Geknield wacht de verliezende gladiator op de uitspraak. Even heeft het volk de macht en kan het beslissen over leven en dood. Een dappere strijder mag hopen op gratie, lafheid wordt bestraft met de dood. Er kunnen 50.000 mensen in het Colosseum in Rome. Voor vele Romeinen, proletariër of senator, is een bezoek aan de gladiatorenshows een aangenaam dagje uit.
Opening en opwarming
De stilte is voelbaar als de openingsceremonie begint. Vanuit de catacomben treedt een lange stoet de arena in. Vooraan lopen twee in toga geklede lictoren: dienaren van de organisator van de spelen, meestal de keizer. Over hun schouders dragen zij de fasces, de roedebundels, tekenen van de macht van hun meester. Achter hen lopen trompetters, gevolgd door twee personen: de een met een schrijftafel, die het publiek nadere informatie over de gevechten geeft, de ander met een olijftak voor de overwinnaar. En daarachter loopt de organisator, meestal een vertrouweling van de keizer, in toga, gevolgd door dienaren die schilden en helmen van de gladiatoren tonen. De rij wordt gesloten door de gladiatoren, in het Colosseum algauw een paar honderd man.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Als de processie onder luid applaus van de toeschouwers de arena heeft verlaten, begint de warming-up van de gladiatoren, door de Romeinen `voorspel’, prolusio, genoemd. Twee aan twee betreden de gladiatoren de arena en beginnen schijngevechten met houten wapens. Ze maken de spieren los en het publiek komt in de juiste stemming. Sommige vechters dragen een borstpantser, maar de meeste gladiatoren vechten met ontbloot bovenlijf of dragen een mouwloze tunica. De heroïsche naaktheid van het bovenlichaam verhoogt de aantrekkelijkheid van het gevecht. Op een signaal van de hoofdscheidsrechter verlaten de gladiatoren de arena weer en worden de echte wapens, de `scherpe ijzers’, ferra acuta, binnengedragen en officieel gekeurd.
De vechters zijn tegen elkaar opgewassen, en daardoor is de uitslag onvoorspelbaar
De keurmeesters moeten zeer uiteenlopende wapens inspecteren. De gladiatoren zijn specialisten, die meestal hun hele carrière met hetzelfde wapen vechten. De organisatoren kunnen verschillende combinaties inzetten: een thraex tegen een murmillo, een secutor of een ander type gladiator. De vechters zijn tegen elkaar opgewassen, en daardoor is de uitslag onvoorspelbaar.
Een spectaculair gevecht is er een tegen de retiarius, wiens wapenrusting er heel anders uitziet. Hij draagt geen helm, geen schild en geen beenplaten, en heeft beschermwindsels om zijn linker- in plaats van zijn rechterarm. Over zijn linkerschouder hangt een bronzen beschermingsplaat, die tot over de elleboog reikt. Verder is zijn lichaam onbeschermd. Zijn belangrijkste wapen is een rond wijdmazig werpnet met een diameter van vermoedelijk drie meter; in zijn andere hand draagt hij een drietand. Hij kan tegen elke andere gladiator worden ingezet. Het zijn altijd spannende gevechten, omdat de wild met het net zwaaiende retiarius van zijn tegenstander opperste concentratie vraagt. Als deze in het net verstrikt raakt, kan hij geen kant meer op.
Leven en dood
Als het eerste gladiatorenpaar de arena betreedt, speelt een orkestje ritmische, opzwepende muziek. De gladiatoren presenteren zich voor de keizerlijke loge. Hoe ze de keizer begroeten weten we niet. Veel mensen denken dat ze riepen: `Ave Caesar, morituri te salutamus – Gegroet, keizer, wij die gaan sterven groeten u.’ Maar die veronderstelling is slechts gebaseerd op één uitlating, van Suetonius. Hij vertelt dat 19.000 gevangenen tijdens een door keizer Claudius georganiseerd `zeegevecht’ op het Fucino-meer hem op deze manier zouden hebben begroet. Andere aanwijzingen ontbreken.
Ave Caesar, morituri te salutamus – Gegroet, keizer, wij die gaan sterven groeten u
Meteen als de gevechten beginnen laten de toeschouwers zich nadrukkelijk horen. Ze zijn zich ervan bewust dat er een moment kan komen waarop hun stem beslist over leven en dood. Maar voordat het zover is, vechten de gladiatoren hun strijd uit. Alle trucs die zij in hun lange training hebben geleerd, worden nu in praktijk gebracht: afwisselend aanvallen en verdedigen, schijnbewegingen, steken pareren en ontwijken, loeren op de kwetsbare lichaamsdelen van de tegenstander.
Spannende gevechten
Blind aanvallen staat gelijk aan zelfvernietiging, want de gladiatorenbaas heeft de twee gladiatoren juist aan elkaar gekoppeld omdat hij een spannend gevecht wil. Waarschijnlijk kennen de vechters elkaar, en elkaars sterke en zwakke punten. Ervaren veteranen worden slechts zelden gekoppeld aan jonge nieuwkomers. Maar soms heeft de gladiatorenbaas geen andere keus en moet hij een jeugdige onervaren vechter de ring in sturen tegen een oude rot. Meestal loopt het voor de jonge gladiator slecht af, maar niet altijd. Een graffito in Pompeii vertelt over Marcus Attilius, een onbekende in het circuit, die vocht tegen Hilarus, met veertien overwinningen op zijn naam. Attilius won, tot groot genoegen van keizer en publiek.
Meestal loopt het voor een jonge gladiator slecht af, maar niet altijd
Hoewel over de spelregels zo goed als niets bekend is, mogen we aannemen dat gladiatoren en publiek goed weten wat wel en niet geoorloofd is. Op afbeeldingen zien we herhaaldelijk een in tunica geklede scheidsrechter met een houten stok, die het gevecht nauwlettend volgt. Wellicht ziet hij erop toe dat een angstige gladiator binnen de duidelijk gemarkeerde krijtlijnen blijft en niet in paniek door de arena vlucht om aan de doodsteek door een superieure tegenstander te ontkomen. Hij grijpt in als de beide kemphanen door vermoeidheid de strijd verzaken en spoort hen aan tot grotere activiteit.
Beslissing van de strijd
Het is altijd weer de vraag hoe lang een gevecht gaat duren. Het einde kan snel komen als een van de strijders in de arena bezwijkt aan zijn verwondingen. Maar als de gladiatoren tegen elkaar opgewassen zijn en geen van beiden de overwinning kan forceren, kan een gevecht lang doorgaan. De toeschouwers vinden het prachtig; ze leven hartstochtelijk mee, kiezen partij en juichen hun favoriet toe. Als beide gladiatoren de uitputting nabij zijn zonder dat er een winnaar is, komt de scheidsrechter in actie en last een korte pauze in om de gladiatoren wat te laten drinken.
Valt er na de hervatting van de strijd nog geen beslissing, dan staakt hij de strijd. Hij richt zich tot de keizer en het publiek en vraagt om hun oordeel. Gladiatoren die dapper hebben gestreden krijgen beiden een eervolle aftocht. `Stantes missi – staand heengezonden’ is de officiële term. Gladiatoren zijn over het algemeen trots op onbesliste gevechten, want op grafinscripties worden die genoemd naast de behaalde overwinningen.
De meeste gevechten leveren een winnaar op
De meeste gevechten leveren wel een winnaar op. Het kan vermoeidheid zijn die een gladiator opbreekt; hij kan over iets struikelen of zijn verdediging verwaarlozen; een slag van een tegenstander kan hem uit zijn evenwicht brengen of ernstig verwonden – uiteindelijk slaat de balans naar een van beiden door. Het moment suprême waarop de overwinning gestalte krijgt en de verliezer de genadeslag moet incasseren of in opperste vertwijfeling op zijn knieën ligt, wachtend op de dood, is herhaaldelijk op mozaieken en reliëfs in beeld gebracht.
Gladiatoren zijn weliswaar getraind om een waardige dood te ondergaan, maar het is volstrekt begrijpelijk dat sommigen er in het aangezicht van de dood voor kiezen om genade te vragen. Als een verliezer door het laten zakken of wegwerpen van zijn zwaard of drietand te kennen geeft niet verder te vechten, komt de scheidsrechter tussenbeide en voorkomt dat de winnaar zijn weerloze tegenstander de genadeslag toebrengt. Daarop wendt hij zich tot de keizer en vraagt zijn oordeel. De keizer heeft natuurlijk de macht om zelf te beslissen en doet dat soms ook, maar meestal richt hij zich op zijn beurt tot het volk.
Het sterfmoment van een gladiator
Even neemt hij het volk serieus, even heeft het macht en kan het door gejuich of afkeurend gejoel zijn mening geven. Intussen wacht de verliezende gladiator, geknield, op de uitspraak. Een dappere strijder mag hopen op gratie. Hoort hij roepen: `Mitte! – Laat hem gaan!’, dan weet hij dat hij de arena levend mag verlaten en kan terugkeren naar zijn gladiatorenschool. De gladiator die de sympathie van het volk heeft verspeeld, weet welk lot hem wacht. De kreet `Iugula! -Keel hem!’ schalt door de arena. Is hij nog bij machte zijn ogen op de tribunes te richten, dan ziet hij dat de toeschouwers massaal het pollice verso- ofwel geheven-duimteken maken. Hun duimen gaan omhoog, niet omlaag, zoals vaak wordt gedacht.
Duimen gaan omhoog, niet omlaag, zoals vaak wordt gedacht
Het doodvonnnis van de gladiator is getekend. Er wordt van hem verwacht dat hij dapper de dood tegemoet gaat. Hij knielt neer, de handen op de rug of geklemd om de benen van zijn overwinnaar, buigt diep en wacht op de doodsteek in de nek of tussen de schouderbladen. Meestal doet hij zijn helm niet af, zodat zijn tegenstander de laatste blik van de stervende niet hoeft te zien. En terwijl hij volgens het Romeinse jargon `het ijzer ontvangt’, schreeuwt het volk: `Habet, hoc habet! – Hij heeft het!’
Gladiatorenprijs
De overwinnaar loopt na het gevecht naar de keizerlijke loge om zijn prijs – een olijftak en een geldbedrag, soms ook nog een lauwerkrans – in ontvangst te nemen. Hij maakt een buiging naar de keizer, zwaait naar het publiek en verlaat de arena onder een daverend applaus door de Porta Sanavivaria, `de Poort van Gezondheid en Leven’. Zijn marktwaarde is weer gestegen; organisatoren moeten nu een hogere prijs aan de gladiatorenbaas betalen om hem in hun shows te hebben.
De gladiator maakt een buiging naar de keizer, zwaait naar het publiek en verlaat de arena
De aftocht van de dode verliezer staat daarmee in fel contrast, hoe indrukwekkend het ritueel rond zijn tocht uit de arena ook is. Hij wordt op een met doeken omhangen baar door de Porta Libitinaria, de Poort van Libitina, godin van de dood en de begrafenis, naar buiten gedragen en overgebracht naar het spoliarium, een ruimte direct naast het amfitheater waar hij van zijn wapens wordt ontdaan. Om er zeker van te zijn dat hij echt dood is en niet de dood veinst om zo te overleven, wordt zijn keel doorgesneden.
Geschenken aan het volk
De gevechten gaan de hele middag door. Het ene paar is nog niet verdwenen of het volgende verschijnt alweer. Schrijvers in dienst van het Colosseum houden de gang van zaken bij. Achter de naam van de overwinnaar schrijven ze een V, afkorting voor vicit – `hij heeft overwonnen’. Achter de naam van de verliezer komt een M, de eerste letter van missus – `hij heeft de arena levend mogen verlaten’, of de P van periit – `hij is ten onder gegaan’. Wat de schrijvers waarschijnlijk niet kunnen noteren, maar wat fans van een gladiator later in graffiti hebben vereeuwigd, is de term missus periit – de gladiator is na een dapper gevecht op voorspraak van keizer en publiek aan de dood ontkomen, maar vervolgens alsnog aan zijn verwondingen bezweken.
Er is de keizer veel aan gelegen dat de toeschouwers na een dagje Colosseum met een tevreden gevoel huiswaarts keren. Maar evenzeer wil hij hun op het hart drukken dat hun stem in de arena niet betekent dat ze ook buiten de arena iets te zeggen hebben. In de wereld buiten het Colosseum gelden andere wetten; daar zijn ze weer van hem afhankelijk. Hij is hun patroon, hij is degene van wie hun materiële welstand afhangt.
Er is de keizer veel aan gelegen dat de toeschouwers met een tevreden gevoel weggaan
Aan het slot van een gladiatorenshow wordt het publiek daar door de keizer nog eens fijntjes op gewezen als hij allerlei geschenken onder het volk laat verdelen. Cassius Dio vertelt hoe hij dat doet: `Hij liet hoog vanuit het amfitheater houten balletjes de tribunes in werpen, waarop de naam van een artikel was gekrast. Dat kon voedsel zijn, een kledingstuk, een zilveren of zelfs een gouden vaas, een paard, een lastdier, vee of slaven. Wie zo’n balletje bemachtigde moest ermee naar de verantwoordelijke beambte gaan, van wie hij dan het aangegeven artikel kreeg.’
Het volk is er blij mee; elk extraatje is welkom. En de keizer weet dat zijn populariteit weer gestegen is en dat hij zich voor even geen zorgen hoeft te maken over de loyaliteit van zijn onderdanen. De verhoudingen zijn weer zoals ze horen te zijn. Zo eindigt een dagje Colosseum.
Fik Meijer is hoogleraar Oude Geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam. In 2003 publiceerde hij bij uitgeverij Athenaeum-Polak & Van Gennep ‘Gladiatoren. Volksvermaak in het Colosseum’.
Gladiator werd je niet zomaar
In 264 v.Chr. stierf in Rome de oud-consul Iunius Brutus Pera. Zijn zoons vonden dat hun vader een eervolle begrafenis had verdiend en lieten daarom drie paren gladiatoren – ten dode opgschreven slaven of krijgsgevangenen – op het Forum Boarium, de oude koeienmarkt, tegen elkaar duelleren. Het is de eerste keer dat in de bronnen melding wordt gemaakt van gladiatorengevechten in Rome.
Waarschijnlijk waren dergelijke gevechten ontstaan in Etrurië of Campanië en hebben de Romeinen ze aan het einde van de vierde eeuw voor Christus overgenomen. Eenmaal geïntroduceerd in Rome waren ze niet meer weg te denken bij de begrafenisriten voor belangrijke personen. Aristocratische families gebruikten gladiatorengevechten om voor een overleden verwant de overgang van de wereld van de levenden naar die van de doden te vergemakkelijken; eerder deden ze dat met mensenoffers. Tegelijkertijd konden ze zo hun eigen welvaart en macht etaleren. De lijkspelen waren privé-aangelegenheden, de staat was nog niet bij de organisatie betrokken.
Gladiatorenspelen werden nu tot onderdeel gemaakt van publieke spektakels
In de laatste twee eeuwen van de Romeinse republiek maakten de gladiatorenspelen een spectaculaire groei door. In 174 v.Chr. waren er bij de lijkspelen voor de vader van Titus Flamininus al 74 gladiatoren en in 62 v.Chr. liet Caesar meer dan 300 gladiatoren opdraven. De verbinding met begrafenissen werd in de volgende decennia steeds losser en verdween in 27 v.Chr. met het aantreden van Octavianus Augustus als alleenheerser geheel. Gladiatorenspelen werden nu aangewend voor een ander doel: de continuïteit van de staat, en werden tot onderdeel gemaakt van publieke spektakels.
Het Colosseum
Omdat de keizer zich er persoonlijk mee ging bemoeien, kwam er ook meer geld voor de shows beschikbaar, met het gevolg dat het programma omvangrijker en gevarieerder werd, met vele honderden gladiatoren. Shows duurden nu vaak enkele dagen, soms zelfs enkele weken, en hadden een vast programma. In de ochtenduren vochten wilde beesten tegen elkaar en werd er door speciaal opgeleide jagers jacht gemaakt op de meest uiteenlopende dieren; tijdens de middagpauze werden misdadigers en weggelopen slaven geëxecuteerd en ’s middags was het hoofdprogramma: de echte gladiatorengevechten.
Vanaf het jaar 80 n.Chr. beschikte Rome ook over een prachtige accommodatie: het Amphitheatrum Flavium, beter bekend als het Colosseum, waar tot het begin van de vijfde eeuw gladiatorenshows opgevoerd werden. Meer dan 50.000 mensen konden erin, en die waren er meestal ook.
Voor vele Romeinen, arm of rijk, proletariër of senator, werd `een dagje Colosseum’ een begrip
Voor vele Romeinen, arm of rijk, proletariër of senator, werd `een dagje Colosseum’ een begrip. Sommigen werden zo gegrepen door de sfeer in de arena dat ze zelf gladiator wilden worden en bereid waren dezelfde training te ondergaan als slaven en veroordeelde misdadigers. Niet alleen sterke mannen uit de lagere milieus meldden zich aan, ook zonen van senatoren kozen voor een – meestal tijdelijk – bestaan als gladiator. En zelfs keizers gingen de arena in. Keizer Commodus (180-192), met de bijnaam `Hercules de Jager’, trad zelfs met een zekere regelmaat op.
Gladiator werd je niet zomaar. Je werd opgeleid in een speciale gladiatorenschool, waarvan er in Rome vier waren, allemaal in de directe omgeving van het Colosseum. Daar kreeg de aspirant-gladiator een jarenlange training. Pas wanneer de gladiatorenbaas, die aan het hoofd stond van de school, en de trainer vonden dat een gladiator klaar was voor het zware werk, werd hij ingezet in echte gevechten. Sommigen verloren al in hun eerste gevecht het leven; de meesten leverden vijf tot tien gevechten voordat ze stierven. Slechts weinigen brachten het er levend af en konden na afloop van hun carrière gaan rentenieren.