De top van NS waarschuwt dat treinreizigers dit najaar rekening moeten houden met een grote hoeveelheid problemen op het spoor. Zolang als er treinen door Nederland rijden, zolang klagen reizigers al over de organisatie van het spoornetwerk en de punctualiteit van machinisten. Spoorweghistoricus Guus Veenendaal vertelt dat de eerste treinreizigers onophoudelijk mopperden over vertragingen, onbeleefd personeel en overvolle coupés.
Hoe reageerden Nederlanders in de negentiende eeuw op de eerste treinen?
‘Reizigers waren vrij snel overtuigd van de voordelen van de trein. Een afstand waar je met de trekschuit anderhalf uur over deed, legde je nu in twintig minuten af. Maar de elite klaagde wel dat de treinen vies en lawaaierig waren en dat ze met mensen van lagere standen in dezelfde trein moesten zitten. Sommigen vonden het reizen met de trein ook te gevaarlijk. De eerste stoomlocomotieven gebruikten bruinkool als brandstof, omdat dat geen rook gaf. Maar het gaf wel vonken. De zijkanten van de rijtuigen waren open, dus er werd nogal eens wat kleding beschadigd.’
Meer historische context bij het nieuws? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.
Klaagden reizigers ook over vertragingen?
‘Zeker. Tot 1914 had Nederland verschillende spoorwegmaatschappijen die elkaar beconcurreerden. Wie bijvoorbeeld van Amsterdam naar Groningen wilde reizen, moest daarvoor overstappen op meerdere maatschappijen. Die streefden er wel naar om de dienstregeling op elkaar af te stemmen, maar in de praktijk ging dat vaak mis. Als de ene machinist vertraging had, vertrok de andere gewoon.
Net als de laatste jaren zorgden weersomstandigheden ook voor veel vertraging en uitval. Bij zandverstuivingen werd het spoor soms volledig bedekt door los zand. En er waren geregeld overstromingen waardoor de dienst werd gestaakt.’
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Konden gedupeerden in de negentiende eeuw al hun beklag doen bij reizigersorganisaties?
‘Die bestonden nog niet, maar in 1859 werd wel de Raad van Toezicht op de Spoorwegdiensten opgericht. Tot 1941 moest er op ieder station een officieel klachtenboekje liggen, waarin reizigers hun bezwaren mochten opschrijven. De stationschef was verplicht om reizigers daarop te wijzen en moest ervoor zorgen dat er altijd een pen en genoeg inkt aanwezig waren. De Raad van Toezicht verzamelde die klachtenboekjes en gebruikte die om de minister van Waterstaat te adviseren over maatregelen.’
Wat schreven reizigers zoal op?
‘Een groot deel van de klachten ging over verkeerde aansluitingen, maar er stonden ook veel flutzaken in, over onbeleefd personeel bijvoorbeeld. Sommigen mopperden over het gebrek aan rookafdelingen − of schreven juist dat er te weinig rookvrije rijtuigen waren. De eerste treinen hadden ook geen wc, dus konden reizigers die nodig moesten snel even uitstappen op een tussenstation. Maar in de boekjes staat dat de trein geregeld weer zonder hen vertrok.
Er werd ook eindeloos geklaagd over te warme of te koude koffie in de stationswachtkamer. Vrouwen schreven dat er niet genoeg damescoupés waren, of dat mannen stiekem in een damescoupé reisden. Het gebrek aan ruimte in de trein was sowieso een grote ergernis, net als nu.’
Was het in Nederland slechter geregeld dan in het buitenland?
‘Nederland behoorde tot de middenmoot. In Oost-Europa was het spoorwegnetwerk bijvoorbeeld een stuk slechter. In Groot-Brittannië reden de treinen wel preciezer, maar ook daar klaagden reizigers dat de treinen van verschillende spoorwegmaatschappijen niet goed op elkaar aansloten.’
Guus Veenendaal is historicus en was als wetenschappelijk medewerker verbonden aan het Huygens Instituut. Hij schreef een aantal boeken over de Nederlandse en Amerikaanse spoorwegen, waaronder Spoorwegen in Nederland van 1834 tot nu (2004), Het Grote Spoor Boek (2014) en De spoorwegen in Nederlands-Indië (2020).