Rond 105 v.Chr. bezorgden Germanen de Romeinen een collectief trauma, dat vijf eeuwen lang zou blijven opspelen.
Eind tweede eeuw voor Christus leden de Romeinen enkele nederlagen tegen de noordelijke Cimbri en Teutones. Dramatische verslagen hiervan hielden de angst voor volkeren uit het noorden een half millennium lang levend, en geschikt voor politiek gebruik.
Romeinen bewaarden vooral dramatische herinneringen aan de gebeurtenissen bij Arausio (het huidige Orange), waar ze twee keer vlak achter elkaar werden verslagen. Volgens geschiedschrijvers sidderde de hele Romeinse staat daarna van angst en stond het rijk aan de rand van de afgrond. Dat was overdreven, maar de paniekverhalen illustreren de aanhoudende vrees voor de Germanen.
Deze angstige herinneringen werden nog eeuwenlang politiek uitgebuit. Door Julius Caesar bijvoorbeeld, die ruim een halve eeuw later zijn eigen successen tegen de Helvetii – ook betrokken bij de eerder conflicten – overdreven groots afschilderde. Hij suggereerde dat zij even geduchte vijanden waren als de tegenstanders in het jaar 105 en verhoogde zo zijn eigen status.
In later eeuwen verwezen de Romeinen liever naar het succesvolle einde van het conflict met de Cimbri en Teutones, toen consul Marius overwinningen boekte. In die latere tijd luidde de boodschap: ook als alles mis lijkt te gaan, zullen de Romeinen nog winnen.
Bron: Bernt Kerremans, Terror Germanicus; Germanendreiging en memoria in de late Romeinse Republiek en de Keizertijd (Proefschrift Radboud Universiteit)
Kader: Nauwelijks menselijk
De Romeinen stelden de Cimbri en Teutones graag afschrikwekkend voor. In de tweede eeuw deed de Macedoniër Polyaenus mee aan die trend toen hij schreef:
Toen de Cimbri en Teutones, volkeren woest in hun gedragingen, van immense afmeting, met afschuwwekkende aangezichten en sprekend in een taal die nauwelijks menselijk is, Italië waren binnendrongen, wilde Marius aanvankelijk de militaire confrontatie vermijden.
Kader: Hoopgevend voorbeeld
In de vierde eeuw bedreigden Visigoten het Romeinse Rijk. Dichter Claudius Claudianus hoopte op een goede afloop, net als na de nederlagen tegen de Teutones en Cimbri, van wie de laatsten zelfs Italië waren binnengedrongen. Toen had Marius Rome de uiteindelijke overwinning bezorgd, en nu zou generaal Stilicho hetzelfde doen:
Want eerder werd al in die streek
volledig wraak genomen door beledigde Romeinen:
een storm van Cimbri, opgejaagd uit de moerassen van
de verre oceaan, wrong zich een doortocht door de Alpen,
maar sneuvelde in deze velden. Laat hier binnenkort
ons nageslacht de resten van twéé volkeren herdenken,
laat hier één zegeteken met een dubbel opschrift staan:
Hier drukt Romeinse grond op Cimbri en geduchte Goten,
geknecht door grote leiders, Stilicho en Marius.
O dwaze volkeren, leer dat u Rome nooit moet tarten.
Dit artikel is exclusief voor abonnees