Home De opkomst van lokale partijen

De opkomst van lokale partijen

  • Gepubliceerd op: 15 maart 2018
  • Laatste update 13 okt 2022
  • Auteur:
    Willem de Bruin
  • 9 minuten leestijd
De opkomst van lokale partijen

Sinds de jaren negentig zijn lokale partijen in opmars. Hoe kan dat? En waarom begon hun succes in het zuiden van het land? Dat heeft alles te maken met de opstelling van de Katholieke Volkspartij. 

Gesloten politieke cultuur

Een raadslid van een lokale partij die een schadeclaim indient bij de gemeente waar hij vervolgens als wethouder zelf verantwoordelijk is voor de afhandeling: een duidelijker geval van belangenverstrengeling is amper denkbaar, maar voor de gemeenteraad van de Limburgse gemeente Brunssum was het in 2017 geen reden de omstreden wethouder aan de kant te zetten. Wethouder Jo Palmen van Burgerbelangen Brunssum raakte niet voor het eerst in opspraak. Hij was eerder door het CDA geroyeerd, waarna hij met een eigen partij een succesvolle gooi naar de macht deed.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

De affaire riep herinneringen op aan de rel rond de Roermondse VVD-wethouder Jos van Rey. Ook hij begon, nadat hij door de VVD aan de kant was gezet, een eigen partij, waarmee hij niet zonder succes aan de gemeenteraadsverkiezingen deelnam. In beide gevallen leken de verdenkingen tegen de prominente lokale politici de kiezer weinig te kunnen schelen. De affaires vestigden de aandacht op de vanouds gesloten politieke cultuur in de zuidelijke provincies, waar landelijke partijen nog maar relatief kortgeleden een voet tussen de deur hebben gekregen.

In 2014 behalen lokale lijsten samen meer dan 27 procent van de stemmen

Tot in de jaren zeventig van de vorige eeuw leverden de gemeenteraadsverkiezingen in Noord-Brabant en Limburg een beeld op dat nogal afweek van dat in de rest van het land. Als de uitslag op een kaart van Nederland werd geprojecteerd, met een aparte kleur voor elke partij, dan was het gebied ten zuiden van de grote rivieren vrijwel egaal gekleurd. Niet zo vreemd, ben je geneigd te denken; iedereen stemde daar toen immers op de Katholieke Volkspartij (KVP). Mis: de KVP deed in de meeste Brabantse en Limburgse gemeenten helemaal niet mee. Bijna alle stemmen gingen naar lokale lijsten, die voor het gemak als één partij werden beschouwd.

Tekst loopt door onder de afbeelding.

De Roermondse wethouder Jos van Rey wordt uit de VVD gezet en richt dan al snel een nieuwe lokale partij op: de Liberale Volkspartij Roermond. In 2016 wordt hij veroordeeld wegens corruptie.

In de jaren tachtig leek het er even op dat de plaatselijke partijen over hun hoogtepunt heen waren, maar inmiddels zijn ze aan een nieuwe opmars begonnen. Hun aanhang in Brabant en Limburg is vergeleken met de eerste naoorlogse decennia teruggelopen, maar de winst in andere provincies maakt dit meer dan goed. Bij de gemeenteraadsverkiezingen in 2014 behaalden alle lokale lijsten samen meer dan 27 procent van de stemmen. De ‘lokalen’ zijn daarmee op gemeentelijk niveau de grootste politieke groepering van Nederland.

De opmars van dit type partijen begon in het zuiden. Katholieken vormden in de eerste decennia na de Tweede Wereldoorlog ruim een derde van de Nederlandse bevolking. Anders dan de over het land verspreide aanhangers van de verschillende protestantse geloofsrichtingen woonden zij voor het overgrote deel in de twee provincies beneden de grote rivieren. De katholieke dominantie was hier zo sterk dat niet-katholieke organisaties en partijen er amper een voet aan de grond kregen.

Tekst loopt door onder de afbeelding.

Nonnen bezoeken een muziekconcours in Kerkrade, 1954. Niet-katholieke organisaties krijgen er nauwelijks een voet aan de grond.

Voor een partij heeft het alleen zin mee te doen aan lokale verkiezingen als er voldoende potentiële kiezers zijn. Om een lijst te kunnen indienen moeten er ook voldoende geschikte kandidaten zijn, en om succesvol campagne te kunnen voeren is een minimale vorm van organisatie nodig. Aan deze voorwaarden kon vooral op het platteland van Brabant en Limburg zelden worden voldaan. Landelijke, niet-katholieke partijen zoals de PvdA en de VVD beperkten hun deelname aan gemeenteraadsverkiezingen in het zuiden daarom tot de steden en enkele grotere gemeenten. Om dezelfde redenen zagen landelijke partijen ook in kleine gemeenten boven de grote rivieren soms af van deelname aan de gemeenteraadsverkiezingen.

Gebrek aan echte keuze

Maar waarom gebruikte de KVP deze situatie niet om haar alleenheerschappij te vestigen? Het antwoord luidt dat het daarvoor, hoe vreemd dat ook klinkt, niet nodig was aan de gemeenteraadsverkiezingen deel te nemen. Geloof en ideologie spelen bij discussies in de gemeenteraad doorgaans een ondergeschikte rol, zeker in kleine gemeenten. Omdat iedereen elkaar daar kent zijn de persoonlijke verhoudingen meestal belangrijker dan de politieke kleur van raadsleden en wethouders. Dit brengt ook een risico met zich mee. Politieke conflicten ontaarden sneller dan op landelijk niveau in persoonlijke ruzies en afsplitsingen.

In Limburg zijn in 1962 plaatselijke lijsten oppermachtig

Voor de KVP was dat niet aantrekkelijk. Waarom zou ze lokaal risico’s nemen als de overgrote meerderheid van de zuiderlingen bij verkiezingen voor de Tweede Kamer en de Provinciale Staten toch wel op haar zou stemmen? Liever verschool de partij zich daarom achter lokale lijsten, waarvan de kandidaten doorgaans niet minder katholiek waren.

Het gevolg van deze strategie was dat in bijvoorbeeld 1962 in 84 procent van de Limburgse gemeenten geen enkele landelijke partij aan de gemeenteraadsverkiezingen deelnam. Alleen wanneer andere landelijke partijen met een lijst uitkwamen, deed ook de KVP mee. Lokale lijsten behaalden in dat jaar in Limburg 65 procent van de stemmen. Dat was het gemiddelde voor de hele provincie, dus inclusief grotere plaatsen als Maastricht, Heerlen en Kerkrade, waar ook andere partijen deelnamen. In verreweg de meeste gemeenten ging 100 procent van de stemmen naar plaatselijke lijsten. Noord-Brabant liet een vergelijkbaar beeld zien. Hier scoorden de lokale lijsten in 1962 ruim 47 procent van de stemmen. De lokale lijsten bereikten hun electorale hoogtepunt in 1974, toen ze in Limburg bijna 72 procent en in Brabant ruim 51 procent van de stemmen behaalden.

Tekst loopt door onder de afbeelding.

Dries van Agt bezoekt in 1978 Breda om de verkiezingscampagne van het CDA te ondersteunen. Hij wordt ontvangen in de consistoriekamer.

Het gebrek aan een echte keuze wreekte zich toen eind jaren zeventig de gevolgen van de industrialisatie, de verstedelijking en de ontkerkelijking die daarmee gepaard ging steeds zichtbaarder werden. Het isolement van de traditioneel katholieke gemeenschappen op het platteland van Brabant en Limburg werd langzaam maar zeker doorbroken. De gemeenteraadsverkiezingen van 1978 vormden het omslagpunt. Vooral in Limburg moesten de lokale lijsten een flink verlies incasseren, al kregen ze nog altijd 61 procent van de stemmen. Deze neergaande lijn zette zich voort in de jaren tachtig en negentig.

Aan het eind van de jaren negentig zette het herstel in, tegelijk met de groei van lokale partijen elders in Nederland. Hun alleenheerschappij in het zuiden waren de lokale partijen toen al kwijt en katholiek waren de kandidaten op de lokale lijsten ook niet meer altijd.

Afnemende kiezerstrouw

Naast de ontzuiling waren er nog twee andere factoren die de neergang van de lokale lijsten in het zuiden bespoedigden. In 1970 was de opkomstplicht afgeschaft, wat ontevreden katholieken de mogelijkheid bood voortaan thuis te blijven. Van minstens zo grote invloed was de gemeentelijke herindeling. Van de ongeveer duizend gemeenten die Nederland in 1960 telde, was in 2000 nog maar de helft over. Dit betekende dat er minder raadszetels waren te verdelen, terwijl lokale partijen tegelijkertijd meer concurrentie kregen van andere partijen.

De steun voor lokalen berust vaak op een afkeer van landelijke politiek

In de andere provincies haalden lokale partijen in de jaren zeventig en tachtig zelden meer dan 10 procent van de stemmen. Inmiddels zijn de verschillen tussen het zuiden en de rest van Nederland een stuk kleiner geworden. De ontzuiling, die in het zuiden een einde maakte aan de dominantie van de aan de KVP gelieerde lokale lijsten, effende in andere provincies juist de weg voor nieuwe, lokale partijen. Niet alleen KVP/CDA, maar ook de PvdA en de VVD kregen te maken met een afnemende kiezerstrouw. Een gevolg hiervan was dat ook in de steden steeds vaker lokale lijsten aan de verkiezingen deelnamen. In 1994 waren de ‘lokalen’ de grote overwinnaar bij de gemeenteraadsverkiezingen. In 2002 kregen de gezamenlijke lokale partijen voor het eerst meer stemmen dan het CDA, de tot dan toe de dominante partij buiten de grote steden.

Tekst loopt door onder de afbeelding.

Verkiezingscaravan van Leefbaar Arnhem in 2002. De ‘leefbaar’-beweging gaf een populistische impuls aan de lokale politiek.

Namen van lokale partijen als ‘Gemeentebelangen’, ‘Algemeen Belang’ en ‘Burgerbelang’ suggereren dat een ‘onafhankelijke’, niet door Den Haag aangestuurde aanpak van plaatselijke problemen bij hen vooropstaat. Ideologisch zijn deze partijen daardoor vaak moeilijk te plaatsen, omdat ze veelal probleemloos schakelen tussen ‘rechtse’ en ‘linkse’ standpunten. Aan het eind van de vorige eeuw gaf de ‘Leefbaar’-beweging een nieuwe, ‘populistische’ impuls aan de lokale politiek. De Leefbaar-partijen, met als wegbereiders Leefbaar Hilversum en Leefbaar Utrecht, zetten zich meer dan andere lokale partijen af tegen de ‘gevestigde’ politieke orde en verbonden zo de onvrede over de gemeentelijke politiek met de groeiende onvrede over de politiek op landelijk niveau. Deze ontwikkeling heeft geleid tot wat politicologen ‘de paradox van de lokale lijsten’ hebben genoemd: ogenschijnlijk getuigen zij van een grotere betrokkenheid bij het plaatselijke bestuur, maar de steun voor deze partijen berust misschien nog wel meer op een afkeer van de landelijke politiek.

Willem de Bruin is journalist.

Meer weten:

Lokale politiek in Nederland: de logica en dynamiek van plaatselijke politiek (2010) door Marcel Boogers.

Lokaal en landelijk in Limburg (1994) door Wim Kuiper.

www.kiesraad.nl Op deze site staan alle verkiezingsuitslagen per gemeente sinds 1946.

Dit artikel is gepubliceerd in Historisch Nieuwsblad 3 - 2018