Home De stelling: ‘Het middenveld van de Nederlandse politiek is ten dode opgeschreven’

De stelling: ‘Het middenveld van de Nederlandse politiek is ten dode opgeschreven’

  • Gepubliceerd op: 22 mei 2012
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Maurice Blessing

Anton van Hooff:
‘Daar geloof ik niets van. Extreme partijen hebben in de Nederlandse politiek nooit echt een voet aan de grond kunnen krijgen. Nederland kent een zeer lange traditie van zoeken naar politieke consensus. Het idee dat je er samen uit moet komen, dat het land nu eenmaal geregeerd moet worden, heeft altijd de doorslag gegeven. Waarom zou dat nu opeens anders zijn?

De plotselinge opkomst van extreem-rechts in de jaren dertig, in de vorm van de NSB, werd vrij snel gecorrigeerd. Hetzelfde zag je gebeuren na het enorme succes van de LPF in 2002: binnen een jaar namen de oude middenpartijen de regie weer in handen. De recente Catshuis-crisis had een gelijksoortige afloop. Na het mislukken van de onderhandelingen sloten de middenpartijen een eigen akkoord en stonden meer “extreme” partijen als de PVV en de SP buitenspel – zelfs zonder PvdA, die natuurlijk ook tot het middenveld behoort.

Wat we momenteel in Griekenland zien gebeuren, waar de middenpartijen grote klappen krijgen, komt voort uit pure wanhoop over de politieke en economische situatie in dat land. En te verwachten is dat zelfs daar bij nieuwe verkiezingen het evenwicht wordt teruggevonden. Bovendien zien we ook in de ons omringende landen geen tekenen dat de traditionele middenpartijen hun macht aan het verliezen zijn.’

Ruth Oldenziel:
‘Ik ben het niet eens met de stelling. Als je kijkt naar de recente verkiezingen in Frankrijk en Griekenland, dan is er inderdaad sprake van politieke polarisatie. Die valt ook te verwachten bij de aanstaande verkiezingen in Nederland. Politieke partijen die “Europa” de schuld geven van de economische crisis, winnen overal aan populariteit. Maar dat wil nog niet zeggen dat de rol van de middenpartijen is uitgespeeld.

De Europese eenwording roept namelijk enerzijds weerstand op, maar heeft anderzijds een matigende invloed op de binnenlandse politiek van de lidstaten. Zie het akkoord van de zogenoemde “Kunduz-coalitie”. De partijen die daaraan meewerkten, hebben zeer uiteenlopende politieke programma’s en maken deel uit van een zeer versplinterd veld. Zonder de druk vanuit Brussel was dat akkoord er nooit gekomen.

De matigende invloed die Europa óók op de politiek uitoefent, is het grote verschil met de politieke polarisatie in de jaren dertig. Toen heeft het uit de hand kunnen lopen; nu is die kans veel kleiner. Zo zien we dat Hollande, die zich toch als zeer links profileerde, na zijn verkiezing vrijwel onmiddellijk toenadering zocht tot Merkel en daarmee naar het midden opschoof. Ook de Grieken lijken geschrokken van het resultaat van de verkiezingen, en zien kennelijk in dat de huidige situatie nergens toe leidt. Dat is het grote verschil met de Verenigde Staten, waar voor de huidige polarisatie geen tegenwicht bestaat vanuit een institutioneel middenveld.’

James Kennedy:
‘Er zijn in de Nederlandse geschiedenis verscheidene periodes aan te wijzen waarin het politieke midden leek te verdwijnen als gevolg van de groeiende populariteit van meer radicale partijen. Maar die periodes zijn altijd afgewisseld door periodes waarin juist het politieke midden de toon aangaf. We zitten nu midden in zo’n golf van polarisatie, die ongetwijfeld ook dit keer gevolgd zal worden door een trek naar het politieke midden.

In de jaren zestig, en meer nog in de jaren zeventig, leken de middenpartijen eveneens te verdwijnen. Vooral aan progressieve zijde heerste een afkeer van de oude middenpolitiek, die werd vereenzelvigd met christelijke politiek. Linkse politici als Ed van Thijn vonden dat het politieke middenveld maar moest verdwijnen, zodat de burger voortaan werkelijk iets te kiezen had. Je zag in die jaren, mede als gevolg van de ontzuiling, allerlei kleine partijen opkomen met een uitgesproken programma, zoals D’66, de PPR en de Boerenpartij.

Die tendens sloeg na de Tweede Oliecrisis van 1979 om vanwege de onvrede over de verslechterende economische situatie en de almaar groeiende werkloosheid. Het CDA van Lubbers profiteerde daarvan. Uiteindelijk moeten toch ook protestpartijen resultaten kunnen tonen. Radicale beloftes hebben slechts een beperkte duurzaamheid. Daarna gaat de teleurstelling overheersen en zal de kiezer terugkeren naar het centrum.’

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.