Home De Vooruitgang

De Vooruitgang

  • Gepubliceerd op: 1 juli 2009
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Marianne Wilschut

Werkende vrouwen waren tijdens de Gouden Eeuw een belangrijke pijler van de florerende economie van de Republiek. Vrouwen waren met name actief in de textielnijverheid. Maar spinnen was, anders dan velen denken, geen exclusief vrouwenberoep, ontdekte Elise van Nederveen Meerkerk.

door Marianne Wilschut

Bij het woord ‘spinster’ denk je tegenwoordig misschien net iets eerder aan de Engelse term voor oude vrijster dan aan een vrouw die draden spint. Spinster kreeg bij de Engelsen in de loop van de zeventiende eeuw zijn laatdunkende betekenis. In Nederland heeft het beroep destijds nooit die associatie gehad.
‘Misschien wel omdat het niet alleen maar oude ongetrouwde vrouwen waren die sponnen,’ denkt Elise van Nederveen Meerkerk. ‘Vrouwenarbeid was in de vroegmoderne tijd niet voorbehouden aan ongetrouwde vrouwen. Zeker niet in de textielnijverheid. De vraag naar spinarbeid was zo groot dat het niet uitmaakte of je jong, oud, getrouwd of ongetrouwd was. Er waren ook mannen die het beroep uitoefenden.’
Van Nederveen Meerkerk promoveerde onlangs op haar studie naar vrouwenarbeid in de textielnijverheid in de vroegmoderne tijd. ‘Onder Nederlandse historici bestaan veel aannames over vrouwenarbeid in de zeventiende en de achttiende eeuw, bijvoorbeeld dat getrouwde vrouwen niet zouden werken. Er is echter nauwelijks onderzoek gedaan dat die uitspraken staaft. Dergelijke vooroordelen wilde ik onderzoeken.’
Dat bleek echter niet altijd even makkelijk. ‘Het grote probleem bij het kwantificeren van vrouwenarbeid is dat vrouwen moeilijk zijn terug te vinden in de officiële bronnen,’ legt Van Nederveen Meerkerk uit. ‘Getrouwde vrouwen waren immers handelingsonbekwaam en werden daarom niet geregistreerd. Alleen zelfstandige vrouwen en vrouwen die hoofd van een huishouden waren, werden in de registers opgenomen.’
Een analyse van een aantal belasting- en bevolkingsregisters wijst uit dat van de hoofden van een huishouden minimaal 12,5 en maximaal ruim 25 procent vrouw was. Deze gegevens zeggen echter nog niets over het niet-geregistreerde deel van de beroepsbevolking. ‘Ik ga ervan uit dat er daarnaast nog een leger van werkende vrouwen was,’ vertelt Van Nederveen Meerkerk.
Door de vraag naar spinarbeid te kwantificeren lukte het haar om aannemelijk te maken dat veel vrouwen hun brood verdienden in die sector. De textielnijverheid was ontzettend arbeidsintensief. Er waren vier tot tien spinners nodig om een wever van voldoende garen te voorzien voor een lap stof. Op basis van de berekeningen van Van Nederveen Meerkerk zou alleen al Leiden – het textielcentrum van Europa in de vroegmoderne tijd – rond 1660 behoefte hebben gehad aan de spinkracht van 35.000 tot 48.000 personen.
Het is heel aannemelijk dat het grootste deel van die spinners vrouw was. Vanwege die grote vraag naar arbeidskrachten waren er echter ook mannen die met het spinnewiel aan de gang gingen. Spinnen was dus geen beroep dat ‘natuurlijker aan de vrouwen ligt dan aan de mans’. ‘Mannen kregen echter over het algemeen wel de betere baantjes binnen het spinnen,’ moest Van Nederveen Meerkerk constateren.
‘Dat veel vrouwen in de vroegmoderne tijd hebben gewerkt kan ook bijna niet anders als je bedenkt dat 45 tot 65 procent van de bevolking rond de armoedegrens leefde,’ stelt Van Nederveen Meerkerk. ‘Uit gegevens van de armenzorg blijkt ook dat vrouwen werkten. En in vonnissen van de rechtbank waarin dievegges werden veroordeeld, sprak men vaak schande van de diefstal omdat de vrouw toch met hare handen de kost kon verdienen. Het arbeidsethos gold kennelijk ook voor vrouwen.’
Zeker vrouwen uit de laagste klasse ontkwamen er niet aan om te werken. Wat dat betreft zou de titel De eindjes aan elkaar knopen misschien beter zijn geweest voor haar boek dan De draad in eigen handen, erkent Van Nederveen Meerkerk. ‘Toch vond ik de laatste beter, omdat hij een positievere klank heeft. Het geeft aan dat destijds vrouwen ook zelfstandig de kost verdienden en dat zij een belangrijke pijler waren onder de economie van de Republiek.’

Elise van Nederveen Meerkerk, De draad in eigen handen. Vrouwen en loonarbeid in de Nederlandse textielnijverheid, 1581-1810, 368 p. Aksant, € 29,90

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.