Home Een erfenis voor de ‘verheffing den arbeidende klasse’

Een erfenis voor de ‘verheffing den arbeidende klasse’

  • Gepubliceerd op: 04 okt 2021
  • Update 11 okt 2021
  • Auteur:
    Rob van Oijen en Sophie Vries
Een erfenis voor de ‘verheffing den arbeidende klasse’

Hij moet het einde hebben voelen aankomen. Op 12 februari 1871 laat de ongeneeslijk zieke – en ongetrouwde – David Evekink in zijn testament opnemen dat hij 20.000 gulden nalaat aan de Spaarkas; een spaarrekening avant la lettre voor de minderbedeelden. ‘Te besteden uitsluitend ten nutte van den arbeidende stand te Zutphen.’ Een dag later overlijdt hij. Met het geld worden drie jaar na zijn dood de eerste arbeidershuisjes gebouwd. Het project groeit uit tot hét voorbeeld van goede sociale woningbouw in de stad.

Iets minder dan dertig procent van de woningen in Nederland valt op dit moment in de categorie sociale huur. Zo laten cijfers van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) zien. Zutphen doet het in dat opzicht erg goed. Met 32% – van de 22.000 woningen in totaal – kent de stad een naar verhouding hoog percentage sociale huurwoningen.

Evekink zou trots zijn geweest. Zijn schenking mag wel de basis van bovenstaande cijfers genoemd worden. Niet dat de houthandelaar ooit heeft kunnen weten hoe belangrijk zijn testament in die ontwikkeling zou kunnen zijn. Hij liet het aan het bestuur van de Spaarkas over hoe het geld besteed zou worden.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Begrijp het heden, begin bij het verleden: met HN Actueel leest u historische achtergronden bij het nieuws van vandaag. Nu de eerste maand voor maar 1,99.

Krotwoningen op het Prinsenhof, 1923.

De Spaarkas bestond op dat moment al bijna vijfentwintig jaar. Arme arbeiders verdienden over het algemeen in de zomer meer geld dan in de winter. In die lucratievere warme maanden legden ze geld in bij de Spaarkas. In de winter konden ze dan tegen inkoopprijs turf – voor de kachel – en levensmiddelen – zoals rundvet – kopen. Althans, dat was het idee.

Verpaupering

De oprichting van de Spaarkas paste in een bredere trend. Tussen 1845 en 1847 mislukten de aardappel- en graanoogsten. Tel daar een explosieve bevolkingsgroei bij op en het resultaat is een hevige economische crisis. Zware jaren voor heel Noord-Europa met opstanden en rellen in onder meer Napels, Berlijn, Wenen en ook Amsterdam. Het is de tijd waarin Marx en Engels het Communistisch manifest schrijven en de armoede toeneemt.

Krotten hadden geen toilet en voerden vervuild water af via een open goot

Zo ook in Zutphen, waar de – inmiddels voormalige – wijk de Polsbroek veranderde in een achterbuurt. Tot 1874 mocht er niet gebouwd worden buiten de stadsmuren, ondanks een enorme bevolkingsgroei (zeventig procent in de eerste helft van de negentiende eeuw). Grondeigenaren lieten de wijk volbouwen, het aantal krotten nam sterk toe. Het leverde huizen op zonder toilet. Vervuild water werd afgevoerd via een open goot. En de overheid verzaakte haar plicht tot controle.

Sociale onrust en de angst voor verpaupering brachten de mannen met geld in beweging. In Zutphen was dat een groep liberalen: een houthandelaar, een advocaat/politicus, een predikant, een smid, een loodgieter, een aannemer/metselaar en twee architecten. Een voor een belangrijke en invloedrijke mannen uit de stad die betrokken waren bij verschillende initiatieven om armoede te bestrijden. Waaronder de Spaarkas.

Verheffing

Al is bestrijden niet het goede woord. Het doel was armoedepreventie. De idealen van de Spaarkas waren gestoeld op het laissez-faire principe van het liberalisme; het algeheel vrijlaten op economisch en sociaal gebied. Geen liefdadigheid, maar opvoeding. Of in de woorden van toen: ‘de zedelijke verheffing den arbeidende klasse’. De armen moest worden geleerd om zuinig om te gaan met geld. Niet je hand ophouden, maar zelf sparen.

Er kwam alleen weinig van die ‘zedelijke verheffing’. Onvermogenden maakten vooral gebruik van de Spaarkas in slechte tijden. Van sparen in goede tijden was nagenoeg geen sprake. Tot teleurstelling van de bestuursleden, als je de jaarverslagen er op naslaat. Het is een verklaring voor het grote aantal wisselingen in het aantal deelnemers.

Erfenis

In 1861 trad de 27-jarige David Evekink toe tot het bestuur van de Spaarkas. Een jonge, succesvolle houthandelaar die zich het lot van de armen aantrok. Tien jaar lang zette hij zich – ondanks zijn ziekte – in voor de stichting.

Hij werd geboren uit het huwelijk van kassier Huibert Evekink en Aletta de Haas. Gegoede burgers binnen liberale kringen. Na hun overlijden – tussen 1868 en 1870 verloor hij beide ouders – erfde Evekink een deel van het familievermogen.

Evekink had al op jonge leeftijd gezondheidsproblemen. Hij miste veel vergaderingen van de Spaarkas. Enige tijd verbleef hij in Zwitserland, waarschijnlijk voor een behandeling voor tuberculose. Europeanen met geld konden daar op adem komen. De schone lucht in de Zwitserse bergen zouden een helende werking hebben.

In die jaren dicht hij aan de beste besteding van zijn erfenis. Het was hem meer dan duidelijk dat hij niet het eeuwige leven had. Daar kon ook de berglucht niets aan veranderen. Hij kon de Spaarkas een mooi bedrag achterlaten – omgerekend naar nu zo’n half miljoen euro -, maar waar zou het aan besteed moeten worden?

Het eerste afgeronde bouwcomplex aan de Davis Evekinkstraat/Berkelsingel.

Evekink wilde in eerste instantie dat het bedrag ten goede kwam aan de bouw van arbeiderswoningen. Dat idee liet hij echter los, omdat de Nederlandsche Maatschappij tot Bevordering van Nijverheid, departement Zutphen al plannen had voor de bouw van dat soort woningen.

Dat zijn – vrij te besteden – 20.000 gulden voor de Spaarkas toch naar de arbeidershuisjes ging, is niet zo verwonderlijk. Zeker niet als je kijkt naar de samenstelling van het bestuur van de Spaarkas, waarvan verschillende leden al betrokken waren bij volkshuisvesting. Plannen voor een volksgaarkeuken en een bad- en washuis gingen met het besluit definitief van tafel.

Sociale woningen

Elders in Nederland waren al voorbeelden te vinden van sociale woningbouwverenigingen. Zoals in Amsterdam, waar al in 1852 de Vereeniging ten behoeve der arbeidersklasse werd opgericht. Een idee van burgers om arbeiderswoningen te bouwen, verhuren en beheren zonder winstoogmerk. De overheid, in de ban van het liberalisme, deed immers niets aan de erbarmelijke omstandigheden in de verpauperde buurten van de hoofdstad.

Nationaal gezien waren de woningen van de Spaarkas niet vernieuwend, voor de stad wel.

Het project stelde de norm voor de latere bouwverenigingen

De bouw van de arbeiderswoningen ‘van’ Evekink was een mijlpaal in Zutphen. Het was het eerste initiatief in de stad om het probleem van de slechte woonomstandigheden van de armen op te lossen. Het project stelde bovendien de norm voor de bouwverenigingen die later volgden.

Het Ministerie van Oorlog gaf toestemming om de eerste huizen te bouwen op het vervallen bolwerk noordoostelijk van de stadsmuren, dat geen militaire functie meer had. Nu de Berkensingel en de David Evekinkstraat. Deze achttien woningen werden gebaseerd op arbeidershuisjes die al eerder in Arnhem waren verrezen: tweekamerwoningen, voor die tijd erg ruim en modern. En dat voor een huurprijs van 1,25 gulden per week.

Ruim en modern

De begane grond was verdeeld in twee vertrekken. In de ene helft werd geleefd, in de andere gepronkt. De voorkamer werd alleen gebruikt op zondag en bij speciale gelegenheden en was opgefleurd met de mooiste bezittingen van de bewoners. Op zolder was er ruimte om te slapen. Een luxe, want tot die tijd sliep de arbeider gewoon in de woonkamer. Er werden twee tweepersoonsledikanten voor kinderen geplaatst. Bovendien kreeg elk huis een eigen toilet, buitenshuis.

Ter vergelijking: de Polsbroek stond tot die tijd vol met eenkamerwoningen. Bij binnenkomst stapte je zo in het woon- en slaapvertrek. Tegen één van de wanden stonden twee bedsteden met daaronder een ondiep keldertje. Bewoond door ongeschoolde arbeiders en armen.

Die eerste rij nieuwe tweekamerwoningen werd opgesierd met een pontificaal opschrift: David Evekink’s Stichting 1873. Een creatie van de tekentafel die – bewust of niet – de naam Spaarkas op de achtergrond drukte. Vanaf dat moment stond de vereniging bekend als de David Evekink Stichting.

Een ‘Evekinkwoning’ kreeg je niet zomaar. Huurders moesten geld hebben ingelegd bij de Spaarkas. En hoe langer je al gespaard had, hoe eerder je in aanmerking kwam. Een commissie beoordeelde kanshebbers vervolgens op netheid en gezinsgrootte.

De huurprijs van 1,25 gulden was niet mals voor de arbeiders van toen. Onder andere timmermannen, metselaars, stoelenmakers, schildersknechten, tuinmannen, schoenmakers en wijnkopersknechten vonden er een nieuw thuis. Maar voor de armste arbeiders waren de woningen nog te hoog gegrepen.

 

Dit verhaal is afkomstig van Erfgoedcentrum Zutphen.

 

Meer lezen

Looper en H. Mes, Tot nut en zegen der arbeidende klasse (1988)

W.Th.W. Frijhoff, B. Looper et al., Geschiedenis van Zutphen (1989)

Van der Woud, Koninkrijk vol Sloppen. Achterbuurten en vuil in de negentiende eeuw (2012)

Harmsen, Van Spaarkas tot David Evekink Stichting en haar dochters: Kroniek van 140 jaar notulen 1848- 1988 (1988)

Familie Baneman

Op David Evekinkstraat 17 woonden Hendrika (1848) en Bernardus (1847) Baneman. Bernardus was meubelmaker bij Evert Wander Frederiks. Een vaste baan, dat wel, maar rijk werd hij er niet van. Rond 1870 verdiende een Zutphense houtbewerker elf cent per uur.

Hendrika was naaister – net zoals haar moeder en zus – en werkte voor Damesvereniging Dorcas; een gezelschap dat naaiwerk verschafte aan arme vrouwen. Met een deel van het loon konden de vrouwen kleding kopen tegen een lage prijs. Dankzij de huisbezoekjes van Dorcas, en de aantekeningen die daarbij werden gemaakt, weten we nu van het bestaan van de Banemans.

Hendrika en Bernardus kregen zes kinderen. Twee overleden er al op jonge leeftijd. Bernardus was lange tijd ernstig ziek, de exacte kwaal is onbekend. Op 48-jarige leeftijd overleed hij en liet zijn vrouw achter met vier kinderen. De jongste (een dochter) 11 jaar, de oudste (een zoon) 20 jaar. Hendrika zou het tot haar dood in 1910 financieel erg zwaar hebben.

Oorlog en crisis

Later zouden er nog veel meer woningen volgen. Ook in de twintigste eeuw. De stichting verloor in de jaren twintig haar toonaangevende positie in Zutphen, door de toename van het aantal bouwverenigingen. De Eerste Wereldoorlog – met als gevolg een stijging van de bouwkosten – en de crisis van de jaren dertig maakten het de David Evekink Stichting niet makkelijk.

Hoe mooi de bouw van de ‘huizen van Evekink’ ook is, de nieuwe arbeiderswoningen waren een druppel op een gloeiende plaat. Tot ver in de twintigste eeuw waren er krotwoningen te vinden in de Polsbroek. Net als in de rest van het land overigens, waar de sanering van slechte wijken zeer traag verliep.

Dat die eerste arbeiderswoningen in Zutphen nog overeind staan, mag een wonder heten. Zutphen werd flink getroffen in de Tweede Wereldoorlog, zo ook de Berkensingel en de David Evekinkstraat. Schade die door de hulp van de overheid kon worden hersteld.

Het paadje tussen de Berkelsingel en de David Evekinkstraat, 1923.

Dat neemt niet weg dat de huizen inmiddels sterk waren verouderd. Met inmiddels 75 jaar op de teller stonden ze bekend als de minst comfortabele woningen in de stad. Meerdere keren stonden  ze op de planning om gesloopt te worden. Protesten uit angst voor woningnood hielden dat decennia tegen. Totdat de woningen uiteindelijk in 1986 werden vernieuwd.

De David Evekink Exploitatie Stichting bestaat nog steeds. Ze beheert 272 voornamelijk negentiende-eeuwse woningen in Zutphen, waaronder het oudste complex aan de David Evekinkstraat.

 

Nieuwste berichten

Hongaars protest tegen de dam
Hongaars protest tegen de dam
Artikel

Hongaren gingen pas de straat op toen de Donau gevaar liep

Ondanks groeiende onvrede over het communistische systeem keken Hongaren in de jaren tachtig wel uit om in het openbaar kritiek te uiten. Pas toen de bouw van een waterkrachtcentrale de Donau bedreigde, kwam de bevolking in opstand.  In de jaren vijftig hadden Hongarije en Tsjecho-Slowakije het plan opgevat om een gigantische waterkrachtcentrale met dammen te...

Lees meer
Het zilvermeer in Bitterfeld is vervuild
Het zilvermeer in Bitterfeld is vervuild
Artikel

Oost-Duitsers reageerden geschokt op tv-beelden van smerige fabrieksstad

In de DDR was het anticommunistische verzet van de kerk nauw verbonden met de opkomst van de milieubeweging. Een heimelijk gefilmde televisiedocumentaire over een vieze fabrieksstad zette het Oost-Duitse milieuactivisme in één klap op de kaart.  Het grote publiek leerde de Oost-Duitse milieubeweging kennen toen in september 1988 de televisiedocumentaire Bitteres aus Bitterfeld op de...

Lees meer
Bulgaars protest tegen de milieuvervuiling in Ruse
Bulgaars protest tegen de milieuvervuiling in Ruse
Artikel

‘Geef ons schone lucht!’, scandeerden honderden boze Bulgaren

In Bulgarije was de milieubeweging de eerste protestbeweging die burgers tegen het communisme wist te mobiliseren. Moeders kwamen in opstand nadat hun kinderen flauwvielen door overwaaiende fabrieksgassen.  Op het centrale plein van het Bulgaarse provinciestadje Roese, niet ver van de Roemeense grens, stond op 23 september 1987 een groep jonge kinderen te wachten op hun...

Lees meer
Poolse demonstranten in 1980
Poolse demonstranten in 1980
Artikel

Kernramp gaf Poolse milieuactivisten een enorme populariteitsboost

De nucleaire ramp in Tsjernobyl bracht een kentering teweeg in Polen, waar al jaren een protestbeweging tegen het communistische regime sluimerde. Doordat het Sovjet-regime de ramp onder het tapijt wilde schuiven, verbeterde de reputatie van Poolse milieuactivisten. Hun verzet gaf ook andere Poolse protestbewegingen nieuw elan.   In 1980 was de vakbond c opgericht door havenarbeiders...

Lees meer