Home De Stelling

De Stelling

  • Gepubliceerd op: 10 november 2010
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Maurice Blessing
  • 3 minuten leestijd

Anton van Hooff:
‘De Nederlandstalige populair-wetenschappelijke geschiedschrijving is er de laatste jaren onmiskenbaar op vooruitgegaan. Het boek van de Vlaming David van Reybrouck over Congo, dat onlangs met de Libris Geschiedenis Prijs werd bekroond, is een uitstekend voorbeeld van deze trend. Annejet van der Zijls biografie van Bernhard een ander. Het valt daarbij wel op dat alle boeken op de shortlist handelen over “nationale” onderwerpen.

Als ik kijk naar wetenschappelijke publicaties, krijg ik een ander beeld. Nederlandse vakhistorici timmeren internationaal nauwelijks aan de weg. Als er al over de Nederlandse geschiedenis een studie verschijnt die internationaal de aandacht weet te trekken, dan is die door een buitenlander geschreven. Denk aan Jonathan Israel en zijn befaamde studie over de Republiek. We hebben geen Huizinga of Geyl meer die nieuwe horizonten ontdekt voor de internationale vakgemeenschap.

Dit verschijnsel is deels te wijten aan de beperkte reikwijdte van de Nederlandse taal. Taal is nu eenmaal het vehikel van de geschiedschrijving, want de historie is altijd een verhaal. In de klassieke Oudheid twijfelde men al of de geschiedschrijving tot de wetenschappen of tot de literatuur behoorde: Kleio werd tot de literaire muzen gerekend. Als je als wetenschapper in een andere taal dan de moedertaal moet schrijven, blijft het in narratief opzicht behelpen.’

Ruth Oldenziel:
‘Het populaire geschiedenisboek heeft een enorme vlucht genomen. Zeker wanneer we de huidige situatie vergelijken met die in de jaren zeventig. Er worden nu veel meer én betere historische boeken voor een groot publiek uitgegeven.

Wat me daarbij vooral opvalt, is dat de oude, strikte scheiding tussen beroepshistorici en “populaire historici” grotendeels lijkt te zijn opgeheven. Er heeft een zekere convergentie plaatsgevonden tussen wetenschap en publieksboeken. Zo zien we dat wetenschappers de verhalende geschiedschrijving omarmen, terwijl “populaire” publicisten steeds meer richting de wetenschap opschuiven door wetenschappelijke inzichten toe te passen op hun historische verhalen.

De shortlist van de recente Libris Geschiedenis Prijs benadrukt deze ontwikkeling. Daarbij viel me op dat geen van de genomineerde boeken is gebaseerd op door het NWO gefinancierd onderzoek. Ze zijn vooral het werk van zogenoemde independent scholars, die zich langere tijd hebben kunnen concentreren op het schrijven van een aantrekkelijk boek.

Ik pleit er dan ook voor de mogelijkheden voor wetenschappers te verruimen om een sabbatical op te nemen, zodat ze een populair werk op hun vakgebied kunnen schrijven. Nu dragen publiekspublicaties van wetenschappers nog vaak de sporen van de onvermijdelijke versnippering van hun aandacht.’

James Kennedy:
‘Ik zou niet durven stellen dat de populaire geschiedschrijving de laatste jaren sterk aan kwaliteit heeft gewonnen. Er is denk ik altijd talent geweest. Wat ik wel opmerk, is dat er een steeds grotere scheiding optreedt tussen de wetenschappelijke geschiedschrijving en die voor het grote publiek. Zie de recente Libris Geschiedenis Prijs, waar geen van de genomineerde werken met NWO-geld tot stand is gekomen.

De Nederlandse wetenschappelijke geschiedschrijving is de laatste tien jaar sterk geïnternationaliseerd. Nederlandse beroepshistorici richten zich meer dan ooit op het buitenland. Ze publiceren het liefst in het Engels, wat ook wordt aangemoedigd door de universiteiten. Die ontwikkeling is gepaard gegaan met een kwaliteitsslag. Nederlandse historici hebben nu bijvoorbeeld veel meer aandacht voor theoretische verdieping. Dat was voorheen voorbehouden aan de Duitse en – in mindere mate – de Angelsaksische geschiedschrijving.

Het gaat natuurlijk wel ten koste van de toegankelijke, verhalende geschiedschrijving. De oudere generatie historici, zoals Henk Wesseling, wist wetenschap nog te combineren met het schrijven van mooie verhalen voor een groot publiek. Bij de jongere generatie zie ik dat minder. Zij schrijven noodgedwongen vooral voor andere specialisten; het is voor hen moeilijker meerdere ballen in de lucht te houden.’

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.