Home De Stelling

De Stelling

  • Gepubliceerd op: 14 juli 2009
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Maurice Blessing

‘Het vreemdelingenbeleid van Rita Verdonk is strijdig met de Nederlandse traditie’

Anton van Hooff:
‘Daar ben ik het mee eens. Zeker als je het historisch perspectief ruim neemt. In de zeventiende eeuw was meer dan de helft van de Amsterdamse bevolking allochtoon. Nederland stond tot in de jaren dertig open voor massale, gestage immigratie vanuit Duitsland. In de negentiende eeuw legden de gebroeders Brenninkmeijer, marskramers uit het Westfaalse dorp Mettingen, in Friesland de basis voor het C&A-concern. Ik denk verder aan de Duitse werknemers op handelskantoren en de Duitse dienstbodes.
In de periode na de Tweede Wereldoorlog zijn meer dan 300.000 Indische Nederlanders opmerkelijk snel geïntegreerd: 80 procent van de huwelijken in deze groep is al gemengd. Ook de Molukkers lijken nu goed op te gaan in het grote geheel.
Door de islamofobie die Pim Fortuyn respectabel heeft gemaakt, is Nederland echter in een kramp geschoten. Het kan niet anders of vreemdelingen voelen dat ze eigenlijk niet welkom zijn. Werknemers van buitenlandse concerns beginnen een weerzin tegen detachering in Nederland te ontwikkelen, vanwege het getreiter van hun partner door de Immigratie- en Naturalisatiedienst.
Het recht op gezinsvorming, dat Nederland via de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens en het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens plechtig heeft erkend, wordt met voeten getreden door een financieel ijzeren gordijn neer te laten.’

Ruth Oldenziel:
‘Het hangt ervan af welke traditie je bedoelt. In de zeventiende eeuw waren de politieke rechten van migranten verbonden aan economische belangen. Ongeschoolde migranten waren in Amsterdam nodig om grachten uit te graven. Van de hugenoten, meestal handwerkslieden, kregen er zo’n tweeduizend “gratis” erfelijke burgerrechten toegekend, waarmee ze konden toetreden tot een gilde. De resterende hugenoten konden die rechten kopen. Religie speelde een rol: joodse migranten mochten in Amsterdam slechts niet-erfelijke burgerrechten kopen. Zij konden dus geen lid worden van een gilde.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog werden in Nederland Belgische vluchtelingen opgevangen. Maar de Belgische overheid ontving daarvoor na afloop van die oorlog wel een rekening. En in de jaren dertig waren joodse vluchtelingen uit Duitsland hier niet welkom.
Het kabinet-Den Uyl bracht in de jaren zeventig een omslag, vanuit sociaal-democratische idealen. Het bracht een mensenrechtennota uit die internationaal werd uitgedragen. Argentijnse en Chileense migranten werden met open armen ontvangen en kregen allerlei voorzieningen.
Onder Lubbers vond er in ’84 opnieuw een omslag plaats, richting ontmoediging. Over de Tamils zei hij: “Waarom zou je mensen die palmbomen gewend zijn het land van de Elfstedentocht binnenhalen?” Diezelfde Lubbers zou later Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen worden. Hij is de verpersoonlijking van de Nederlandse schizofrene houding tegenover vluchtelingen.’

James Kennedy
‘Je kunt niet zeggen dat Nederland van oudsher een bepaald vreemdelingenbeleid voert. Niettemin bestaat er zeker een Nederlandse traditie van welwillendheid tegenover economische en politiek-religieuze vluchtelingen. Die traditie is echter zo doordesemd met opportunisme – en er zijn zoveel periodes van relatieve geslotenheid geweest – dat ik niet durf te stellen dat minister Verdonk op die traditie een uitzondering vormt. Ik zie in haar beleid eerder een verharding dan een radicale verandering.
In Nederland is de houding tegenover migranten altijd afhankelijk geweest van economische belangen. Dat is ook de normale gang van zaken. Wel is het zo dat de Nederlandse protestantse kerken altijd veel belangstelling hebben getoond voor vervolgde geloofsgenoten. Bovendien bestond er in Nederland ten tijde van de Republiek een betrekkelijke vrijheid van religie. In de zeventiende eeuw was er daarom een zekere ruimte voor joodse migranten, ook omdat verwacht werd dat zij de handel zouden stimuleren.
De betrokkenheid van de Nederlandse kerken bij vluchtelingen is in de twintigste eeuw verbreed. Het ging nu om “humanitaire” waarden, die in progressieve hoek actief werden beleden. Zo brak in de jaren zestig, zeventig en tachtig een periode aan waarin de staat betrekkelijk openstond voor vluchtelingen en migranten. Maar in de jaren negentig was dat alweer aan het veranderen.’

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.