Het is voortaan verboden om de Holocaust in het openbaar te vergoelijken, bagatelliseren of ontkennen. Dat kondigde demissionair minister van Justitie en Veiligheid Dilan Yeşilgöz-Zegerius (VVD) aan. Historicus en Duitslanddeskundige Willem Melching ziet het nut van dit verbod niet in. ‘Zo’n wet is niet te handhaven. Holocaustontkenners zullen een veroordeling bovendien zien als een vorm van martelaarschap.’
Melching: ‘Ik begrijp niet goed waarom minister Yesilgöz-Zegerius dit wil. Er is namelijk geen serieuze discussie over het bestaan van de Holocaust: iedereen die de gebeurtenis ontkent, maakt zichzelf totaal belachelijk. Maar die mensen moeten wel het recht hebben zichzelf belachelijk te maken.
Meer interviews lezen? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.
Bovendien is de kwestie van handhaving zeer ingewikkeld. Neem bijvoorbeeld het onderwijs. Helaas is het zo dat Holocaustontkenning ook in Nederlandse klaslokalen kan plaatsvinden, doordat leerlingen thuis neonazistische invloeden meekrijgen, of omdat ze horen dat de Holocaust een Israëlisch verzinsel is. Stel dat een leerling opstaat en beweert dat de Holocaust een verzinsel is, moet je dan de politie bellen?
Ik heb gelezen dat docenten zelfcensuur plegen en de Holocaust niet behandelen, omdat ze geen problemen willen met de schoolbesturen – die zoals gebruikelijk lafhartig reageren. Ik begrijp de goede bedoelingen achter een verbod wel, maar het slaat nergens op. Het geld dat nodig is om het verbod te handhaven kan beter worden besteed aan vakdidactiek.
‘Als een leerling beweert dat de Holocaust een verzinsel is, moet je dan de politie bellen?’
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Daarnaast bestaat het risico dat de mensen die de Holocaust blijven ontkennen zichzelf als martelaren gaan beschouwen. Die mensen plaatsen zichzelf nu al buiten elke beschaafde vorm van debat. Het bestaan van de Holocaust staat namelijk buiten kijf; de enige serieuze wetenschappelijke discussie gaat over het verloop, de methoden en de absolute aantallen slachtoffers.
En wat moeten we in het licht van dit verbod aan met gratuite vergelijkingen van de Holocaust met andere dingen? Het bagatelliseren ervan is nu ook strafbaar. Sommigen vergelijken het consumeren van vlees met de Holocaust en in de Verenigde Staten is de vergelijking met slavernij redelijk gangbaar. Van dat soort goedkope vergelijkingen wordt niemand beter, maar om ze per wet te verbieden gaat te ver.
De overheid heeft vaker de neiging om zich te bemoeien met zaken die in het wetenschappelijk domein of het publieke debat thuishoren. Zo bemoeide de Franse politiek zich met het officiële stempel van de Armeense genocide. De Franse senaat bepaalde bijvoorbeeld dat ontkenning van de Armeense genocide strafbaar was. Maar daar heb je geen wetten voor nodig; dat het ook in dit geval om genocide gaat wordt duidelijk na een wetenschappelijke discussie.
Ik ben een tegenstander van het verbieden van ontkenning, want de mensen die genocides ontkennen zullen dat toch wel blijven doen. Zij zullen niet van inzicht veranderen na het betalen van een boete of een paar maanden cel. Je moet juist in debat blijven gaan met ontkenners, en proberen ze te overtuigen om hier serieuze studies over te lezen. Studenten vroegen wel eens aan mij hoe je met Holocaustontkenners moest omgaan. Ik raadde dan twee boeken aan: een telefoonboek van Amsterdam uit 1939 en een uit 1947. Dan konden ze zelf een redelijke conclusie trekken.
De gemiddelde Nederlander is volwassen genoeg om te begrijpen dat iemand die de Holocaust ontkent niet goed bij zijn hoofd is. En we moeten de historische wetenschap niet onderschatten; die is mans genoeg om serieuze onderwerpen als de Holocaust te verduidelijken. Het beste wapen tegen ontkenning is en blijft het onderwijs. We kunnen beter meer investeren in goede scholing dan in strafrechtelijke oplossingen, die toch niet uitvoerbaar zijn.’