Home Dossiers Lodewijk XIV De Spaanse Successieoorlog (1702-1713)

De Spaanse Successieoorlog (1702-1713)

  • Gepubliceerd op: 29 januari 2013
  • Laatste update 18 apr 2023
  • Auteur:
    Gijs Rommelse
  • 14 minuten leestijd
De Spaanse Successieoorlog (1702-1713)
Cover van
Dossier Lodewijk XIV Bekijk dossier

Dit artikel krijgt u van ons cadeau

Wilt u onbeperkt toegang tot de artikelen op Historischnieuwsblad.nl? U bent al lid vanaf €1,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en u heeft direct toegang.

Drie eeuwen geleden maakten onderhandelingen een einde aan de allereerste wereldoorlog, zoals historici met gevoel voor drama de Spaanse Successieoorlog noemen. Honderdduizenden kwamen om, raakten verminkt of leden onder plunderingen in een strijd zonder duidelijke winnaar.

Nadat de Spaanse koning Karel II op 1 november 1700 op 38-jarige leeftijd was overleden bleek uit een schouw op zijn lichaam dat zijn hart de omvang had van een ‘peperkorrel’, zijn hoofd vol water zat, zijn nieren drie grote stenen bevatten, zijn ingewanden aan rot onderhevig waren en hij slechts één testikel had, die bovendien zo zwart was als kool.

Doorgaans werd op de overleden telgen van zijn familie, de Habsburgers, geen autopsie gepleegd, maar omdat men geloofde dat Karel behekst was geweest, werd een uitzondering gemaakt. Karel leed aan tal van lichamelijke en geestelijke aandoeningen, en was nooit in staat geweest zelf te regeren. Hij had lang op het randje van de dood gebalanceerd.

Karels mismaaktheid was het directe gevolg van de dynastieke politiek van het Habsburgse Huis, die erop was gericht het grote conglomeraat aan staten en gebieden dat de familie had verzameld intact te houden. Er vonden daarom regelmatig huwelijken plaats tussen de Spaanse en de Oostenrijkse takken van het Huis. De ongelukkige Karel was het product van generatieslange inteelt.

Hoewel Karel II tot tweemaal toe in het huwelijk trad, wisten alle Europese vorsten en politici dat de arme man nooit voor nageslacht zou zorgen, hoe vurig hij er ook om bad. Het was daarom al lang voor zijn dood de vraag wie hem zou opvolgen.

Veroveringsoorlogen

De Oostenrijkse Habsburgers hadden een kandidaat: de zoon van de keizer, die ook Karel heette. De Franse koning Lodewijk XIV claimde de Spaanse troon voor zijn zoon, ook een Lodewijk, of eventueel voor zijn kleinzoon Filips van Anjou. Frankrijk had zich onder het regime van de Zonnekoning ontwikkeld tot de sterkste militaire mogendheid van het continent. Lodewijk XIV voerde een expansionistische politiek en streefde naar persoonlijke militaire gloire. Daarom had hij zijn machtige leger al verscheidene keren ingezet voor veroveringsoorlogen.

Rond 1700 aasde Lodewijk op de Spaanse Nederlanden, grofweg het huidige België en Luxemburg, die strategisch lagen ten opzichte van Parijs. Spanje, dat rond het midden van de zeventiende eeuw in politiek-militair verval was geraakt, was niet in staat deze gewesten zelfstandig te verdedigen. Madrid probeerde daarom defensieve bondgenootschappen te sluiten en hoopte dat andere mogendheden zouden proberen te voorkomen dat Frankrijk deze gebieden zou veroveren.

De Republiek der Zeven Verenigde Provinciën beschouwde de Spaanse Nederlanden als een onmisbare buffer tegen Frankrijk. Bovendien waren de meeste Europese vorsten en politici Lodewijks ambities gaan wantrouwen en vreesden zij dat een te machtig Frankrijk het hele continent zou gaan beheersen. De veiligheid van de Republiek en de algehele machtsbalans in Europa waren erbij gebaat dat de Spaanse Nederlanden Spaans zouden blijven en dat de Spaanse kroon niet in Franse handen kwam.

De ministers in Madrid wisten dat en ze rekenden dus op internationale steun. Daarin werden ze gesterkt door ervaringen uit het recente verleden. Tijdens de Negenjarige Oorlog (1688-1697) was een brede anti-Franse coalitie ontstaan, aangevoerd door Willem III, stadhouder van vijf van de zeven Noordelijke Nederlanden en sinds de Glorious Revolution van 1688 ook koning van Engeland.

Koning-stadhouder Willem III beschouwde zichzelf als de aangewezen persoon om de ambities van Lodewijk XIV een halt toe te roepen

De koning-stadhouder was er vast van overtuigd dat de Zonnekoning heel Europa zijn wil hoopte op te leggen en beschouwde zichzelf als de aangewezen persoon om dit tegen te gaan. Hij probeerde de tikkende tijdbom van de Spaanse erfopvolging te ontmantelen door Lodewijk delen van het Spaanse Rijk aan te bieden, overigens zonder dit vooraf met Wenen of Madrid te overleggen.

Op deze manier hoopte Willem een nieuwe coalitieoorlog te voorkomen en tegelijkertijd de internationale machtsbalans te bewaren. Spanje en Oostenrijk waren echter fel gekant tegen opdeling van de Habsburgse erflanden.

Toen de arme Karel II ten slotte zijn laatste adem uitblies, bleek hij onder druk van pro-Franse edelen aan zijn hof Filips van Anjou te hebben aangewezen als zijn opvolger. Mocht Filips op den duur ook de Franse troon erven, dan zou diens jongere broer de Spaanse kroon overnemen.

Lodewijk liet zijn kleinzoon snel uitroepen tot koning Filips V van Spanje. Zijn dynastie, het Huis van Bourbon, beheerste hierdoor het grootste deel van West-Europa. De Zonnekoning wist heel goed dat zijn tegenstanders, Willem III en de Oostenrijkse keizer voorop, nooit akkoord zouden gaan met deze ingrijpende verschuiving in de internationale machtsbalans, maar besloot het risico op een nieuwe, langdurige coalitieoorlog op de koop toe te nemen.

Dreiging van een personele unie

Willem vond in de Republiek en in Engeland aanvankelijk te weinig politieke steun om Frankrijk en Spanje de oorlog te verklaren. Voorlopig moest hij zich dus tandenknarsend neerleggen bij de gang van zaken. In de loop van 1701 voerde Lodewijk echter een drieste confrontatiepolitiek, waardoor de koning-stadhouder alsnog de politieke ruimte kreeg om tegenmaatregelen te nemen.

Lodewijk verkondigde publiekelijk dat Filips in de toekomst de Franse kroon zou kunnen erven en liet daarbij in het midden wat er dan met de Spaanse zou gebeuren. Hierdoor doemde voor het Engelse en Nederlandse publiek de dreiging op van een personele unie van Frankrijk en Spanje.

Daarnaast liet Lodewijk zijn leger een aantal barrièresteden in het zuiden van de Spaanse Nederlanden innemen, die eerder door Nederlandse garnizoenen waren bezet. Ook liet hij weten de rechtmatigheid van Willems koningschap te betwisten. Ten slotte bemoeilijkte Lodewijk de Engelse en Nederlandse handel op de Spaanse koloniën. Franse kooplieden kregen gunstigere handelsvoorwaarden en het asiento de negros, het exclusieve recht om Afrikaanse slaven te leveren voor de Spaanse plantage-economie en de mijnbouw.

Met de publieke opinie in Engeland en de Republiek nu wél stevig achter zich, toog Willem aan het werk om de anti-Franse coalitie van de Negenjarige Oorlog nieuw leven in te blazen. Uiteindelijk verklaarde de zogenoemde Grote Alliantie, gevormd door de Republiek, de Britse koninkrijken, Oostenrijk, Pruisen en enkele kleine Duitse vorstendommen, in mei 1702 officieel de oorlog aan Frankrijk en bondgenoten Spanje, Beieren en Savoie. Willem III maakte dat moment overigens niet meer mee; hij was anderhalve maand eerder overleden aan een longontsteking.

Gezien het voorgaande is het verleidelijk de strijd om de Spaanse erfopvolging te zien als een botsing tussen enerzijds Lodewijks machtspolitieke cynisme en anderzijds de idealistische vastbeslotenheid van de Grote Alliantie om diens ‘universele monarchie’ te dwarsbomen. Dat is echter een te simpele voorstelling van zaken.

De Grote Alliantie was namelijk een moeizaam gesmeed gelegenheidsverbond dat alleen tot stand kwam omdat de verschillende leden er vanuit strategisch, territoriaal of economisch oogpunt belang bij hadden Lodewijks ambities in te tomen.

Nadat Lodewijk xiv in 1701 zijn kleinzoon Filips van Anjou had laten uitroepen tot koning van Spanje, bracht stadhouder-koning Willem iii de Grote Alliantie tegen Frankrijk en Spanje op de been. De beide partijen vochten door heel West-Europa (en daarbuiten). Een overzicht van de belangrijkste slagen en hieronder van de troonpretendenten en overige betrokkenen.

De Britten zagen hun handel bedreigd en voelden daarnaast weinig voor een katholieke, absolutistische heerser op het continent die in de toekomst hun duur bevochten protestantse identiteit zou kunnen bedreigen. De Nederlanders, die eveneens voor hun economische belangen vreesden, herinnerden zich de Franse inval van het Rampjaar 1672 maar al te goed en wilden daarom koste wat kost de Zuidelijke Nederlanden behouden als een buffer, waar zij zelf directe militaire invloed konden uitoefenen.

En ook de andere landen in de Alliantie hadden hun strategische reden om zich aan te sluiten. Het was zeker geen idealisme dat hen ertoe bracht jarenlang kapitale legers van vele tienduizenden soldaten op de been te houden.

De Spaanse Successieoorlog werd op verscheidene plekken in Europa uitgevochten. Vanaf 1701 streden Oostenrijkse troepen in Noord-Italië om Milaan in handen te krijgen. Aanvankelijk boekten zij successen, maar ver van huis en zonder adequate logistieke ondersteuning of nieuwe versterkingen werden ze begin 1703 in het defensief gedrongen. De Fransen namen in Italië het initiatief over.

Bovendien dreigde een Frans-Beiers leger vanuit het westen richting Wenen op te rukken. Daarom trok ook een Brits-Nederlands leger die kant op, en boekte een klinkende overwinning bij het Beierse stadje Blenheim.

De tegenpartij had maar liefst 30.000 doden, gewonden en vermisten te betreuren, en de Engelse bevelhebber John Churchill, hertog van Marlborough, liet zijn troepen Beieren grondig verwoesten. De lokale bevolking moest hulpeloos toezien hoe de soldaten dorpen, boerderijen en schuren plunderden en platbrandden, en hoe de oogst op het veld werd vernietigd.

‘Ik lijd als ik zie dat zoveel mooie plaatsen in brand moeten worden gestoken’

Generaal Marlborough had hierbij overigens wel last van zijn geweten. Zo liet hij zijn vrouw in een brief weten: ‘Dit druist zo in tegen mijn natuur dat alleen absolute noodzaak me verplichtte ermee in te stemmen. Want deze mensen lijden alleen vanwege de ambitie van hun heer. Doordat er meer dan zestig jaar lang geen oorlog is geweest in dit land zijn de steden zo schoon dat ze jou zouden bevallen. Ik hoop dat je me zult geloven als ik zeg dat mijn aard eronder lijdt als ik zie dat zoveel mooie plaatsen in brand moeten worden gestoken.’

Het belangrijkste front van deze oorlog bevond zich in de Zuidelijke Nederlanden en in Noord-Frankrijk. In mei 1706 versloeg Marlboroughs leger bij Ramillies, ten zuidoosten van Brussel, een Frans-Spaans-Beierse legermacht. Lodewijk verloor zo’n 20.000 man, terwijl de Alliantie nu het grootste deel van de Zuidelijke Nederlanden in handen had. In juli 1708 troffen beide legers elkaar bij Oudenaarde, ten zuiden van Gent. De Fransen werden met zware verliezen verdreven en moesten toezien hoe de Alliantie korte tijd later Lille innam.

Lodewijk, die zich gedwongen zag toenadering te zoeken, bood de Alliantie nu het grootste deel van de Spaanse erfenis aan. Tot een overeenkomst kwam het echter niet. In september 1709 trokken Marlboroughs troepen samen met een Oostenrijks leger op richting Parijs. Bij Malplaquet, ten oosten van Valenciennes, kwam het tot een zeer bloedige veldslag, waarbij de Alliantie een pyrrusoverwinning behaalde.

Enkele historici hebben de Spaanse Successieoorlog met veel gevoel voor dramatiek omschreven als de allereerste wereldoorlog, want de strijd beperkte zich niet tot Europa. In Noord-Amerika, in de Caraïben en op zee vochten Engelse kolonisten tegen Spanjaarden en Fransen. En ook kolonisten uit de Republiek kregen met de oorlog te maken: in 1712 deed een Franse kapervloot onder meer St.-Eustatius, Curaçao en Suriname aan.

De Fransen dreigden in Suriname plantages plat te branden, maar de Nederlandse eigenaren konden hen afkopen met goederen en slaven ter waarde van ruim 680.000 gulden. Bovendien loerden, zoals altijd tijdens oorlogen, overal ter wereld Engelse, Franse en Nederlandse kapers op rijke prijsschepen.

Oorlogsmoe

Vanaf 1710 werden steeds meer landen oorlogsmoe. De rondtrekkende legers hadden hun voetafdrukken achtergelaten in het landschap en in de levens van gewone mensen, nog het meest in het door de Alliantie verwoeste Beieren. De gezinnen van honderdduizenden gesneuvelde of verminkte soldaten verkeerden in behoeftige omstandigheden.

Door de oorlogvoering op zee was de handel gestagneerd en staatsschulden stapelden zich torenhoog op. Illustratief voor dit laatste is de schuld van het gewest Holland, die in 1689 nog 160 miljoen gulden bedroeg, maar in 1713 al 309 miljoen.

Verkennende vredesonderhandelingen in het voorjaar van 1710 liepen echter vast, zodat de oorlog voorlopig voortduurde. Toen in april 1711 de Oostenrijkse keizer vrij plotseling overleed en duidelijk werd dat Karel, de pretendent voor de Spaanse troon, diens kroon zou overnemen, viel in één klap de politiek-strategische grondslag onder de Grote Alliantie weg.

Het bindende element binnen het bondgenootschap was immers het tegengaan van de Franse hegemonie in Europa, maar voor bijna alle leden vormde de mogelijke reünie van Spanje en Oostenrijk onder het Habsburgse Huis evenzeer een bedreiging.

Voortaan streefden staten naar een internationale machtsbalans

De Britse regering besloot daarom tot een radicale koerswijziging en begon onderhandelingen met Frankrijk. In januari 1712 werd Marlborough vervangen door een meer vredesgezinde en minder met de Alliantie vergroeide generaal: James Butler, tweede hertog van Ormonde. Intussen gaf Lodewijk zijn leger opdracht niet langer tegen de Britten te vechten, terwijl de nieuwe Britse bevelhebber vanuit Londen geheime orders ontving zich afzijdig te houden.

Omdat met name Frankrijk en Oostenrijk de uitkomst van de lopende vredesonderhandelingen nog wilden beïnvloeden, vond op 24 juli bij Denain, ten zuidwesten van Valenciennes, een laatste veldslag plaats, waarbij de Oostenrijkers, Nederlanders en Pruisen het zonder de Britten aflegden tegen de Fransen. Een maand later werd een wapenstilstand van kracht.

Uiteindelijk werd op 11 april 1713 de Vrede van Utrecht getekend. Waarom voor deze stad werd gekozen voor de onderhandelingen is niet helemaal duidelijk. Mogelijk had dit te maken met de relatief bescheiden positie van de Republiek, of met het feit dat al twee keer eerder een vredesverdrag met Frankrijk op Nederlandse grond was gesloten. In ieder geval was Utrecht voor alle partijen een acceptabele locatie.

Gibraltar

Met een serie van bilaterale verdragen stelden de Europese machthebbers vast dat Filips V de Spaanse kroon behield, maar niet in aanmerking kwam voor de Franse erfopvolging. Oostenrijk kreeg ter compensatie het leeuwendeel van het hertogdom Milaan, het koninkrijk Napels, Sardinië en de Spaanse Nederlanden toebedeeld. Dit laatste was tevens in het belang van de Republiek, die de oorlog immers had ondernomen om deze buffer tussen het eigen territorium en Frankrijk intact te houden.

De Republiek verwierf de stad Venlo en kreeg het recht in acht barrièresteden in de Oostenrijkse Nederlanden garnizoenen te legeren. Groot-Brittannië behield Gibraltar en Minorca, ontving een aantal Franse gebieden in Noord-Amerika en kreeg van Spanje het asiento de negros.

De Vrede van Utrecht, die in 2013 uitgebreid werd herdacht, was volgens historici met name van belang omdat hiermee een nieuw systeem van internationale betrekkingen werd geschapen, dat tot op de dag van vandaag zijn relevantie heeft behouden: voortaan streefden staten actief naar een internationale machtsbalans.

Terwijl voorheen vooral werd gereageerd op de dreiging van een ‘universele monarchie’, creëerden de Europese staten nu doelbewust een machtsevenwicht dat hegemonie moest voorkomen. Door middel van voortdurende coalitievorming anticipeerden staten op veranderingen in de machtsbalans. Op deze manier bleef het evenwicht intact en de vrede gehandhaafd, zo was het idee.

Maar dat is een al te positieve kijk op deze vrede. De Spaanse Successieoorlog was uitgebroken vanwege cynische calculatie, politiek en militair opportunisme en groot wederzijds wantrouwen. En die houding bleef bestaan, ook na de vrede.

Tijdens de achttiende eeuw zou de machtspolitieke balans meer dan eens worden verstoord, met opnieuw verwoestende oorlogen, zoals de Oostenrijkse Successieoorlog (1740-1748) en de Zevenjarige Oorlog (1756-1763), tot gevolg.

Met dank aan Maurits Ebben, David Onnekink, Luc Panhuysen en Wout Troost.

Meer weten

Lucien Bély is momenteel de prominentste historicus op dit terrein. Hij schreef de toonaangevende biografie Louis XIV. Le plus grand roi du monde (2005). Een goede Nederlandse biografie van Willem III is Willem III. Stadhouder-koning (2001) van Wout Troost.

Een van de beste Engelstalige boeken over de oorlog is van John Hattendorf, England in the War of the Spanish Succession (1987).

Over de positie van de Republiek verzorgden Jan de Jongste en Guus Veenendaal het uitstekende Anthonie Heinsius and the Dutch Republic 1688-1720. Politics, War and Finance (2002). De opkomst en neergang van grootmacht Spanje wordt goed beschreven in Henry Kamen, Spain, 1469-1714. A Society of Conflict (2005).

John Lynn analyseert het militaire verloop van de oorlogen van Lodewijk XIV in het zeer leesbare The Wars of Louis XIV, 1667-1714 (1999).