Home De opstand: De graaf van Rennenberg

De opstand: De graaf van Rennenberg

  • Gepubliceerd op: 18 september 2018
  • Laatste update 13 okt 2022
  • Auteur:
    Mirjam Janssen
De opstand: De graaf van Rennenberg

De graaf van Rennenberg, stadhouder in het noorden van de Nederlanden, ging de geschiedenis in als een verrader. Tijdens de Opstand sloot hij namelijk vrede met de Filips II, koning van Spanje en heer der Nederlanden. Maar hoe terecht is deze beschuldiging?

Met een groep ruiters draafde George van Lalaing, graaf van Rennenberg, op 3 maart 1580 de Breede Merckt in Groningen op. En hij riep: ‘Staat bij, staat bij, vrome burgers; ziet mij heden eerst regt als stadhouder des konings, en bereid om met u te leven en te sterven!’

Een paar honderd Groningers sloten zich aan bij de katholieke stadhouder en gingen tot actie over. Protestantse burgers werden gearresteerd, de calvinistische burgemeester gedood. Die gebeurtenissen gingen als een schok door de Nederlanden. Rennenberg behoorde tot het kamp van de opstandelingen onder leiding van Willem van Oranje, maar had zich nu aangesloten bij hun tegenpartij, landsheer en koning van Spanje Filips II. De verhoudingen tussen protestant en katholiek in de Nederlanden kwamen erdoor op scherp te staan.

De tekst loopt door onder de afbeelding


Noordelijke gewesten verenigen zich. Afbeelding: Rijksmuseum Amsterdam

Zijn daad heeft Rennenberg eeuwenlang een slechte reputatie bezorgd. Volgens Pieter Bor, de zeventiende-eeuwse chroniqueur van de Nederlandse Opstand, was Rennenbergs hart ‘so verdorret en klein als een Walse noot’. En Bors tijdgenoot Pieter Corneliszoon Hooft meende dat Rennenberg vol spijt was gestorven: ‘Zijn trouwbreuk strekte enen nagel aan zijn doodskist en werd geboet met berouw, dat zijn ziel doorsneed.’ Ook achttiende- en negentiende-eeuwse historici waren negatief over de graaf. Pas in de twintigste eeuw volgde enig begrip.

Muitende soldaten 

De graaf stamde uit een Henegouws hoogadellijk geslacht, waarvan de leden traditiegetrouw mooie ambten vervulden in het landsbestuur. Hij was zich steeds ongemakkelijker gaan voelen bij de Opstand. In 1580 vochten de mannen van Filips al veertien jaar met een weerspannig deel van de Nederlanders. Willem van Oranje had steeds opgeroepen tot massaal verzet, maar veel Nederlanders durfden of wilden daar niet aan, zodat de strijd zich maar voortsleepte.
 

De opstandelingen raken verzeild in een tweefrontenoorlog.

Alleen in 1576 leek er even sprake van eenheid in de Nederlanden. Toen eisten de steden en gewesten gezamenlijk in de zogenoemde Pacificatie van Gent dat de Spaanse troepen Nederland verlieten en dat de vervolgingen van protestanten werden gestaakt. Tijdens de laatste onderhandelingen over die eisen misdroegen muitende Spaanse soldaten zich vreselijk, vooral in Antwerpen, waar ze plunderden, moordden en verkrachtten. Dat geweld haalde de laatste twijfelaars over de streep om de Pacificatie te ondertekenen. Wat de eisers betreft kon Filips II hun heer blijven, als hij de Pacificatie maar erkende. Over één onderwerp werden de ondertekenaars het niet eens: de religiekwestie. Holland en Zeeland wilden godsdienstvrijheid voor calvinisten, maar andere steden en gewesten wilden vooral ruimte voor katholieken.

De tekst loopt onder de afbeelding door

Unie van Utrecht.

‘Lijff, goet ende bloet’

In de jaren daarop escaleerde de situatie. Strikte calvinisten en felle katholieken gunden elkaar het licht in de ogen niet meer en de verhouding met Filips II werd steeds moeizamer. De Nederlanden vielen in 1579 in twee kampen uiteen: de Unie van Atrecht, zuidelijke gewesten die de koning trouw bleven, en de Unie van Utrecht, waarin vooral noordelijke opstandelingen zich hadden verenigd. Zij wilden een gemeenschappelijk leger oprichten en elkaar bijstaan in de strijd tegen het leger van Filips II. In Holland en Zeeland gold een persoonlijke vrijheid van godsdienst. De overige steden en gewesten mochten een eigen religieus beleid voeren. Maar in de praktijk gedroegen vooral calvinisten zich erg fanatiek en probeerden op veel plaatsen hun religie door te drukken.
 
Rennenberg had de Pacificatie van Gent ondertekend en daarom had Willem van Oranje hem voorgedragen als stadhouder van Groningen en Ommelanden, Friesland, Drenthe en Overijssel. In 1579 had hij ook zijn handtekening onder de Unie van Utrecht gezet en beloofd die met ‘lijff, goet ende bloet’ te steunen. Maar daarmee ging hij in tegen de wens van veel katholieke stad-Groningers. Zij zagen weinig in de Unie van Utrecht, die naar hun mening werd gedomineerd door de calvinistische Hollanders. Ze wilden de mogelijkheid van een verzoening met Filips openhouden, maar onder druk van Rennenberg gingen ze akkoord met de Unie.

Toch begon hij een paar weken daarna geheime onderhandelingen met een gezant van Filips over een verzoening. Die deed hem een aantrekkelijk aanbod: hij mocht stadhouder blijven, kreeg 10.000 florijnen, de Spanjaarden zouden hem elders geconfisqueerd familiebezit teruggeven en hij kon misschien zelfs toetreden tot de prestigieuze Orde van het Gulden Vlies. Als hij de opstandige garnizoenen in Friesland kon overhalen om zich bij Filips aan te sluiten, ontving hij nog eens 10.000 florijnen.

De tekst loopt door onder de afbeelding

Rumoer in Groningen nadat stadhouder Rennenberg is overgelopen naar Spaanse zijde. Prent door Simon Fokke uit 1752. Afbeelding: Rijksmuseum Amsterdam

Dit soort onderhandelingen was niet uitzonderlijk; tijdens de Opstand wisselden edelen en geestelijken wel vaker van kamp. Hun beslissing hing af van persoonlijke belangen en loyaliteiten, hun religie en ook van het aanbod dat ze kregen, want zowel de Spanjaarden als de opstandelingen probeerden sleutelfiguren met mooie beloftes aan zich te binden.

Maar Rennenberg handelde niet alleen uit opportunisme. Ook zijn familieleden en stad-Groningers drongen aan op verzoening met Filips. Voor hemzelf speelde bovendien een gewetenskwestie. Hij was diepreligieus en wilde ‘in het oude katholieke geloof’ blijven. Daarom tekende hij de akte waarin hij de koning trouw en gehoorzaamheid beloofde ‘zoals het een goede en loyale vazal en onderdaan betaamt tegenover zijn soeverein en natuurlijke landsheer’. De onderhandelaar namens Filips II was tevreden en schreef Rennenberg dat ‘de intentie van de koning altijd is geweest zaken te regelen door pacificatie en onderhandeling, en niet door wapens en geweld’. Kortom, de twee hadden de relatie heer-vazal op vreedzame wijze hersteld en waren daar beiden mee ingenomen.
 

Rennenberg krijgt 10.000 florijnen als hij overloopt naar Spaanse zijde.

Toen uitlekte dat Rennenberg een overeenkomst met Filips had gesloten, kreeg hij steun van veel Groningers, Drenten en Twentenaren. Ook Coevorden en Oldenzaal verklaarden zich aan zijn kant. Willem van Oranje probeerde hem nog even te lijmen: hij bood de ongetrouwde Rennenberg de hand van zijn dochter aan als hij bij de Unie van Utrecht zou blijven. Maar daar ging Rennenberg niet op in en hij handelde snel. Hij bezette op 3 maart 1580 de stad Groningen, zonder versterking van Filips’ leger af te wachten. Als reactie stuurde de Unie van Utrecht schepen naar het noorden om de Eems af te sluiten.
 
De Groninger Ommelanden steunden Rennenberg niet: tussen dit gebied en de stad bestonden grote spanningen, omdat de Ommelanden meer zelfstandigheid wilden. Bovendien neigde een deel van de regio meer naar het protestantisme. Veel inwoners sympathiseerden dan ook met de calvinistische houwdegen Barthold Entens, de luitenant-kolonel van het Unieleger, die de stad Groningen begon te belegeren. Entens had nog met geuzenleider Willem van der Marck Lumey bij Den Briel gevochten en was een echte papenhater. Toen Entens eind mei sneuvelde, probeerde Rennenberg diens soldaten weer aan zijn kant te krijgen. Hij schreef hun een brief waarin hij stelde dat er een sterk leger van Filips onderweg was naar het noorden en dat ze nog één kans kregen om zich te bedenken.

De tekst loopt door onder de afbeelding

De calvinistische luitenant-kolonel Barthold Entens belegert Groningen in 1580.

De soldaten raakten in verwarring. Om te voorkomen dat ze zouden overlopen naar het leger van Filips II, liet Filips van Hohenlohe – de nieuwe bevelhebber van het Unieleger – hen naar het zuiden optrekken, de vijandelijke troepen tegemoet. Ondertussen hield een kleine landmacht onder bevel van Willem Lodewijk van Nassau Groningen ingesloten.

Op 16 juni 1580 troffen het Unieleger en Filips’ troepen elkaar bij Hardenberg. Eerst was het Unieleger succesvol: Hohenlohe had een bekwame cavalerie van 1200 à 1400 paarden, die de vijand wist terug te drijven. Maar toen Filips’ leger de aanval inzette op de veel zwakkere infanterie, ging het mis. Het Unieleger werd volkomen verslagen en moest vervolgens ook het beleg van Groningen opgeven. Later belegerde Rennenberg nog even het opstandige Steenwijk, zij het tevergeefs.
 

Katholieke kerken worden geplunderd, de kastholieke eredienst verboden. 

Ondertussen verspreidden de opstandelingen pamfletten waarin ze de graaf voor ‘verrader’ uitmaakten. Dankzij de actie van Rennenberg waren de opstandige gewesten immers verzeild geraakt in een tweefrontenoorlog. Filips’ mannen waren al sterk in het zuiden en nu waren er ook in het noordoosten serieuze problemen. De graaf had het ‘ware’ vaderland in de steek gelaten – een cliché dat in de geschiedschrijving terecht zou komen. Naar de maatstaven van die tijd was de beschuldiging vreemd, want volgens het toen geldende recht waren de opstandelingen zelf verraders. Zíj verzetten zich tegen een rechtmatige heer.

De tekst loopt door onder de afbeelding

In 1594 verovert Maurits van Nassau de stad Groningen. Weergave in vogelvlucht van de troepen. Afbeelding: Atlas van Stolk

In het hele land volgden woedende reacties op de daad van Rennenberg. Zo werden in Utrecht katholieke kerken geplunderd en werd in Friesland de katholieke eredienst verboden. Door dit soort acties kwam een vluchtelingenstroom op gang: tientallen pastoors en monniken vluchtten naar de stad Groningen.

Guerilla-acties

Het jaar daarop, in 1581, probeerde de Unie de kwestie nogmaals uit te vechten. Met 4000 soldaten en 500 ruiters rukte het Unieleger vanuit Friesland op naar Groningen. Maar onderweg daarnaartoe begonnen de troepen, die al een tijd niet waren betaald, volgens een ooggetuige de omgeving te plunderen op ‘onuytspreeckelijkcke ende oncrijstelijcke’ wijze. De legerleiding probeerde het daarom zo snel mogelijk op een veldslag te laten aankomen. Op 30 september kwam het tot een treffen bij Noordhorn, een plaatsje ten westen van Groningen. Rennenberg was inmiddels aan een ziekte overleden en het bevel van Filips’ troepen was in handen van de Spanjaard Francisco Verdugo. Deze ervaren vechtjas pakte de opstandelingen zo hard aan dat ze op de vlucht sloegen. Ze verloren de helft van hun voetvolk. Het noordoosten bleef in katholieke handen, al voerden protestanten er wel guerrilla-acties uit.
 
In 1581 ondertekenden de Staten-Generaal van de opstandige gewesten het Plakkaat van Verlatinghe, waarin ze Filips II afzworen als landsheer. Hij had hun rechten geschaad en de gewesten voelden zich niet langer verplicht zijn gezag te erkennen. Daarna gingen de Staten-Generaal op zoek naar een andere vorst, maar deze zoektocht mislukte. In 1588 besloten ze verder te gaan als de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden.

De tekst loopt door onder de afbeelding

Vader des Vaderlands: Willem van Oranje.

Aanvankelijk leek dat een tamelijk kansloze onderneming. De Republiek was eigenlijk niet opgewassen tegen Filips’ leger, dat inmiddels alle gewesten tot aan de Maas had terugveroverd. Maar het jonge land had het geluk dat de Spanjaarden niet al hun geld en energie in de strijd met de Republiek wilden steken. Filips II bestuurde een wereldrijk en had meer conflicten uit te vechten. Bovendien ontpopte Maurits, de zoon van Willem van Oranje, zich tot een bekwaam legerleider.

In 1594 slaagde de Republiek erin Groningen in te lijven. Toen het leger naar de stad oprukte, stuitte het op een verdeelde bevolking. De armere burgers wilden katholiek blijven en waren Spaansgezind. De rijkeren wilden juist aansluiting bij de Republiek omdat dat hun economisch gunstiger leek. Na enig militair vertoon van de belegeraars deden de Groningers de poorten op 22 juli open. De stad mocht zich als volwaardig lid bij de Republiek aansluiten, onder voorwaarde dat ze zich verzoende met de Groninger Ommelanden, Willem Lodewijk van Nassau als stadhouder accepteerde en dat er alleen het gereformeerde geloof werd toegestaan.

Na veertien jaar was het ‘verraad’ van Rennenberg tenietgedaan. Tegenwoordig oordelen historici niet meer zo hard over de stadhouder als in het verleden. Hij handelde naar de wens van veel stad-Groningers, die net als veel van hun tijdgenoten vooral vrede wilden.
 
Mirjam Janssen is historicus en journalist.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Dit artikel is gepubliceerd in Historisch Nieuwsblad 10 - 2018