Eberhard van der Laan, die naast het burgemeesterschap van Amsterdam een bundel publiceert met kloeke essays over Rembrandt, P.C. Hooft, Multatuli, Berlage, Willem Frederik Hermans, Johan Cruijff en andere beroemde Amsterdammers. En vervolgens literaire avonden houdt in De Balie en bij Athenaeum. Er is tegenwoordig veel mogelijk in de Nederlandse politiek, maar dit is moeilijk voorstelbaar.
In Londen is het anders. Daar heeft de vier jaar terug gekozen burgemeester Boris Johnson in zijn vrije tijd de essaybundel Johnson’s Life of London geschreven, met de veelzeggende ondertitel The People Who Made the City That Made the World. Hij belicht daarin de levens van onder meer de Romeinse keizer Hadrianus, William Shakespeare, J.M.W. Turner, Lionel Rothschild, Florence Nightingale, Winston Churchill en Keith Richards, de gitarist van zijn lievelingsband, de Rolling Stones.
Het zijn niet allemaal geboren Londenaren – de auteur is het evenmin –, maar ze hebben wel een belangrijke rol gespeeld in de geschiedenis van de Britse hoofdstad. Waar mogelijk probeert Johnson een verband te leggen met het heden. Zo kreeg Willem de Veroveraar, de eerste Normandische koning van Engeland, Londense zakenlieden zover dat ze bruggen over de Theems financierden, waarna ze de tol zelf mochten houden. Dat was, zo schrijft Johnson, een middeleeuwse vorm van publiek-private samenwerking.
De essaybundel is door een recensent bestempeld als het langste verkiezingsmanifest uit de geschiedenis van de Britse politiek. Hoewel Johnson het verwijt kreeg een deeltijdburgemeester te zijn, leverde het boek hem extra aandacht op, temeer omdat zijn uitgever enkele literaire avonden organiseerde waarop hij sprak over zijn helden en over de geschiedenis van zijn stad. Tijdens een van die avonden werd hem gevraagd welk moment uit de Londense geschiedenis hij, reizend met de tijdmachine van Dr. Who, het liefst zou willen bezoeken.
Johnson antwoordde dat hij graag had willen aanschuiven aan de dinertafel waar John Wilkes en Samuel Johnson dronken, dineerden en discussieerden, de twee grote Londenaren – en rivalen – uit de tweede helft van de achttiende eeuw. Beiden komen voor in Johnsons essaybundel. Sterker: de titel is een knipoog naar zijn naamgenoot, met wie de burgemeester veel gemeen heeft: een indrukwekkende lichaamsbouw, een onverzorgd uiterlijk en gevoel voor humor. En een politieke overtuiging, niet te vergeten.
De essayist, lexicograaf en meester van de erudiete conversatie Johnson was een conservatief, die maatschappelijke ongelijkheid als onvermijdelijk beschouwde en zelfs wenselijk achtte als voorwaarde voor vooruitgang. Burgemeester Boris Johnson beschrijft hem als de grondlegger van het compassionate conservatism. Daarbij wijst hij op Dr. Johnsons steun – zowel geestelijk als materieel – aan minder bedeelden en op zijn naastenliefde voor een bijzondere bediende: Francis Barber, een voormalige slaaf van Jamaïcaanse komaf, aan wie hij zijn bezittingen naliet. Ook vocht Johnson voor het leven van een ter dood veroordeelde oplichter.
Wilkes toonde een onkarakteristiek ontzag voor de oudere Johnson. Waarschijnlijk was hij bevreesd voor diens imposante voorkomen en scherpe tong, want in politiek opzicht waren de twee tegenpolen. Journalist Wilkes was een hervormer. Boris Johnson bewondert Wilkes om diens moed, wilskracht en liefde voor democratie. Voor hem is Wilkes dé vader van de burgerlijke vrijheden. Ook Wilkes’ overtuiging dat het leven een komedie was waarin hij de hoofdrol vertolkte, moet Boris Johnson aanspreken.
Samuel Johnson en John Wilkes krijgen ieder een hoofdstuk in het boek London in the Eighteenth Century van de historicus Jerry White, als professor verbonden aan de Londense Birkbeck University. White beschrijft de geschiedenis van de Britse hoofdstad achterstevoren. Hij begon met een boek over twintigste-eeuws Londen, vervolgde met de negentiende eeuw en is nu aanbeland bij de eeuw waarin Londen één groot theaterstuk was, vol seks en geweld. Van alle eeuwen was dit de meest hedonistische, zoals de beroemde pentekening Gin Lane van William Hogarth laat zien.
White beschrijft Johnson als de grootste Londenaar van de eeuw, al is het maar vanwege de briljante encyclopedie die hij, ondanks zijn armoede, schreef met enkele welwillende assistenten. Aan een soortgelijk project werkten in Parijs tientallen academici. Nog steeds is het huis van Dr. Johnson een toeristische attractie. Willem Frederik Hermans poseerde er ooit rokend voor het achterplat van zijn boek Mandarijnen op zwavelzuur.
Johnson staat ook bekend om zijn gevatte en geestige opmerkingen, die zijn trouwe metgezel James Boswell optekende tijdens de vele uren die ze doorbrachten in de florerende koffiehuizen.
In het hoofdstuk ‘Samuel Johnson’s London’ beschrijft White de aantrekkingskracht die de groeiende stad had op mensen uit de provincie. Johnson studeerde in Oxford, maar halverwege zijn studie kon zijn vader, een boekhandelaar, de studiekosten niet meer betalen. Hij keerde beschaamd terug naar Staffordshire, waar hij besloot naar Londen te lopen om aldaar zijn genialiteit te ontplooien. Hij was een van de vele provincialen die Londen zagen als het beloofde land, zoals immigranten nu.
Whites hoofdstuk over Wilkes belicht vooral de democratiseringprocessen in de politiek, die plaatsvonden tegen de achtergrond van de door Wilkes gesteunde (en door Johnson verfoeide) onafhankelijkheidsstrijd van de Amerikanen, de Franse Revolutie en de antipaapse Gordon Riots op de straten van Londen. Met zijn strijd voor democratie probeerde einzelgänger Wilkes voort te borduren op de Glorious Revolution van 1688, waarvan koning George III de idealen ondermijnde. Wilkes was, zo schrijft White, de bliksemafleider van alle onvrede in Georgiaans Londen.
Het hedonisme van de achttiende eeuw bezorgde Londen de bijnaam ‘sekshoofdstad van de wereld’. Lustgevoelens trokken zich niets aan van klassenbewustzijn. Door de invloed die prostituees en maîtresses uitoefenden op machtige mannen fungeerde seks, zo toont White aan, als katalysator van de democratisering.
In dat licht is Wits and Wives. Dr Johnson in the Company of Women een aardige illustratie. Ondanks zijn weinig aantrekkelijke voorkomen, zijn onwelriekende lichaam en antivrouwelijke plaagstootjes oefende Johnson een grote aantrekkingskracht uit op vrouwen.
Johnson, op zijn beurt, waardeerde niet alleen bepaalde lichamelijke pleziertjes, maar ook de humor en wijsheden van de vrouwen om hem heen. Hij voelde zich, aldus Chisholm, in koffiehuizen in zijn element als een oude roddeltante. In een van die koffiehuizen werd indertijd The Spectator opgericht. Bij ’s werelds oudste weekblad maakte uitgerekend de hedendaagse Johnson faam als hoofdredacteur. De intellectueel-erotische sfeer op Johnsons burelen leidde toen tot een nieuwe bijnaam: The Sextator. Geen wonder dat Boris soms terugverlangt naar de achttiende eeuw.
Dit artikel is exclusief voor abonnees