Home EEUWELINGEN. LEVENSVERHALEN VAN HONDERDJARIGEN IN NEDERLAND door Steffie van den Oord

EEUWELINGEN. LEVENSVERHALEN VAN HONDERDJARIGEN IN NEDERLAND door Steffie van den Oord

  • Gepubliceerd op: 5 juli 2002
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Marchien den Hertog

Wás vroeger alles beter?

        Nee, zegt Marinus van der Goes van Naters (1900), die mobiel wordt gebeld door zijn zestig jaar jongere vriendin. Nee, meent ook Gerard Timmermans (1896), die twijfelt over een abonnement op internet.
        Ja, vinden de meeste honderjarigen die Steffie van den Oord interviewde voor haar boek Eeuwelingen. ‘De mensen waren gelukkiger in die tijd: ze liepen met een blij gezicht rond.’‘Ik vind een vrouw in een broek nog steeds geen gezicht.’ ‘De Beatles en de oorlog hebben alles veranderd. En toen die seks kwam werd het nog erger.’ ‘Ik zit alweer in mijn derde eeuw en ik verwacht er weinig goeds van’
        Stemrecht voor vrouwen, de auto en tandenpoetsen, dat zijn wel verworvenheden van de vorige eeuw. Hoogtepunt voor veel eeuwelingen is de AOW van Drees. Velen leden bittere armoede en moesten al als kinderen aan het werk, maar zelfs degenen die doorwerkten tot hun zeventigste genieten nu al dertig jaar van hun pensioen.
        Hun ervaringen vormen een kleine geschiedenis van de twintigste eeuw, althans de eerste helft ervan. Zo vanaf de Tweede Wereldoorlog laat het geheugen van de honderdjarigen hen in de steek. Daarom lezen we vooral over die eerste oorlog, over Spaanse Griep, crisis, zelfs over de schoolstrijd. We horen over uitgestorven beroepen – de brikkebrakker, antieke gewoontes – leren stofzuigen op de stofzuigerschool, en archaïsche toestanden – ‘Kijk eens Nellie, we rijden zèstig kilometer per uur’; ‘In betrekking kreeg ik alleen een bordje pap. ’s Avonds gaf mijn moeder me nog wat stamppot op de boterham.’; ‘Ik heb vijf kinderen maar nog nooit een naakte vrouw gezien.’
        Parels van anekdotes, maar dat is tegelijk een klein nadeel van het boek. Dit zijn – letterlijk – verdichte mensenlevens, en de nadruk ligt op wat ánders was. Dat, samen met het taalgebruik van de eeuwelingen dat door de auteur soms hinderlijk letterlijk wordt opgeschreven – Witte wat het is: ik pas mun eigen gewoon aan. Dan hèdde het overal goed – maakt de serie portretten weliswaar liefdevol, maar ook een tikkeltje neerbuigend: Wat schattig, die oude besjes.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.