Home ‘De zege was zeker niet voorbestemd’

‘De zege was zeker niet voorbestemd’

  • Gepubliceerd op: 23 augustus 2000
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Arjen Fortuin

Op 6 mei 1970 wint Feyenoord als eerste Nederlandse club de Europacup voor landskampioenen. Herman Kuiphof (nu tachtig) is erbij als televisiecommentator, zoals hij tussen 1961 en 1978 vrijwel alle belangrijke wedstrijden verslaat.


Het jaar voordat Feyenoord de Europacup won, had Ajax als eerste Nederlandse club de finale gehaald. Maar het was vernederd door AC Milan. Hield iemand er aan het begin van het seizoen rekening mee dat het Feyenoord wel zou lukken?
‘Iedereen wist in 1970 dat Feyenoord een goed team had, maar ze waren geen favoriet om de finale te halen. Het was een typisch Feyenoord-elftal. Niet briljant, maar het zat goed in elkaar. Het speelde niet het overrompelende aanvalsvoetbal zoals Ajax dat in die jaren deed. Het was eerder werkvoetbal, maar het team had geen zwakke plekken. Bovendien bestudeerde de coach Ernst Happel als een van de eersten aandachtig het spel van de tegenstander en hij paste de eigen tactiek daarop aan. Daardoor had Feyenoord in de finale een goed antwoord op de wervelstorm die tegenstander Celtic ontketende. Helemaal onverwacht was de zege uiteindelijk niet, maar het was ook zeker niet voorbestemd.’

Als televisiecommentator heeft u al die wedstrijden van nabij gevolgd. Wanneer dacht u dat Feyenoord werkelijk een kans maakte op de eindoverwinning?
‘Na de wedstrijden in de tweede ronde, tegen AC Milan, kreeg ik voor het eerst het idee dat ze de finale zouden kunnen halen. Milan was een heel goede ploeg, die bovendien het jaar ervoor Ajax had verslagen. De thuiswedstrijd was een van Fijenoords allerbeste wedstrijden. Die wonnen ze met 2-0, wat voldoende bleek om naar de volgende ronde te gaan.’
        ‘In de eerste ronde hadden ze zonder moeite gewonnen van het IJslandse Reykjavik. De eerste wedstrijd, in Rotterdam, werd 12-2 voor Feyenoord. Het opmerkelijke was dat ook de tweede wedstrijd in De Kuip werd gespeeld. De IJslanders waren er nu toch en konden daar meer toeschouwers trekken. Het thuisvoordeel gaven ze op die manier uit handen. Nu deed Feyenoord het ook wat kalmer aan: het werd 4-0.’

Tegenwoordig worden in de trainingskampen journalisten behoorlijk op afstand gehouden. Hoe was dat in de aanloop naar de finale?
‘Wij waren er de hele tijd behoorlijk dicht bij. We filmden ook op de training van Feyenoord in het stadion van Como, aan het Comomeer. Dat kreeg bijna nog grote gevolgen toen er twee dagen voor de wedstrijd een incident was tussen Rinus Israel en Coen Moulijn. Israel was een echte rouwdouwer, die deelde ook tijdens de training nog wel eens een tik uit. Dat deed hij nu met zijn vriendje Coen. Die kreeg een schop en zijn enkel werd helemaal dik. We zaten in een oud, primitief stadion, met nog een wielerbaan er omheen. Ik zie Moulijn nog minutenlang onder de koude kraan staan met die enkel die almaar dikker werd. Nu was hij wel een beetje kleinzerig, maar Israel had ‘m inderdaad behoorlijk geraakt. Die kwam later naar me toe met de vraag of we dat fragment uit de uitzending konden houden. Daar begonnen we uiteraard niet aan. Het was nieuws. Moulijn was goed kwaad, maar uiteindelijk kon hij wel spelen in de finale. En Israel werd alles vergeven toen hij in de finale een van de twee doelpunten maakte.’
        ‘Die finale verliep eigenlijk precies volgens het plan van Feyenoord. Celtic, dat drie jaar eerder de beker al had gewonnen en de grote favoriet was, begon stormachtig en scoorde ook als eerste, al kwam dat doordat de scheidsrechter, de Italiaan Lo Bello, bij een vrije trap de Feyenoorders in de weg liep. Kort daarna maakte Israel gelijk en in de loop van de wedstrijd kreeg Feyenoord steeds meer de overhand: de Schotten raakten vermoeid. In de verlenging maakte een van de Celtic-verdedigers hands in het eigen strafschopgebied. Dat was eigenlijk een penalty, maar de scheidsrechter had gezien dat Ove Kindvall nog steeds een kans had om te scoren. Dus floot hij niet en werd het 2-1. Daarmee had hij meteen zijn fout goedgemaakt. De vreugde was enorm en als verslaggever stond je er dicht bij. Toen kon je gewoon de kleedkamer in en praten met wie je wilde. Nu moet je maar afwachten of je Jantje of Pietje te spreken krijgt.’

Door plotseling de Europacup te winnen had Feyenoord bovendien de eeuwige concurrent Ajax afgetroefd. Speelde die rivaliteit een rol als extra motivatie?
‘Tijdens dat seizoen hoorde je de mensen dat niet zeggen, maar onderhuids zal het zeker hebben meegespeeld. Er werden naderhand ook grappen over gemaakt. Het vliegtuig waarmee Feyenoord na de finale terugkeerde naar Nederland, zou eigenlijk landen op Zestienhoven in Rotterdam, maar moest uitwijken naar Schiphol omdat op Zestienhoven de landingsbaan vol feestvierende fans stond. Toen is er in het vliegtuig wel met het nodige leedvermaak gezegd dat ze de cup toch eerst even in Amsterdam wilden laten zien.’
        ‘De rivaliteit tussen Amsterdam en Rotterdam is er altijd geweest en kwam in het voetbal naar voren toen dat in de jaren dertig een volkssport werd. De rivaliteit is het mooist tot uitdrukking gebracht door Ton van Duijnhoven, die in de sketch De suppoost Crooswijk een suppoost speelde die met een grote Feyenoord-pet op uitlegde waarom hij zo’n hekel had aan die club waarvan ik de naam niet over m’n lippen kan krijgen. Dat was een hoogtepunt in de verhouding. Tegenwoordig hoor je niet veel grappen meer. Hard joden schreeuwen vind ik geen grap.’
        ‘Opmerkelijk is dat er wel altijd spelers van de ene club naar de andere zijn gegaan. Zo kocht Feyenoord destijds Eddy Pieters Graafland, de keeper van Ajax, voor 134 duizend gulden. En Henk Groot is zelfs van Ajax naar Feyenoord en weer teruggegaan. Men leek dat meestal toch wel te pikken, zij het met moeite. Het beroemdste voorbeeld is natuurlijk Johan Cruijff, die zijn laatste wedstrijd als Feyenoorder speelde.’

Wanneer is die gemoedelijke rivaliteit omgeslagen in het gewelddadige voetbalvandalisme van de laatste tientallen jaren?
‘Die rellen zijn iets vreselijks. Dan gaat het niet om de gewone supporter, maar om de harde kern, de echte rouwdouwers. Ik vind het terecht dat scheidsrechters de wedstrijd nu staken als zij worden beledigd. Je hoeft het niet over je heen te laten gaan als een heel vak je beledigt of als ze in de meest letterlijke zin op elkaar gaan inhakken. Overigens is het een aantal jaren geleden wel eens ernstiger geweest dan nu, maar het gevaar dat het weer losbreekt blijft aanwezig.’
        ‘Maar ook in het gewone leven zijn we minder aardig voor elkaar. Meestal blijft het bij een tik tegen het voorhoofd als je achter het stuur zit, maar het is toch anders dan vijftig jaar geleden. Toen was Nederland nog lekker aan het opbouwen en dat was voor velen een aangename bezigheid. Elke maand had iedereen het een beetje beter. Nu is er onnoemlijk veel meer welvaart en staat men als lelijke beren tegenover elkaar.’
        ‘Incidenteel hebben supporters altijd gevochten. Ik herinner me een wedstrijd uit 1932, tussen ZFC uit Zaandam en ADO uit Den Haag, gewoon twee amateurclubs. De midvoor van ADO en de keeper van ZFC hadden het al een tijdje met elkaar aan de stok, toen die midvoor in het strafschopgebied kwam te vallen. De keeper liep op hem af en gaf hem een trap tegen zijn hoofd. Al het publiek over de hekken, de afrastering was toen nog laag, en op het veld begonnen ze met elkaar te matten. In 1932. Maar dat was wel een echte uitzondering.’

Wat is voor u het hoogtepunt uit uw verslaggeversloopbaan?
‘Het wereldkampioenschap van 1974, tot de finale. Of eigenlijk tot en met de eerste tweeëneenhalve minuut van de finale. Ik neem het die Duitsers nog steeds kwalijk, al wordt dat langzamerhand een beetje kinderachtig. In de oefenwedstrijden voor het toernooi kon je al zien aankomen dat het elftal heel goed was: Ajax en Feyenoord hadden samen ook net vier Europacups gewonnen. In Duitsland zelf ging het boven verwachting – tot de finale speelden ze subliem voetbal, mooie overwinningen. Als je er dan nauw bij betrokken bent, kom je in een soort wolkenlaag terecht. Niet dat ik me als supporter ging gedragen, maar het is best moeilijk een goede houding aan te nemen. Zo speelde Nederland in de halve finale tegen Brazilië heel goed, maar ook bikkelhard, met Neeskens, Krol, Suurbier en Van Hanegem. In de euforie over de zege heb ik daaraan waarschijnlijk toen wat te weinig aandacht besteed.’
        ‘Vier jaar later, in Argentinië, was ik er ook nog bij toen Nederland de finale haalde, maar het elftal was toen al een stuk minder goed. Toen dacht ik: dit komt voorlopig niet meer terug; het is mooi geweest. Ik besloot te stoppen als commentator. Daarna is de sjeu er toch ook een beetje afgegaan. Je kunt niet zeggen dat wij zo’n heel erg groot voetballand zijn – we worden niet regelmatig Europees en wereldkampioen.’

Gaat u nog met plezier naar het stadion?
‘Ik kom vaak bij FC Utrecht. Het spelniveau valt tegenwoordig vaak tegen, maar dat komt vooral doordat er zo snel gespeeld wordt. Daarvan gaan mensen fouten maken, al is hun techniek meestal beter dan bij de spelers van twintig, dertig jaar geleden. Het voetbal is ontegenzeglijk veel beter geworden. Het probleem is dat de toppers door de commercialisering zo veel wedstrijden moeten spelen dat ze steeds vaker geblesseerd zijn.’
        ‘Ik vind het jammer dat bij een club als Ajax de verenigingsmensen steeds meer verdwijnen. Daardoor gaat echt iets verloren. Ik heb tegenwoordig veel contact met de Koninklijke HFC uit Haarlem, de oudste club van Nederland. Die speelt behoorlijk laag, in de derde klasse amateurs, maar iedereen is nog wel nauw bij de club betrokken. Daar zit een oude professor die de wedstrijdverslagen in het clubblad schrijft. Omdat hij vroeger in de tuchtcommissie van de KNVB heeft gezeten, schrijft hij bijna altijd over de reglementen. De jongeren vinden dat niets, maar men laat hem gewoon met rust. Dat is mooi. In de BV’s die de grote clubs nu zijn, maakt men de vergissing te denken dat alleen het heden van belang is.’

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.