China pakt minderheid keihard aan.
Twintig jaar werkte historicus Lhamjab Borjigin aan een verzameling getuigenissen van Mongoolse gevangenen tijdens de Chinese Culturele Revolutie in de jaren zestig. In 2006 publiceerde hij deze studie over wat hij een ‘genocide’ noemt. Als specialist in oral history probeert Borjigin een stem te geven aan de etnische Mongolen, die tijdens de revolutie vaak werden gearresteerd, gemarteld en gedood.
Onlangs werd het boek ook als audiobestand beschikbaar gemaakt en bereikte het veel meer mensen, zowel in Mongolië als in de autonome Chinese regio Binnen-Mongolië. Dit tot grote ergernis van de Partij. Borjigin behoort namelijk tot de Mongoolse minderheid in een gebied dat de Chinezen ‘Binnen-Mongolië’ en de Mongolen ‘Zuid-Mongolië’ noemen. In deze regio voert de Volksrepubliek een politiek die de Mongolen zowel cultureel als economisch marginaliseert. Zo zijn er wetten die het de Mongolen verbieden hun traditionele nomadische herderscultuur uit te dragen.
Vorig jaar al namen de autoriteiten Borjigin in hechtenis, en in april werd hij opnieuw gearresteerd. Hij kreeg een oneerlijk proces achter gesloten deuren, zonder tolk en zonder advocaat. Volgens UNPO, de VN-organisatie ter bescherming van niet-gerepresenteerde volkeren, is de intimidatie van Borjigin onderdeel van een recentelijk meer systematische campagne tegen de Mongoolse mensenrechtenactivisten.
Dit artikel is exclusief voor abonnees