Home De revolutie begon in het theater

De revolutie begon in het theater

  • Gepubliceerd op: 5 juli 2011
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Willem de Bruin

De arbeiders in de Waalse kolenmijnen en de Vlaamse textielindustrie wensten niet zozeer politieke Volgens de overlevering raakten de Belgen zo in vervoering door het duet ‘Amour sacré de la patrie’ uit de opera La Muette de Portici, dat ze op 25 augustus 1830 spontaan in opstand kwamen tegen koning Willem I. In werkelijkheid werden de gebeurtenissen die avond waarschijnlijk geregisseerd. De onrust die toen uitbrak, leidde uiteindelijk tot de afscheiding van België.

La Muette de Portici – De Stomme van Portici – is het enige muziekstuk dat deel uitmaakte van een politieke omwenteling. Het werd gecomponeerd door Daniel François Esprit Auber (1782-1871), die inmiddels vrijwel is vergeten. Maar in zijn dagen was Auber een gevierd componist. La Muette de Portici trok in Parijs en Brussel, en ook in andere Europese steden, volle zalen. De opera beschrijft de Napolitaanse opstand tegen de Spanjaarden in 1647. Hoewel dit verzet bijna twee eeuwen daarvoor had plaatsgevonden, bevatte het muziekstuk genoeg elementen die op dat moment zeer tot de verbeelding spraken.

La Muette de Portici ging op 29 februari 1828 in première in Parijs en werd in 1829 voor het eerst in Brussel opgevoerd. Begin augustus 1830 werd de opera op last van de politie uit het programma van de Brusselse Muntschouwburg geschrapt. Dat gebeurde kort na de Juli-revolutie in Parijs. Deze drie dagen durende opstand – ‘Les Trois Glorieuses’ –, waarin de laatste Bourbon van de Franse troon werd gestoten, had ook in Brussel tot grote opwinding geleid. Voorstellingen van La Muette de Portici werden door het publiek aangegrepen om het ongenoegen over het bewind van koning Willem I te ventileren.

Het verbod had een voorspelbaar effect: de populariteit van de opera nam er slechts door toe. De autoriteiten kozen later die maand alsnog eieren voor hun geld. Woensdagavond 25 augustus mocht Aubers schepping opnieuw in de Muntschouwburg worden opgevoerd. Die datum was niet zonder betekenis. Voor 23, 24 en 25 augustus stond een reeks festiviteiten gepland ter gelegenheid van de verjaardag van de koning op 24 augustus. Deze feestelijkheden hadden reeds tot felle protesten geleid, omdat de kosten ervan hoog waren, terwijl een groot deel van de bevolking in armoede leefde. Het vuurwerk was daarom al geschrapt. Onder deze omstandigheden leek het verstandig het volk de gelegenheid te geven stoom af te blazen.

In een brief aan minister Van Maanen van Justitie legde de gouverneur van de provincie Brabant, Charles van der Fosse, uit dat het om een keuze uit twee kwaden ging. De voorstelling zou zeker niet geruisloos verlopen. ‘Men zal er geraas maken, er zullen hevige en talrijke toejuichingen plaatshebben, maar wij hebben vermeend dat dit geraas verkieslijk is boven hetgeen men zou maken indien men volhardt het niet te laten spelen.’
Het pakte anders uit.

De onvrede in de zuidelijke provincies over het autoritaire en eigenzinnige bewind van koning Willem I was groot, maar van een revolutionair klimaat was in de eerste helft van 1830 nog geen sprake. Na de val van Napoleon waren in 1815 de voormalige Oostenrijkse Nederlanden, het oude prinsbisdom Luik en het hertogdom Luxemburg samengevoegd met de provincies van de voormalige Republiek tot het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden. Deze nieuwe staat moest een buffer vormen tegen toekomstige Franse machtsaspiraties.

Hoewel niet iedereen in de Zuidelijke Nederlanden tegen de hereniging was, riep de autoritaire manier waarop koning Willem I, met voorbijgaan aan culturele en religieuze verschillen, een eenheidsstaat wilde creëren veel weerstand op.

De oppositie vormde geen gesloten front, maar bestond aan de ene kant uit verschillende liberale groeperingen en aan de andere kant uit de rooms-katholieke kerk en haar aanhang. In 1828 sloten beide kampen een monsterverbond, wat inhield dat men de onderlinge meningsverschillen ondergeschikt maakte aan een poging hervormingen af te dwingen. De toon werd gezet door een relatief kleine groep jonge, liberale, Franstalige advocaten en journalisten. Hun platform was de fel antiregeringsgezinde krant Courrier des Pays-Bas. Verschillende leden van deze groep, onder wie Louis de Potter, Alexandre Gendebien, Charles Rogier en Sylvain Van de Weyer, zouden niet veel later vooraanstaande posities in het onafhankelijke België bekleden. Maar aanvankelijk dacht geen van hen aan afscheiding.

Twee ontwikkelingen leidden ertoe dat de situatie in de zomer van 1830 escaleerde. Om te beginnen vond de Juli-revolutie in Frankrijk vooral in de groep rond de Courrier des Pays-Bas een enthousiast onthaal. De opstand maakte een einde aan het reactionaire bewind van de Franse koning Charles X. Frankrijk werd een constitutionele monarchie onder ‘burgerkoning’ Louis-Philippe van Orléans.

Het vuurtje werd nog opgestookt door de vele politieke bannelingen uit Frankrijk, die in voorgaande jaren een goed heenkomen in Brussel hadden gezocht. Er gingen zelfs stemmen op voor aansluiting van de Zuidelijke Nederlanden bij Frankrijk. Toen Alexandre Gendebien, een van de belangrijkste voorstanders hiervan, sondeerde hoe Parijs zou reageren als ook in de Zuidelijke Nederlanden een ‘Juli-revolutie’ zou plaatsvinden, kreeg hij te horen dat de nieuwe regering zich afzijdig wenste te houden. De grote mogendheden zouden Franse bemoeienis niet tolereren.

Maar de meeste leden van de oppositie wilden dat ook niet. Ze hoopten vooral dat Willem I door de gebeurtenissen in Frankrijk zou inzien dat hervorming van het staatsbestel en gelijkberechtiging van inwoners van de noordelijke en zuidelijke provincies noodzakelijk waren.

In de tweede plaats had het verzet tegen de regering van Willem I ook een sociale dimensie gekregen. De arbeiders in de Waalse kolenmijnen en de Vlaamse textielindustrie wensten niet zozeer politieke hervormingen, maar betere levensomstandigheden. Na een aanvankelijke opbloei van de economie in de zuidelijke provincies, mede dankzij het stimuleringsbeleid van Willem I, trad eind jaren twintig een recessie in, die diepe sporen had getrokken. Gevoegd bij hoge accijnzen op primaire levensbehoeften leidde dit tot een groeiende ontevredenheid onder het proletariaat.

Ondertussen bleek uit weinig dat de Juli-revolutie in Frankrijk de regering in Den Haag tot nadenken had gestemd. Hoewel de spanningen voor iedereen waarneembaar opliepen, ontving de koning slechts geruststellende berichten. Nog op de ochtend van 25 augustus schreef minister van Binnenlandse Zaken Ghislain de la Coste vanuit Brussel dat de voorgaande avond rustig was verlopen en wat hem betrof de festiviteiten gewoon konden doorgaan.

Vooruitblikkend naar de voor die avond geplande opvoering van La Muette de Portici verwachtte hij dat er ‘erg geestdriftige uitbarstingen zullen zijn’, maar hoopte hij dat het daarbij zou blijven. ‘Zijne majesteit weet door de officiële rapporten waarschijnlijk al welke uiterste opwinding hier heerst. Ik kan daar niets aan toevoegen, behalve dat er mijns inziens geen gevaar te vrezen is.’

Al even geruststellend was het verslag dat de procureur des konings, Henri Joseph Schuermans, diezelfde dag naar Den Haag stuurde: ‘Zoals ik terecht had voorzien is deze nacht alles vrij bedaard en rustig gebleven. De twistzoekers en oproermakers ondervinden weinig of geen bijval.’ Om daaraan toe te voegen: ‘Men vreest enige baldadigheden deze avond in de schouwburg, bij gelegenheid van de vertoning van La Muette de Portici.’ Geen van beiden maakte gewag van de affiches in de stad met het ‘feestprogramma’:

Maandag: vuurwerk
Dinsdag: feestverlichting
Woensdag: REVOLUTIE

De avond van de 25ste augustus verdrong zich een grote menigte voor de deuren van de Muntschouwburg, in de hoop een plaatsje te bemachtigen. Dat lukte lang niet iedereen. Honderden probeerden staande in de open deuren en gangen iets van de voorstelling op te vangen. Er bleven desondanks vele mensen op het plein voor de schouwburg achter. Zij gingen niet naar huis, maar verzamelden zich in of voor de cafés in de buurt.

De voorstelling verliep vanaf het begin onrustig, waarbij moet worden bedacht dat opera in die dagen nog geen ‘linkse hobby’ was, maar een bij een breed publiek populaire kunstvorm. Het was niet ongewoon dat toeschouwers met uitroepen reageerden op wat er op het toneel gebeurde. Die avond was het iedereen opgevallen dat zich een groep van enkele tientallen jongeren, merendeels afkomstig uit de gegoede burgerij, in de zaal bevond. Zij zouden zich op nogal ruwe wijze naar binnen hebben gedrongen. Een aantal toeschouwers was getooid met kokardes in de Franse driekleur.

Tijdens het eerste bedrijf deden zich ondanks de onrust in de zaal geen problemen voor. Dat veranderde toen de zangers Lafeuillade (tenor) en Cassel (bas), in hun rol van respectievelijk rebellenleider Masaniello en zijn medestrijder Pietro, halverwege het tweede bedrijf het duet ‘Amour sacré de la patrie’ aanhieven. Met stormachtig applaus en uitroepen – ‘Vive la liberté!’, ‘Vive la France!’ – werd een herhaling afgedwongen.
Over wat er hierna gebeurde, lopen de lezingen nogal uiteen. Raakten de bezoekers inderdaad zo in vervoering dat zij ‘spontaan’ besloten de straat op te gaan of was het duet een afgesproken teken voor ingewijden in de zaal om in beweging te komen? Werd de voorstelling, volgens andere getuigen, juist op last van de politie afgebroken om te voorkomen dat de gemoederen nog meer verhit zouden raken?

Dat zou bovendien pas na de vierde akte, na de door Lafeuillade uitgeroepen woorden ‘Aux armes!’, zijn gebeurd. In de vijfde en laatste akte delft de held van het verhaal alsnog het onderspit, en in dat opzicht was het eerder in het belang van de in de zaal aanwezige actievoerders de voorstelling af te breken dan in dat van de autoriteiten. Veelzeggend was dat de Courrier des Pays-Bas voorafgaand aan de opvoering had gesuggereerd dat de vijfde akte destijds op last van de Franse censuur aan de opera was toegevoegd en ‘wie daar bezwaar tegen maakt de zaal beter kan verlaten als [de vijfde akte] begint’.

Waarop wachtte de menigte buiten? Getuigen maakten melding van onbekenden die voorafgaand aan de voorstelling in cafés geld hadden uitgedeeld aan de daar verzamelde arbeiders. De aanwezigheid van drukkers van de Courrier des Pays-Bas en andere oppositiekranten duidde erop dat menigeen wist dat er iets stond te gebeuren. Opvallend waren ook hier de groepjes jongeren, sommigen gewapend met stokken. De sfeer was opgewonden, alsof men de hele avond had gewacht om in beweging te kunnen komen.

Er weerklonken leuzen: ‘Vive la Liberté!’, ‘Mort aux Hollandais!’, maar ook opnieuw ‘Vive la France!’. Iemand riep: ‘Naar Le National!’, doelend op de drukkerij van het dagblad Le National aan de Wolvengracht. De krant was een spreekbuis van de regering en trok steevast fel van leer tegen de Courrier des Pays-Bas. In een tijd dat kranten door slechts een kleine bovenlaag werden gelezen, was dit vermoedelijk geen doelwit dat bij een spontaan volksoproer als eerste zou zijn gekozen.

Het lukte niet om de drukkerij binnen te dringen. Daarop trok men naar de boekhandel annex het woonhuis van eigenaar-hoofdredacteur Georges Libry-Bagnano aan de Magdalenastraat. Winkel en woning werden vernield, de inboedel op straat gesmeten – Libry zelf was niet thuis.

Daarna volgden de woningen van andere vooraanstaande vertegenwoordigers van het ‘Hollandse’ gezag, onder wie de directeur van politie De Knijff, de procureur des konings Schuermans en minister van Justitie Van Maanen. Deze doelwitten deden andermaal vermoeden dat een en ander was voorbereid. Daarop duidde ook het feit dat de aanvoerders er die avond op toezagen dat de woningen niet werden geplunderd. Een schrale troost voor de eigenaars, omdat in plaats daarvan alles grondig werd vernield. De woning van Van Maanen werd ook in brand gestoken.

Hoewel de menigte in de loop van de avond en nacht steeds verder aanzwol, zou de kern u
it een groepje van niet meer dan enkele tientallen jongeren hebben bestaan. Ook zouden er aanwijzingen zijn gegeven door onbekende ‘heren’, die duidelijk niet tot de arbeidersbevolking behoorden.

Dat zich Franse provocateurs onder het publiek in de schouwburg en op straat bevonden, was niet onwaarschijnlijk. De volgende ochtend bleek een Franse vlag aan de gevel van het stadhuis te zijn bevestigd – die weer even snel werd verwijderd. Maar dat bewees nog niet dat de gebeurtenissen ook door Frankrijk werden geregisseerd. Het leek er het meest op dat wat door actievoerders uit burgerlijke kring was bedoeld als een waarschuwing aan Willem I door de massale arbeidersdeelname een eigen dynamiek had gekregen.

Omstreeks elf uur – de ongeregeldheden waren toen al een uur aan de gang – drong het ook tot de autoriteiten door dat de boel uit de hand liep. Men bleek volledig overrompeld. Er was een aantal militairen achter de hand gehouden om de politie bij te staan, maar toen hun inzet nodig was, gebeurde dit zo ongecoördineerd en halfslachtig dat de massa zich er niet door liet verdrijven. Het zou tekenend zijn voor het verdere verloop van de gebeurtenissen. Niet bereid concessies te doen, maar uit angst voor een bloedbad ook niet bereid de onrust met harde hand de kop in te drukken, verloor Willem I meer en meer het initiatief.

Toen de gewelddadigheden de volgende dag aanhielden en arbeiders ook vernielingen aanrichtten in fabrieken, groeide de onrust onder de Brusselse bourgeoisie. Die had serieuze grieven tegen Willem I, maar op een proletarische revolutie zaten zij niet te wachten. Nu de overheid niet bij machte bleek orde en gezag te handhaven, besloot een aantal vooraanstaande leden van de burgerij, onder leiding van baron Van der Linden d’Hoogvorst, zelf het heft in handen te nemen en de eerder opgeheven burgerwacht weer in ere te herstellen.

Deze maakte snel een einde aan de protesten, waarna gouverneur Van der Fosse, bevreesd voor nieuwe ongeregeldheden, de burgerwacht uitnodigde samen te werken bij het beheersen van de crisis. Het was een moment van grote betekenis. Dankzij een revolte die zijzelf niet had gewild, kreeg de liberale burgerij onverwacht een machtspositie toebedeeld, die zij nu voor haar eigen politieke doeleinden kon gebruiken.

De onderhandelingen die hierop volgden, liepen stuk op de weigering van Willem I om wezenlijke hervormingen door te voeren. De kroonprins, de latere koning Willem II, probeerde de boel te redden. Hij beloofde dat hij bij zijn vader zou pleiten voor een bestuurlijke scheiding tussen Noord en Zuid onder de paraplu van het huis van Oranje Nassau. Maar de koning aarzelde zo lang dat het tij al verlopen was toen het voorstel alsnog werd voorgelegd aan de Staten-Generaal.

In september 1830 kwam het in Brussel tot een gewapend treffen tussen de opstandelingen en regeringstroepen onder bevel van prins Frederik, de andere zoon van Willem I. De strijd mondde uit in een smadelijke nederlaag voor het regeringsleger. Op 4 oktober werd de onafhankelijkheid van België uitgeroepen.

MEER WETEN
Boeken
Ter gelegenheid van de viering van het 175-jarig bestaan van België in 2005 werd de geschiedenis van het land in een aantal boeken opnieuw tegen het licht gehouden. Aanbevelenswaardig is vooral De Constructie van België 1828-1847 (2006) van Els Witte. Zij is ook een van de auteurs van de driedelige Nieuwe Geschiedenis van België (2005). Deel I behandelt de periode 1830-1905.

Een beknopte samenvatting van de gebeurtenissen biedt De Helden van 1830. Feiten en mythen (2005) van Jeroen Janssens. Een ‘Hollandse’ kijk staat in Geschiedenis der Nederlanden (1993), onder redactie van J.C.H. Blom en E. Lamberts en De Lage Landen 1780-1940.

Twee eeuwen Nederland en België (1986) van E.H. Kossman. In Broedertwist. Nederland en België en de erfenis van 1830, een Nederlands-Vlaamse uitgave ter gelegenheid van een gelijknamige tentoonstelling in 2005, ligt de nadruk op de beeldvorming over en de verwerking van deze episode.

Cd
De befaamde opera La Muette de Portici is onder meer te horen op een uitvoering uit 1987 door het Orchestre Philharmonique de Monte-Carlo onder leiding van Thomas Fulton (EMI Classics).

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.