Home De Stelling: ‘Er valt niets te vieren aan 400 jaar Turks-Nederlandse betrekkingen’

De Stelling: ‘Er valt niets te vieren aan 400 jaar Turks-Nederlandse betrekkingen’

  • Gepubliceerd op: 14 december 2011
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Maurice Blessing

Anton van Hooff:
‘Ik denk dat je, vanwege de zeer wisselende aard van de betrekkingen, beter van een herdenking kunt spreken. Het Ottomaanse Rijk vormde lang een serieuze bedreiging voor West-Europa. Maar in de achttiende eeuw zie je ook in ons land een grote fascinatie ontstaan voor alles wat Ottomaans is. En vanaf de negentiende eeuw gaan Westerse superioriteitsgevoelens ten aanzien van de Turken een belangrijke rol te spelen in de onderlinge betrekkingen.

Momenteel uit zich dat laatste vooral in het populaire idee van een absolute tegenstelling tussen de westerse en oosterse “beschavingen”. Mede dankzij Bolkestein – zelf geen gelovige – wordt de eerste gedefinieerd als ‘joods-christelijk’. Maar je kunt het ontstaan van een westerse ‘beschaving’ natuurlijk nooit alleen aan de invloed van deze twee religies toeschrijven. Het is een klassiek geval van politiek misbruik van religie, met als doel islamitische landen buiten “Europa” te plaatsen.

Het was Herodotus die in zijn Historiën als eerste een onderscheid maakte tussen “Europa” en alles wat ten oosten daarvan lag. Azië was naar zijn idee despotisch en Europa democratisch. Maar deze “Europese waarden” waren volgens hem in principe overdraagbaar en niet inherent aan een bepaald volk of ras. Hij zou de Turkse toenadering tot Europa dan ook welwillend tegemoet zijn getreden.’

James Kennedy:
‘Uit eigen ervaring weet ik dat het voor een migrant waardevol is af en toe stil te staan bij het feit dat je deel uitmaakt van de dynamische relatie tussen twee naties. Maar ook voor autochtone Nederlanders is het nuttig zich te realiseren dat bijvoorbeeld de rijkdom van de Gouden Eeuw niet alleen op de Oostzeehandel en de aanwezigheid in Indië was gebaseerd, maar ook op de gunstige handelsvoorwaarden die de Republiek in 1612 in het Ottomaanse Rijk had bemachtigd.

Nederlandse handelaren waren voortaan niet meer aan de lokale, Ottomaanse wetten onderworpen, met alle voordelen van dien. Het Ottomaanse Rijk is vrijwel tot op het laatst een belangrijke handelspartner gebleven van de Hollanders. En het moderne Turkije was vanaf 1952 een belangrijke NAVO-bondgenoot, in het kader van de verdediging van West-Europa tegen het communisme.

Deze viering moet worden aangegrepen om het publiek bewust te maken van deze lange, historische relatie tussen Turken en Nederlanders – zonder overigens de negatieve aspecten ervan te verdoezelen. Dan denk ik aan de Armeense genocide, waar Nederland toen niet tegen heeft geprotesteerd uit angst voor de invloed van de Ottomaanse sultan-kalief op de moslimse onderdanen in Indië, en aan de huidige positie van minderheden in Turkije.’

Ruth Oldenziel:
‘Natuurlijk moet dat worden gevierd, en niet alleen omdat Turkije nu een populair, want goedkoop, vakantieland is voor veel Nederlanders. Ik ben zelf aanwezig geweest bij de viering van 400 jaar Amerikaans-Nederlandse betrekkingen in New York. Ik zie niet in waarom zo’n viering niet op zijn plaats zou zijn voor 400 jaar Turks-Nederlandse betrekkingen.

Eén van de zaken waar in New York veel aandacht naar uitging, was het feit dat de Republiek de Amerikaanse Revolutie steunde en als tweede land ter wereld – na Frankrijk – de Amerikaanse onafhankelijkheid erkende. Op zijn beurt steunde het Ottomaanse Rijk in een zeer vroeg stadium de Nederlandse protestanten in hun strijd tegen de Habsburgse autoriteiten. Sultan Suleyman had al in 1566, het jaar van de Beeldenstorm, een brief naar de Nederlanden gestuurd waarin hij de protestanten financiële en militaire hulp beloofde. Vandaar de latere leuze van de Geuzen: “Liever Turks dan paaps”.’

De Turkse sultan herkende zich niet alleen in de protestantse afkeer van heiligenbeelden, hij zag de Nederlanders vooral ook als nuttige bondgenoot tegen de gezamenlijke Habsburgse vijand. Het Ottomaanse Rijk was in 1610 bovendien de allereerste staat die de Republiek formeel als zelfstandige natie erkende – lang voor het Verdrag van Westfalen van 1848, waarmee de Republiek eindelijk door haar christelijke buurlanden werd erkend.’

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.