Home Duif in oorlogstijd

Duif in oorlogstijd

  • Gepubliceerd op: 23 april 2020
  • Laatste update 28 mei 2020
  • Auteur:
    Annegreet van Bergen
Duif in oorlogstijd

Wie zijn postduiven niet slachtte, kon tijdens de Tweede Wereldoorlog drie maanden dwangarbeid krijgen. Later zelfs het vuurpeloton. Toch schrikten deze straffen niet iedereen af, ontdekte Annegreet van Bergen. In een schuur in Enschede zat prijswinnaar Hengeloos Jantje drie jaar ondergedoken.

Pas toen er een lichtblauwe luchtpostenvelop op de deurmat viel, wisten mijn ouders zeker dat hun jongste dochter (studente tropische plantenteelt in Wageningen) veilig in Nairobi was aangekomen. Er was toen al meer dan een week verstreken sinds ze haar op het vliegveld hadden uitgezwaaid. Al die tijd was het ‘geen bericht is goed bericht’ geweest.

Technisch gezien had mijn zusje vanuit Kenia kunnen bellen. Maar zoiets deed je niet. Dat was veel te duur. De telefoon was er alleen voor noodgevallen. Daarom had ze in de tien maanden dat ze voor haar stage in Kenia zat uitsluitend contact met ons via brieven, die we per luchtpost verstuurden.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Dit verhaal speelt in 1980, veertig jaar geleden. Veertig jaar daarvoor, kort na de capitulatie in mei 1940, eisten de Duitsers dat alle Nederlandse postduiven werden geslacht. Na felle protesten werd de maatregel aanvankelijk ingetrokken, maar in 1942 werd hij opnieuw ingevoerd. De straffen voor weigeraars waren niet mals: drie maanden dwangarbeid, later zelfs het vuurpeloton.

En zo kwam het dat Hengeloos Jantje drie jaar ondergedoken zat in een schuur in Enschede bij de opa van Peter. Hengeloos Jantje was een postduif. Peter (1954): ‘Die duif had vaak wedstrijden gewonnen. Mijn opa was er gek mee. Toen hij van de Duitsers geen postduiven meer mocht houden, heeft hij de meeste geslacht. Die zijn in de soep beland. Maar Hengeloos Jantje wilde hij niet kwijt. Mijn opa heeft zijn veren geknipt, een soort kunstmatige rui, waardoor de duif tijdelijk niet kon vliegen. Zo heeft Hengeloos Jantje in de schuur de oorlog overleefd. Hij is nog heel oud geworden.’

Een andere postduif, GI Joe, werd ook heel oud. Hij was achttien toen hij in 1961 in Detroit stierf. GI Joe was een van de ruim 50.000 (!) postduiven waarover het Amerikaanse leger in de Tweede Wereldoorlog beschikte. GI Joe heeft in 1943 het leven van zeker 1000 mensen gered. Dat gebeurde toen de Amerikanen een Italiaans dorp wilden bombarderen, zodat de Britten het makkelijker op de Duitsers zouden kunnen veroveren. Maar de Duitsers hadden zich al teruggetrokken en dus was een bombardement niet meer nodig. Toen het niet lukte om de Amerikanen via de radio te waarschuwen, kwam de postduif in actie: razendsnel bracht hij het bericht over naar zijn Amerikaanse legerbasis en was net op tijd om het bombardement tegen te houden.

Zoals mijn zusje ondanks de telefoon in 1980 terugviel op luchtpost, zo hebben postduiven in de Tweede Wereldoorlog, alle draadloze communicatie ten spijt, een grote rol bij de gevechtshandelingen gespeeld.

Op zijn website oorlogsduiven.nl geeft Heim Meijerink daar prachtige voorbeelden van. Zo was het voor Engelse torpedoboten die dicht onder de kust van Normandië opereerden niet veilig om hun radio te gebruiken. Daarom vlogen duiven met belangrijke informatie terug naar hun thuisbasis. Ook bij de landing op de kusten van Normandië in juni 1944 werden honderden goed afgerichte duiven gebruikt voor de communicatie met de legerleiding in Londen. Toen de geallieerden daarna delen van Frankrijk en België hadden bevrijd, vorderden ze honderden duivenhokken van de lokale duivenhouders. Hun duiven kregen een spoedtraining en gingen mee met het oprukkende front. Van daaruit werden ze gelost en brachten ze berichten over naar hun hokken, die onder militair toezicht waren geplaatst.

Dat postduiven nog maar zo kortgeleden een belangrijke militaire rol hebben gespeeld, is misschien verbazingwekkend. Maar nieuw was het allerminst. Oude Egyptenaren, de Romeinen, inwoners van de tijdens de Tachtigjarige Oorlog bezette steden Haarlem en Leiden – allemaal gebruikten ze ‘gevleugelde bodes’ voor hun berichtenverkeer. Bij zijn start als financieel persbureau maakte ook Reuters gebruik van postduiven. Informatie over de koersen op de aandelenbeurzen van Parijs en Berlijn werd grotendeels via de telegraaf overgebracht. Maar tussen Brussel en Aken werkte die niet en daarom vlogen er (tot 1851) postduiven op dat traject.

Nu is dat allemaal onvoorstelbaar. Postduiven zijn alleen nog hobbydieren, sinds 2017 in Nederland zelfs officieel immaterieel erfgoed. Duivenmelkers houden wedstrijden met wat ooit de ‘renpaardjes voor de arbeider’ werd genoemd. Maar het is een tanende hobby. ‘Want,’ zo schrijft duivenmelker Jo Smeets op internet, ‘mensen zijn in het dagelijks leven zelf renpaardjes geworden en hebben niet meer de tijd en de discipline om duiven te houden.’ Ook bij het algemeen publiek raakt de postduif uit het zicht. Al worden er nog steeds wedvluchten gehouden, toch hoor je op zondagmorgen geen berichten meer op de radio dat de duiven om acht uur met een zwakke zuidzuidwestelijke wind bij Compiègne zijn gelost. Die informatie gaat nu via internet, zoals vrijwel al het andere berichtenverkeer, waaronder de appjes waarmee mensen à la minute melden dat hun vliegtuig veilig is geland.