Home Een weldadig kopje thee

Een weldadig kopje thee

  • Gepubliceerd op: 24 september 2020
  • Laatste update 13 okt 2022
  • Auteur:
    Annegreet van Bergen
Een weldadig kopje thee

Mierzoete thee hield arbeiders tijdens de Industriële Revolutie op de been. Maar dat niet alleen. Thee zorgde ook voor belangrijke innovaties, zo constateert Annegreet van Bergen.

Thee is een van de koloniale producten die het aanzicht van de wereld hebben veranderd. Net als koffie, cacao, suiker en tabak was thee in de zeventiende eeuw spiksplinternieuw in Europa. Nadat eerst alleen een kleine elite zich thee kon veroorloven, werd het in de loop van de achttiende eeuw een allemansdrank. Zeker in Engeland. Toch dronken Nederlanders eerder thee. Al in 1610 bracht de VOC vanuit de Oost thee mee naar Amsterdam. Pas rond 1650, toen Engelse kooplieden in Amsterdam gekochte thee meenamen naar Londen, maakte Engeland er kennis mee. Op 25 september 1660 schreef Samuel Pepys in zijn dagboeken over een door hem genuttigde kop thee, ‘een drank die ik nog nooit eerder had gedronken’.

De East India Company ging zelf thee in China halen en importeerde in 1820 met 15.400 ton per jaar twintig keer zoveel als in 1720. Doordat thee goedkoper werd, kwam het binnen het bereik van de lagere standen. ‘Een verslaving aan dwaze gebruiken,’ aldus filantroop Jonas Hanway in 1757. Theedrinken vond hij zonde van de tijd en bovendien was het ‘onnatuurlijk’ voor mensen in een koud noordelijk klimaat. Met lede ogen zag hij dat bedienden en arbeiders liever thee dan brood hadden. Overigens werd er in 1710 in Engeland meer koffie dan thee gedronken, maar een halve eeuw later waren de bordjes verhangen.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

In Empire of Things vertelt Frank Trentmann hoe dat zo kwam. Terwijl tarwe en andere binnenlandse voedingsmiddelen steeds duurder werden, zorgde de overheid er door belastingmaatregelen voor dat thee goedkoper werd. Eerst werd de belasting verhoogd op koffie, waarvan de handel door de Fransen werd gedomineerd. Later werd belasting op thee en suiker verlaagd en dat was helemaal in lijn met de Engelse handelsbelangen. Volgens Trentmann is het aan de succesvolle lobby van West-Indische suikerhandelaren en de East India Company te danken dat thee met suiker een soort volksdrank werd. De calorieën van dit mierzoete goedje hielden arbeiders ten tijde van de Industriële Revolutie op de been en zorgden er zo indirect voor dat de lonen laag konden blijven.

Daarnaast heeft thee bijgedragen aan een belangrijke industriële innovatie. De elite wilde behalve thee ook theepotten en theekopjes hebben. Het door de East India Company geïmporteerde Chinese porselein was bij hen zeer gewild. Het was een in Europa zo goed als onbekende combinatie: verfijnd dankzij de weelderige decoraties, maar ook praktisch omdat het niet brak of barstte bij grote temperatuurschommelingen.

Wedgwood was een van de Europese fabrikanten die met succes het Chinese porselein gingen imiteren. Ook daar baanden Nederlanders indirect de weg. In zijn biografie van Josiah Wedgwood (1730-1795) vertelt Brian Dolan over de komst – eind zeventiende eeuw – van twee Nederlandse broers naar Londen. John Philip en David Elers bezochten daar bijeenkomsten van een wetenschappelijk genootschap, waar John Dwight vertelde over zijn succesvolle experimenten met een bepaald soort klei. Hij wist daar de kwaliteit van het Chinese porselein mee te evenaren. Dwight zag grote mogelijkheden en vroeg twee patenten aan ter bescherming van zijn uitvindingen. Maar die werden waardeloos.

De gebroeders Elers verhuisden naar Staffordshire, waar de bewuste klei in de grond zat. Ze huurden daar een oude pottenbakkerij en gingen aan de slag met de van Dwight gestolen informatie. Behalve een doofstomme knecht, een idiot, mocht niemand weten wat ze precies deden. Het lukte de broers inderdaad om matrode theepotten te maken die sterk leken op wat er uit China werd geïmporteerd. Maar het door hen aan Dwight ontfutselde geheim lag weldra op straat. De bedriegers werden bedrogen. De ‘idiot’ bleek helemaal niet doofstom te zijn, maar was een spion die zijn ogen en oren goed de kost had gegeven en Dwights geheim doorbriefde aan andere pottenbakkers.

Zij borduurden voort op het door Dwight ontwikkelde procedé. Onder hen was Aaron Wedgwood. Zijn opvolger Josiah realiseerde zich dat scheikundige experimenten hem konden leren om steeds beter glazuur te kunnen maken. ’s Avonds, wanneer het gewone werk erop zat, deed hij wel meer dan 400 van dergelijke experimenten. Die leidden uiteindelijk tot de productie van het befaamde whiteware, waarmee Wedgwood furore ging maken. Al doende werd het serviesgoed van Wedgwood en andere Europese fabrikanten zo gewild dat de East India Company in 1791 stopte met de grootscheepse invoer van porselein uit China.

Wedgwood werd niet alleen een uiterst succesvolle fabrikant, hij werd ook een invloedrijke pleitbezorger voor de aanleg van een stelsel van kanalen, later bestempeld als de ‘bloedvaten’ van de Industriële Revolutie. Ook dit kan indirect op het conto van de invoer van thee worden geschreven.

 

 

Dit artikel is gepubliceerd in Historisch Nieuwsblad 10-2020