Home De pogrom van Jedwabne in 1941

De pogrom van Jedwabne in 1941

  • Gepubliceerd op: 25 februari 2015
  • Laatste update 25 mei 2023
  • Auteur:
    Laura Starink
  • 12 minuten leestijd

In de zomer van 1941 doodden Poolse boeren honderden Joodse buren. Na decennia van zwijgen is er inmiddels volop aandacht voor deze misdaad. Alleen de dorpsgenoten en de katholieke kerk hebben nog steeds moeite de pogrom te erkennen.

Het is net na sinterklaas 2013 als Kamil me komt ophalen in het Poolse stadje Białystok aan de grens met Wit-Rusland. Ons reisdoel is het dorp Jedwabne, dat in 2001 door een dun boekje over een moordpartij van de ene dag op de andere in heel Polen een begrip is geworden. Kamil Mrozowićz is een tengere boerenzoon, die in 1986 vlak bij Jedwabne werd geboren. Hij heeft geschiedenis gestudeerd in Białystok, maar zit net als 60 procent van de jongeren in de stad zonder werk. Veel jongeren in dit gebied hebben extreem-rechtse sympathieën. Hij niet.

Kamil is vrijwel de enige dorpeling die geïnteresseerd is in het verhaal van de Joden van Jedwabne. Elk jaar gaat hij naar de kleine herdenkingsbijeenkomst bij het monument tegenover de Joodse begraafplaats. Hier stond de schuur van boer Bronisław Śleszyński, waar op 10 juli 1941 een groot deel van de Joden van het dorp met knuppels naar binnen werd gejaagd. De schuur werd in brand gestoken. Het was het best bewaarde geheim van het dorp, totdat de Poolse historicus Jan T. Gross in 2001 met zijn boek Neighbors, The Destruction of the Jewish Community in Jedwabne, Poland een steen in de vijver gooide. Sindsdien staat Jedwabne bekend als de grootste Poolse pogrom aller tijden.

Gross toonde met procesverslagen en getuigenverklaringen van overlevenden aan dat het niet de Duitsers waren die de Joden doodden, maar enkele tientallen Poolse boeren uit Jedwabne en omgeving. Zij grepen hun kans in de paar weken van anarchie tussen het vertrek van het Rode Leger en de komst van de Wehrmacht.

Het boek veroorzaakte een enorm schandaal in Polen. Velen schreeuwden hun ongeloof van de daken. Gross zou ahistorisch te werk zijn gegaan, zijn bronnen waren kwestieus, de aantallen slachtoffers klopten niet, hij had geen oog gehad voor de historische context. Dit was, kortom, het smaadschrift van een Joodse Polenhater.

Maar Gross kreeg ook steun. Het was hoog tijd, schreven verlichte kranten, om te erkennen dat Polen niet alleen een land is van partizanen en slachtoffers, maar ook van daders. De discussie heeft de Polen realistischer gemaakt over hun heroïsche verleden. Maar het dorp zelf, kopschuw door de beschuldigingen door pers en politiek, verschanste zich onder leiding van de dorpspriester mokkend achter zijn deuren. Bijna vijftien jaar later weigert Jedwabne nog steeds deel te nemen aan de kleine herdenkingsplechtigheid die elk jaar op 10 juli wordt gehouden.

Fanatieke antisemieten dineerden bij de dorpspastoor

Jedwabne laat goed zien hoe ingewikkeld de geschiedenis in deze grensstreek tussen twee agressieve buurlanden was. Het was kiezen tussen twee kwaden. Op 1 september 1939 viel Duitsland Polen vanuit het westen aan, op 17 september marcheerde het Rode Leger de Baltische landen en Oost-Polen binnen. Dat was een uitvloeisel van het Molotov-Ribbentrop-pact van 23 augustus, het niet-aanvalsverdrag waarin Hitler en Stalin Midden-Europa onderling verdeelden. Ook Jedwabne werd door de Russen bezet en veel Polen werden naar Siberië gedeporteerd. Toen Hitler de Sovjet-Unie op 22 juni 1941 onverwacht toch de oorlog verklaarde, trok het Rode Leger zich snel terug.

Het is in deze streken een bekend verhaal: deed de angst voor de Duitsers de Joden opgelucht ademhalen bij de komst van de Russen, de haat tegen de Russen leidde later bij de Polen juist tot vreugde over de komst van de Duitsers. De Joden werden beschuldigd van collaboratie met de Russen, en zo gauw de kans zich bood vierden Poolse burgers hun antisemitische wraakgevoelens bot op hun Joodse buren.

Kamil parkeert zijn auto bij de Joodse begraafplaats even buiten Jedwabne. Een lage stenen muur toont de omtrek van de schuur die boer Śleszyński ter beschikking stelde voor de moordpartij. Op de zijkant van het nieuwe monument dat na Gross’ boek werd onthuld staat de tekst: ‘Ter herinnering aan de Joden van Jedwabne en omgeving, mannen, vrouwen, kinderen, bewoners van deze streek, die op deze plek zijn vermoord en levend verbrand op 10 juli 1941.’ Dat de Joden door hun Poolse buren zijn vermoord wordt nog steeds niet expliciet vermeld.

De discussie na de publicatie van het boek van Jan Gross was emotioneel, hard en principieel. In de zomer van 2000 opende in Warschau het Instituut voor Nationale Herinnering (IPN) zijn deuren. Het was vooral bedoeld om onderzoek te doen naar de misdaden van het communistische regime, maar de eerste president van het IPN, Leon Kieres, begreep meteen dat hij niet om Jedwabne heen kon.

Al snel stapelden de bewijzen voor het gelijk van Gross zich op. De Poolse regering accepteerde de belangrijkste feiten en bood de Joodse gemeenschap haar excuses aan. Ook de landelijke Poolse clerus erkende dat de misdaad gepleegd was door Poolse hand. Op 10 juli 2001 togen president Alexander Kwaśniewski, Kieres, de rabbijn van Warschau Michael Schudrich, en een stoet Poolse intellectuelen en journalisten naar Jedwabne om te bidden en kransen te leggen bij een nieuw monument. Opvallend afwezig was niet alleen kardinaal Józef Glemp, het hoofd van de Poolse katholieke kerk, maar ook pastoor Edward Orłowski van de kerk van de Heilige Apostel Jakob van Jedwabne.

Het boek van Gross was een polemisch pamflet. Veel indringender nog is het boek My z Jedwabnego (2004) van onderzoeksjournalist Anna Bikont. Bikont zocht de nog levende daders op en vond getuigen, die er slechts met grote aarzeling hun mond over open durfden te doen. Bikont, zelf Joods, koos voor een persoonlijke toon en haar groeiende wanhoop is voelbaar op elke pagina.

Joden werden als derderangsmensen beschouwd en dat werd uitgedragen door de kerk

In Jedwabne werd de woede over het boek van Gross gekanaliseerd door pastoor Orłowski. ‘Jedwabne zag zichzelf als een klein, arm dorp in Polen dat in de steek gelaten was door de wereld,’ zegt Bikont. ‘Fanatieke antisemieten als Leszek Bubel waren er niet weg te slaan. Hij dineerde bij pastoor Orłowski en verkondigde luidkeels dat Gross gefinancierd was door Amerikaanse Joden, die miljoenen dollars smartengeld van de Polen wilden vragen. Het gaf de burgers het gevoel dat ze vrienden hadden. Vader Orłowski had de rol van zijn leven.’

Het schemert al als Kamil me in Białystok afzet bij het kantoor van de lokale afdeling van het IPN, waar ik een afspraak heb met Radosław Ignatiew. Als onderzoeksrechter kreeg hij in 2000 de kwestie-Jedwabne op zijn bord. Dat was geen gemakkelijke klus.

Ook Ignatiew had als vaderlandslievende katholiek aanvankelijk moeite Jan Gross te geloven. ‘Voor mij als Pool was dit een heel pijnlijk dossier, maar als onderzoeksrechter was me al snel glashelder wat zich hier had afgespeeld: Poolse burgers hebben in de oorlog in Jedwabne andere Poolse burgers om het leven gebracht. Daarvoor moeten zij worden vervolgd. En Jedwabne stond niet alleen.’

Het blijft de onderzoeksrechter verbijsteren dat de katholieke kerk in Polen haar eigen antisemitisme niet onder ogen wil zien. Ook in de Poolse katholieke kerk zijn inmiddels wel wat verlichte geesten, maar hij moet erkennen dat er nog steeds slechtopgeleide, primitieve priesters zijn zoals pastoor Orłowski, die de conclusies van het IPN tot zijn dood heeft bestreden. ‘Hij was geen bijster intelligente man. Hij beschouwde de hele heisa rond Jedwabne serieus als een aanval op de Poolse natie.’

Om het precieze aantal doden in Jedwabne vast te stellen liet Ignatiew opgravingen doen op de plek van de schuur. Maar de Joodse gemeenschap stond niet toe dat de rust van de doden werd verstoord. Daarom is het aantal doden nog steeds niet meer dan een schatting van tussen de 300 en 400. Het gaf de tegenstanders idiote argumenten in handen: de Joden zouden het graf snel hebben laten dichtgooien omdat er Duitse kogels waren gevonden die aantoonden dat de moord wel degelijk het werk was van de Duitsers. Maar de paar kogels die zijn gevonden, zegt Ignatiew, dateerden uit de Eerste Wereldoorlog.

In het hele gebied vonden dertig pogroms en moordpartijen plaats

De grootste ontdekking van het IPN was dat Jedwabne niet op zichzelf stond. In het hele gebied vonden in die korte periode op dertig plaatsen pogroms, moorden en geweldsuitbarstingen plaats. Waarom was juist in Oost-Polen het antisemitisme zo sterk?

Het gebied rondom Białystok was traditioneel zeer conservatief en nationalistisch, zegt Krzysztof Persak, een van de opstellers van het IPN-rapport in Warschau. ‘De rechtse Poolse partij Narodowa Demokracja bedreef al sinds de eeuwwisseling een sterk nationalistisch getinte propaganda in de streek. Dat is tot op de dag van vandaag voelbaar. Men was hier bijvoorbeeld sterk gekant tegen het lidmaatschap van de Europese Unie. De sfeer is chauvinistisch en gesloten.’

De tegenstanders van Gross hameren erop dat de Duitsers de Joden van Jedwabne hebben omgebracht, en anders hebben zij de Polen gedwongen het te doen. Dat was decennialang de officiële versie van het Poolse communistische bewind. Zeker, zegt Persak, hebben de Duitsers een rol gespeeld bij het geweld, maar er waren op dat moment nauwelijks Duitsers in het gebied.

Dan is er het argument van de impact van de Sovjetbezetting van Oost-Polen, van 1939 tot 1941. Toen zouden de Joden hebben gecollaboreerd met de Russen en hebben deelgenomen aan de communistische terreur tegen de Polen. Dat moest gewroken worden. Dat de Joden de Russen als bevrijders zagen was volstrekt logisch, zegt Persak. Ze begrepen maar al te goed wat hun van de nazi’s te wachten stond. Maar ook de Polen hadden zich in de jaren dertig van hun slechtste kant laten zien. Etnische minderheden werden vóór de oorlog in Polen zwaar gediscrimineerd, dus het was logisch dat ze de kans grepen toen de Sovjets kwamen met hun slogans over gelijke kansen. De Polen interpreteerden dat als verraad. ‘Natuurlijk zijn er Joden geweest die deelnamen aan de anti-Poolse terreur, maar het was zeker niet de meerderheid.’ De Sovjetbezetting wordt nog steeds gewoon als excuus gebruikt voor de moordpartij.

De Sovjetterreur was wel de directe oorzaak dat de Polen de Duitsers met open armen ontvingen. In de Poolse heldenversie van de geschiedenis is dat een pijnlijke kwestie, maar ook dat was verklaarbaar. ‘Tussen september 1939 en juni 1941 hebben de Sovjets alleen al in Oost-Polen meer dan 100.000 mensen opgepakt. Het was dus ook weer logisch dat de Duitsers werden begroet als bevrijders.’ Maar wat het geweld écht heeft uitgelokt, zegt Persak, is heel simpel dat de gelegenheid geboden werd.

Het was de rabbijn van Warschau, de Amerikaan Michael Schudrich, die in 2001 Jedwabnes burgemeester Godlewski vroeg voor het eerst een dodenherdenking te organiseren. Godlewski was een moedig man met wie over de moord goed te praten viel, maar dat viel in het dorp verkeerd: ‘Uiteindelijk heeft hij Jedwabne moeten ontvluchten.’

Het dorp werkt niet mee aan de herdenking, zegt Schudrich, maar de rest van het land wel. ‘Jarenlang zijn de Polen door de communistische propaganda gevoed met het idee dat de arme Polen de slachtoffers waren van dat vreselijke naziregime. Nu moesten zij erkennen dat zij óók daders zijn geweest. Ik heb er diep respect voor dat ze dat gedaan hebben.’

De jezuïet Wacław Oszajca in Warschau schaamt zich voor sommige van zijn geloofsgenoten. Hij houdt de kerk medeverantwoordelijk voor het feit dat de dorpelingen nog steeds niets van de hele geschiedenis willen weten. ‘Het is een feit dat de Polen hebben gemoord! Het is de taak van de priester om vergiffenis te vragen en ook te schenken.’ Oszajca loopt niet weg voor de zonden van de katholieke kerk. ‘Antisemitisme is zo oud als het Nieuwe Testament. Op dit gebied hebben wij veel kwaad gedaan.’ Joden werden in de jaren dertig in Polen als derderangsmensen beschouwd en dat werd uitgedragen door de kerk. ‘Dat is pas na het Tweede Vaticaans Concilie veranderd. Het Vaticaan heeft het anti-judaïsme van de katholieke kerk toen theologisch verworpen.’

Op 10 juli 2014 keer ik terug naar Polen om de herdenking in Jedwabne bij te wonen. Een man of tachtig is bijeen om de doden te eren. Rabbi Schudrich houdt een korte toespraak en zegt kaddisj voor de vermoorde Joden. Op Kamil na is er weer niemand uit het dorp gekomen. Ik maak mijn opwachting bij Jerzy Dembiński, de priester van Jedwabne. Niemand ontkent dat hier in 1941 een misdrijf is gepleegd, zegt hij, maar zijn parochianen zijn gekwetst door de leugens die over hun dorp worden verspreid. De aantallen vermoorde Joden in het boek van Gross (1600) klopten niet en de Duitsers hebben bij de moordpartij een belangrijke rol gespeeld. ‘Het is alsof iemand er belang bij heeft steeds dieper en dieper in die wond te boren.’ De dorpelingen vanaf de kansel oproepen om aan de herdenking deel te nemen heeft volgens Dembiński geen enkele zin. ‘Zoveel katholieken hebben al excuses aangeboden, tot aan paus Johannes Paulus II toe. De bewoners van Jedwabne wachten op de excuses van de mensen die over hen hebben gelogen.’

Als ik mijn verbazing uitspreek over het feit dat de priester de gekwetstheid van zijn parochianen op één lijn lijkt te stellen met de moord op de Joden, zegt Dembiński: ‘Er zijn in die jaren niet alleen Joden vermoord, maar ook Polen. Natuurlijk is dat een onzinnige vergelijking, maar als je hem al maakt moet je je afvragen wie er meer en dieper geleden heeft: iemand die binnen een paar uur is gedood of iemand die naar Siberië werd verbannen, in een kamp vijf jaar honger en kou heeft geleden en van de honger is omgekomen.’

De discussie rond Jedwabne heeft veel teweeggebracht in Polen. Het Joodse verleden wordt niet meer genegeerd en steeds meer jonge mensen raken geïnteresseerd in de verdwenen cultuur. Historici doen fundamenteel onderzoek naar de zwarte bladzijden uit het verleden. En ook op politiek niveau is er dankzij mensen als de vroegere president Kwaśniewski een grote stap vooruit gezet. Er is één bolwerk dat de overgang naar echte normalisering van de betrekkingen met de Joden niet kan maken. De katholieke kerk is conservatiever dan ooit.

Laura Starink is slavist en journalist. Ze werkte lange tijd als correspondent voor NRC Handelsblad in Moskou en schreef meerdere boeken over Rusland. In 2013 verscheen Duitse wortels. Mijn familie, de oorlog en Silezië.

Meer weten:

  • De aanleiding voor de polemiek was de verschijning van Neighbors. The Destruction of the Jewish Community in Jedwabne, Poland (2001) van de Pools-Joodse historicus Jan T. Gross, waarin werd onthuld dat niet de Gestapo, maar de Poolse boeren van het dorp Jedwabne in juli 1941 hun Joodse buren hadden vermoord. Gross schreef meer over de recente Pools-Joodse geschiedenis, zoals Fear. Antisemitism in Poland after Auschwitz (2006).
  • In 2004 verscheen My z Jedwabnego (Wij van Jedwabne) van de journalist Anna Bikont, dat in het Frans is verschenen als Le crime et le silence (2011).
  • Wie weten wil hoe de discussie in Polen is gevoerd, kan terecht bij The Neighbors Respond: The Controversy over the Jedwabne Massacre in Poland (2004) van Anthony Polonsky en Joanna B. Michlic.
  • Een standaardaardwerk over Midden-Europa in de twintigste eeuw is Bloedlanden (2011) van Timothy Snyder.
  • In 2001 werd de eerste herdenking van de pogrom in Jedwabne georganiseerd. Lees de speech van de Poolse president Aleksander Kwasniewski terug.
  • Onderzoeksjournalist Anna Bikont zocht nog levende getuigen op, en tekende hun verhalen op in My z Jedwabne (2004). Lees een naar het Engels vertaald fragment uit dit boek.
  • In 2012 maakte de Poolse regisseur Wladyslaw Pasikowski de film Pokłosie (Aftermath) over de moordpartij. Bekijk de trailer.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.