeten. Het was een godsgeschenk.’ Lotte was altijd al een mager meisje geweest. Na die vier maanden dwangarbeid was ze vel over been. ‘Toen ik thuiskwam, was ik een streep in het landschap.’

In twee dagen liep Lotte met haar lotgenoten de 40 kilometer van Blechhammer naar huis. In Mikulczyce aangekomen, ging ze achterom naar de achtertuin en klopte aan. Haar vader deed open. Even dacht ze dat hij zou flauwvallen. Ze had haar vader maar één keer in haar leven zien huilen – toen zijn vader stierf. ‘Bij mijn terugkomst zag ik hem voor de tweede keer in tranen.’
 

Serie

Vier schrijvers van literaire non-fictie bij uitgeverij Atlas publiceerden in Historisch Nieuwsblad, vooruitlopend op een nieuw boek. Marja Vuijsje schreef in het over haar Joodse familie vóór de Tweede Wereldoorlog en Steffie van den Oord schreef over het bewogen leven van Hélène Kibitz. Geert Mak schreef over Custer’s Last Stand en de strijd tegen de indianen in Noord-Amerika. Laura Starink sloot de serie af met een artikel over de lotgevallen van haar Duitse familie net na de Tweede Wereldoorlog.
 

Duitse wortels

Dit artikel komt uit Duitse wortels van Laura Starink (1954, voormalig journalist bij NRC Handelsblad). Starink beschrijft hoe haar moeder, tantes en oom opgroeiden in nazi-Duitsland, en hoe 11 miljoen Duitsers na de oorlog met geweld werden verdreven uit Midden-Europa. Starinks moeder en haar broer en zussen moesten zonder ouders zien te overleven.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.